Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Haaltm mij niet aan.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Haaltm mij niet aan.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide tot haar: aak mij niet aan, want ik ben nog niet opgevaren tot mijnen Vader. Joh. 20:17a.

Onder den draög van eerbiedenis, liefde en heilige blijdschap waren Maria van Magdala en de andere Maria Jezus niet alleen te voet gevallen, maar ook sloegen ze heur arm om zijn voeten en aanbaden hem.

Maria Magdalena met nog warmer gloed van heiligen hartstocht dan de andere Maria.

De andere Maria trok blijkbaar aanstonds heur arm terug. Maar zij bleef ook na de eerste eerbiedenis de voeten van heur Heiland omklemmen.

Het was of ze dit verrassende nieuwe leven niet kon loslaten. .

En toen werd ze bestraft, en zei Jezus tot haar: jMaria, doe dat niet. Voor de eerbiedenis der liefde en de liefde der eerbiedenis is geen aanraking noodig. Raak mij met aan, poog mij niet vast te houden, want ik ben nog niet opgevaren tot mijnen Vader."

Een ietwas raadselachtig woord, dat stelüg niet door onze Overzetters gevat is, toen ze er bij aanteekenden dat Jezus m. a. w. zeggen wilde: , Overdrijf het nu niet. Er zullen nog weken verloopen eer ik van u wegga. Gij zult nog gelegenheid te over hebben, om van mijn tegenwoordigheid te genieten".

Zoo toch schreven zij letterlijk: > Dat is, ik zal zoo spoedig nog niet opvaren, en van u

vertrekken; gij zult nog tijd genoeg hebben, om mij te zien en te spreken, en om mij ecre te bewijzen."

Reeds het feit, dat Maria den verrezen Heiland hoogstens nog éénmaal gezien heeft, weerspreekt deze opvatting.

Jezus is niet bijna zes weken, na zijn verrijzenis, met zijn discipelen en discipelinnen op en neer gegaan. Slechts nu en dan heeft hij zich een enkel vluchtig oogenblik aan hen > vertoond" en ïgeopenbaard", of, zooals Paulushet uitdrukkelijk aan de kerk van Corinthe schrijft: •iHij is van hengezien" Hij ïs gezien van Cephas, gezien van de twaalven, gezien eens van 500 broederen op eenmaal, gezien van Jacobus, nogmaals gezien van al de apostelen bij de hemelvaart, en gezien van Paulus zelven op den weg naar Damascus.

Er was geea verkeer, er waren enkel korte, vluchtige verschijningen. En wel verschijningen die Paulus met het verschijnen van Jezus op den weg naar Damascus, geheel op één lijn stelt.

De ïveertig dagen" duiden dan ook alleen aan, dat de eerste en de laatste verschijning na zijn hemelvaart veertig dagen uiteen lagen.

En zoozeer wil het Evangelisch verhaal zelfs den indruk geven, dat het tijdsverloop hier niets was, dat met name Mattheus en Marcus schier den indruk vestigen, als hadden opstanding en hemelvaart aan den morgen en avond van denzelfden dag plaats gegrepen.

Het is één beeld, één teekening, waarop het met de opstanding begint en met het opvaren ten hemel eindigt.

sRaak mij niet aan", kan evenmin beduiden: aanraking van mijn verrezen lichaam met menschenhand is ongeoorloofd. Let er slechts op, hoe Jezus zelf, toen hij Thomas onder de elven vond, diens hand nam, en die in zijne zij de legde, en zelf de aanraking uitlokte van de wonde in zijn hand.

De zin kan dus geen andere wezen dan deze: Houd mij niet vast. Zoek in die omvatting van mijn voeten geen poging om mij niet weer te verliezen. Er komt weer gemeenschap, straks zelfs onafgebroken gemeenschap tusschen u en uw Heiland. Maar die onafgebroken gemeenschap komt niet nu reeds, maar eerst na mijn hemelvaart, en dan op heel andere wijs.

Zoo verstaat ge dan ook, wat Jezus er op volgen laat, en wat anders zoo raadselachtig onverstaanbaar klinkt: sRaak mij niet aan, want ik ben nog niet opgevaren tot mijn Vader."

Zoo op den klank af zoudt ge zeggen, dat de wetenschap dat hij zou opvaren en haar verlaten, Maria juist omgekeerd bewogen moest hebben, om hem te vaster de voeten te omklemmen, , en niet los te laten.

Maar de zin is heel anders.

De zin moet aldus verstaan: Maria, gij zoekt de gemeenschap met uw Heiland. Gij zijt doodelijk verschrikt geweest, dat gij mij door mijn sterven verloren hadt. En nu ge mij weer terug hebt, bekruipt angst uw ziel, dat ge mij weer mocht verliezen, en daarom klemt ge u zoo krampachtig aan mij vast. Maar doe dat niet. De gemeenschap met uw Heiland die ge zoekt, komt, komt zelfs sterker dan eertijds. Nu zoo, dat ze nimmermeer zal verbroken worden. Alleen maar dit kan nu nog niet. Dat toeft nog tot ik aan de rechterhand des Vaders zal verhoogd zijn. En daarom dwing nu niet af, wat op difoogenblik nog niet kan bestaan. Er is nu nog geen onafgebroken gemeenschap tussschen u en mij denkbaar, avani ik ben nog niet opgevaren tot mijnen Vader" ').

En zoo verstaan nu, lost al het raadselachtige in dit woord zich niet alleen op, inaar wordt het tegelijk een woord rijk van beduidenis.

Nu toch blijkt er uit, dat het voor Jezus zelf veel heerlijker zou geweest zijn, zóó uit zijn geopend graf den hemel binnen te gaan.

Niet naar de ziel alleen, want naar het wezen zijner ziel was hij na zijn sterven op Golgotha reeds in het Paradijs geweest, en bij zijn opstanding uit dat Paradijs weer in zijn afgescheiden lichaam teruggekeerd.

Neen, heerlijk zou het voor Jezus geweest zijn, zóó na zijn verrijzenis, in zijn volle menschelijke natuur, naar ziel en lichaam beide, de glorie zijns Vaders in te gaan, doordien plotseling zijn eens verderfelijk en aardsch lichaam in een on verderfelijk en hemelsch lichaam «veranderd" ware geworden. En dat dit denkbaar en mogelijk ware geweest, toont I Cor. 15 : 51 en I Thess. 4 : 16, waarin ons geopenbaard is, dat dit bij de geloovigen, die Jezus' wederkomst op de wolken zullen beleven, feitelijk alzoo geschieden zal. Dier lichaam zal ^veranderd worden in één punt des tijds, in één oogenblik." Dat zal Jezus zelf aan hen bewerken (Phil. 3 : 21), »door de energie waardoor hij ook alle dingen aan zichzelven onderwerpen kan."

Dus had hij die plotselinge, volkomen verheerlijking ook aan zijn eigen lichaam kunnen volbrengen, om, zonder tusschenbedrijf, in éénzelfde actie op te staan en onverwijld daarop ten hemel te varen.

En dat hij dit niet deed, maar een tusschenperiode van bijna zes weken tusschen opstanding en hemelvaart inschoof, en in die veertig dagen, af en toe, zich aan de zijnen lichamelijk openbaarde, was, om hunnentwil en om uwentwil, een uiting, een daad van Middelaarsliefde, opdat Jezus' verrijzenis niet eerst na ons sterven, maar nu reeds bij onze pelgrimsreis op aarde voor ons bron van troost en van verkwikking zou zijn.

Maar dan moest ook afgekeerd en afgewend elk misverstand, en elk misbruik van die verrijzenis van Jezus.

Maria van Magdala verstond, en het was begrijpelijk, die verrijzenis van Jezus als stond ze met de opwekking van Lazarus op één lijn. Als ware de Jezus van vroeger haar hergeven. Als ving Jezus een tweede leven op aarde aan. En als ware er niets anders geschied, dan dat evenals bij Lazarus en Jairus' dochterke, het voorafgaand sterven voor een tijdlang van zijn effect ware beroofd.

Het oude, vroegere saamzijn met Jezus nog eens. Zij hem weer dienen van haar goederen. Weer zijn rede tot het volk aanhooren. Weer zijn v/ondere genezingen zien. Weer hem volgen op zijn omwandelingen, en straks weer met hem aanzitten aan den disch.^

En dat moest er uit.

Het moest verstaan worden, dat die vroegere gemeenschap voorgoed en voor altoos was afgebroken, en dat thans een geheel andere, veel inniger gemeenschap komende was, maar in de mystiek van het gemoed, in de werkingen des Geestes, in het mysterie van het Sacrament, en dat die nieuwe, die veel rijkere gemeenschap eerst kon ingaan, als Jezus verhoogd zou zijn aan de rechterhand des Vaders.

aan de rechterhand des Vaders. Raak mij niet aan; poog niet als met uw hand mij vast te houden; die soort gemeenschap is van nu af onbestaanbaar, en wel komt er een veel inniger gemeenschap, maar nog niet; want mijn hemelvaart toeft nog, ik ben nog niet opgevaren.

En dit nu moet Maria niet alleen zelve verstaan, maar moet ze ook, eer hij aan de jongeren verschijnt, zijn discipelen aanzeggen: Maar ga heen, en zeg aan mijn jongeren, dat mijn verrijzenis geen terugkeer in dit aardsche leven is, maar slechts de vluchtige, snel voorbijgaande inleiding op wat straks komt, als ik opvaar tot mijnen Vader en uwen Vader., tot mijnen God en tot uwen God.

Niet in uw hand om mijn voet geklemd, maar daarin dat mijn Vader uw Vader zal geworden zijn, ligt de liefdeband onzer altoosdurende gemeenschap.

Edoch, en sluit daar nu niet weer het oog voor, die gemeenschap voor ons, niet alleen in den Geest, maar in den Geest alleen door het verrezen lichaam van uw Heiland; iets wat de Heidelberger uitdrukt door te zeggen: »dat wij ons vleesch in den hemel tot een zeker pand hebben."

Op zichzelf had het ook zóó kunnen toegaan, dat het doode lichaam van Jezus, evenals eens uw lijk, aan ontbinding en verderving ware prijsgegeven, en dat gelijk desniettemin uw wezen eens weer naar ziel en lichaam in heerlijkheid zal schitteren, zoo ook Jezus, buiten door iemand gemerkte verrijzenis om, naar de ziel in het Paradijs ware ingegaan, en eerst bij zijn wederkomst zijn verheerlijkt lichaam had aangenomen.

Dan ware er geen graf geopend, dan zou Jezus zich niet weer vertoond hebben, dan zou er geen hemelvaart zijn geweest, maar dan ware toch Jezus in den hemel geweest, en had van uit den hemel in liefde aan de zijnen kunnen denken.

Alles ware dan binnen het geestelijk perk gebleven.,

En velen, helaas, ook onder de geloovigen, kennen geen andere gemeenschap met hun Heiland dan alsof het zoo, en niet anders, ware toegegaan.

En dit nu moet geheel afgesneden.

Dat is geen Christelijke belijdenis. Zoo is het niet toegegaan. Eerst nadat Jezus verrezen en in het lichaam gezien was, en op het oogenblik dat hij in het lichaam ten hemel voer, sprak hij het woord: Ik hen met ulieden. _ En daarom is uw Christelijke belijdenis ontzield, zoo het er niet in blijft, en er als belijdenis voor u in leeft: tTen derden dage opgestaan uitdedoóden; opgevaren ten hemel en eerst alzoo zittende ter rechterhand Gods.'"

Niet in een stuk van onze menschelijke natuur, in de ziel, maar in heel onze menschelijke natuur, in ziel en lichaam beide, moest het leven herwonnen worden. Zoo eerst ontstond een waarachtige aansluiting. En eerst alzoo kon uw Heiland van uit den hemel heel uw menschelijk leven en uw menschelijk bestaan beheerschen en doordringen.

Eerst wie dit vat en verstaat kan niet buiten het heüig Avondmaal.

Dat heilig Avondmaal toch is volstrekt niet alleen > met een geloovig hart het lijden en sterven van Christus aannemen", maar het is ook, en veel meer nog, talzoo met zijn heilig lichaam vereenigd worden, dat wij, al is het dat Christus in den hemel, en wij op de aarde zijn, nochtans vleesch van zijn vleech en been van zijn beenen zijn."

Daarom bidt de kerk eer het Avondmaal aangaat: »dat onze bezwaarde en verslagen harten met zijn waarachtig lichaam en bloed gespijzigd en gelaafd mogen worden, " en belijdt ze in Art. 35 van haar Confessie", dat wij waarachtiglijk door het geloof thetware lichaam en bloed van Christus in onze zielen ontvangen."

Voor ons onbegrijpelijk en ondoorgrondelijk, hoe onze ziel met het lichaam van Christus kan gevoed worden.

En toch, dat juist is het mystieke van het Avondmaal, en wie er dat uitsluit, voor dienis het geen sacrament.

Maria, raak mij niet aan met de hand. Er komt gemeenschap voor u, niet enkel met de ziel van uw Jezus, maar ook met het lichaam van uw Heiland.

Doch niet nu.

Eerst dan als ik zal zijn opgevaren ten hemel. En dan niet met de hand, maar door het geloof, en door het geloof alleenlijk, want dat geloof zal u als de hand en de mond uwer ziele zijn!

'J De kenner lette er op, dat het in het Grieksch' letterlijk zoo staat, - alsof Jezus zeide: Ik heb mijn hemelvaart nog niét achter deii 'rug.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's

„Haaltm mij niet aan.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's