Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkiezing in het kerkelijke.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII,

Onze conclusie vloeit voort uit onze praemissen, en kan niet anders dan ia dezer voege luidea: De Gereformeerde kerkea hebben de regeling van de verkiezingen voor opzieners ea armverzorgers ia dier voege te wijzigen, dat de gemeente zelve, in wier boezem door Christus de kerkelijke macht is nedergelegd, haar opzieners en armverzorgers aanwijze, opdat deze daarna door den kerkeraad, in den naam van Christus, in het ambt gezet en door stipulati'en ambtelijk met de gemeente verbonden worden. Voor zoolang dit nog toeft, moeten de kerkea beschouwd wordea als volkomea gerechtigd, om nu reeds aan de gemeente ten deze een meerder recht dan in de D. K. omschreven is, toe te kennen.

De bepaling in de D. K. toch wijst een grens van machtsbevoegdheid aan. Vrage dus, dient deze grens cm de machtsbevoegdheid der gemeente, of wel om de machtsbevoegdheid van dea kerkeraad te bepalea ?

Vaa het antwoord op die vraag toch hangt af, of ge uitgaat van het Gereformeerde, dan wel van het hiërarcliisch kerkrechtelijk beginsel, en we verzoeken onzen lezers ten dringendste deswege over deze gewichtige vraag niet heen te lezen.

Wie heeft de D. K. vastgesteld? Antwoord: De Synode-Nationaal. Wat is de Synode-Nationaal ?

Wat is de Synode-Nationaal ? Antwoord: Een Synode-Nationaal is een vergadering der tot onze natie behoorende Gereformeerde kerkea. Die kerkea zelve wordea geacht, door wettige vertegeawoordiging, in de Synode aanwezig te zijn, ea die Synode uit te maken.

Het is dus niet zoo, dat op deze Synode zekere hiërarchie gezegd heeft: Wij hebben de volle macht, maar van die macht zullea we eea deelke, eea stukske aaa de gemeente afstaaa.

Neen, geheel omgekeerd zijn het de kerken zelve, die op de Synode-Natioaaal ia haar Kerkenordeaing zich hebbea latea bewegen, om een deel vzn haar machtsbevoegdheid uit te laten oefenen door dea kerkeraad.

De desbetreffeade artikelen vaa de D. K. zeggea ook niet: In geen geval mag de gemeeate meer recht hebben. Maar geheel omgekeerd: Ia geea geval mag de kerkeraad zich eea meeder deel vaa de uitoefeaing vaa dit recht toeëigeaea.

Er wordt alzoo eea greas niet aaa de macht der gemeeate, maar een grens aaa de macht vaa dea kerkeraad gesteld.

Wel staat dus vast, dat de kerkeraad niet meer voor zich mag nemen, daa de D. K hem opdraagt, maar volstrekt aiet, dat de kerkeraad zich aiet met minder tevredea mag stellen, om meer aaa de gemeeate over te laten.

Ja, al wil de kerkeraad zeggen: Ia de D. K. is mij wel het recht toegekead, om in uw naam, geaieente, de verkiezing voor u waar te nemen; maar ik zie hier van af, en zie liever, dat gij zelve dit recht weer uitoefent, dan wordt hiermede de D. K. volstrekt niet geschonden, maar nageleefd. Als de D. K. door een derde macht aan gemeente en kerkeraad ware opgelegd geworden, dan zeer zeker zou de kerkeraad niet zoo mogen doen, zonder goedkeuring van die derde macht.; !

Doch nu dit niet zoo is, maar het de kerken zelve zijn, die deze D. K. vaststelden, nu kan natuurpjk de kerkeraad nooit aaders daa tegeaover de kerkea geboadea zijn, en is hij volmaakt vrij, aaa de kerken meer te laten, dan hij verplicht is.

Eea kerkeraad haadelt dus ia het minst niet onbetamelijk, indiea hij nu reeds geheel het werk der verkiezing aan de gemeente overlaat.

Hij kan de gemeente saamroepen, en de gemeente zelve in wettige vergadering, onder zijn leiding, de verkiezing laten uitrichten, gelijk het in tal vaa kerkea metterdaad geschiedt.

Of ook, hij kan, zich formeel aaa de D. K. houdende, doen, gelijk we de vorige maal mededeelden, dat te Amsterdam plaats grijpt, door feitelijk de bevoegdheid aaa de gemeeate terug te geven, maar formeel het artikel der D. K. na te leven.

Wat een kerkeraad alleea ia geen geval mag doen, dat is, om het artikel der D. K, te rekken, ea het daardoor meer te doen zeggea, daa het bedoelt.

Zoo is het b. v. rechtscheaais, waaaeer een kerkeraad, als er drie ouderlingea te verkiezea zija, niet één zestal, maar drie dubbeltallen aaa de gemeente voorstelt. Dit toch beperkt het recht der kerk, ea tot beperking van het recht der kerk mist de kerkeraad elke bevoegdheid, overmits niet hij beschikt over de kerken, maar de kerkea in Synode-Generaal bepalen wat het recht vaa dea kerkeraad zal zija.

Er is aog iets wat een kerkeraad niet doea mag.

Hij mag niet Art. 22 en 24 streng, en artikel 27 slap nitvoeren.

Art. 27 namelijk bepaalt:

De Ouderlingen en Diakenen zullen twee jaar dienen, en alle jaar zal het halve deel veranderd, en anderen in de plaats gesteld worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige Kerken anders vereischte.

Natuurlijk staat dit artikel met Art. 23 en 24 in verband.

Verkenen Art. 22 en 29 aaa dea kerkeraad de bevoegdheid, om de keuze der gemeente te binden, hier staat tegenover, dat Art. 27 waakt tegea de neiging die bij een kleinen kring mocht bestaan, om zichzelf ia het ambt en het ambt in hun kring te houden.

Een dienst van slechts twee jaar, en deaftredenden niet herkiesbaar. Wel het volgend jaar weer, maar niet terstond. Er staat toch uitdrukkelijk: en ANDEREN in de plaats ge* steid worden.

Treden dus uit eeu kerkeraad met zes Ouderlingen drie elk jaar af, dan heeft de kerkeraad niet het recht deze drie aftredenden weer onder het zestal in de voordracht op te nemen, maar moet hij zes andere namen voordragen.

Juist deze bedoeling van Art. 27 isintusschen steeds miskend.

Men heeft den dienst van twee op drie jaar en vier jaar gebracht. Men heeft als regel aangenomen dat de aftredenden op de voordracht mochten staan. En men heeft zelfs ook het denkbeeld ingang pogen te geven, dat het beter was, de Ouderlingen althans voor hun leven aan te stellen.

Dit nu was onrecht.

Kiest de gemeente geheel vrij, dan natuurlijk is de volle gemeente volkomen gerechtigd dezelfde personen telkens weer voor het ambt aan te wijzen.

De gemeente is, zoo men wil, onder gehoudenheid aan Gods Woord en de Belijdenis, geheel vrij.

Maar maakt de kerkeraad gebruik van de hem bij Art. 23 en 24 verleende bevoegdheid, om te doen wat der gemeente was, dan natuurlijk is de kerkeraad omgekeerd ook stiptelijk gebonden aan é& maatregelen tegen misbruik van zijn bevoegdheid, door de D. K. hiertegenover^ geplaatst, en die maatregelen liggen juist in Art. 22 en 24 uitgedrukt: Geen langer dienst dan van twee jaar, en niet herkies-' baarheid van aftredenden.

Want wel is waar, staat er in Art. 27 bij: »ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige kerken anders vereischt; " maar vooreerst is het duidelijk, dat hiermede een exceptie op den regel bedoeld wordt, terwijl het weerinldezen van de aftredenden in tal van kerken vaste regel is geworden.

In de tweede plaats dient dan aangewezen, wat de bijzondere aangelegenheid, of ook het bijzondere profijt is, dat hiertoe beweegt.

Die aangelegenheid kan zijn: i"*. dat er geen meerder geschikt personeel is, 2". dat een ernstig vraagstuk over meerdere jaren loopt en daarom geen wisseling van personeel gedoogt en 3". dat een bijzondere spanning in de gemeeiitecontinueering raadzaam maakte.

En dat profijt kan alleen zijn, dat enkele broeders zoo ia bijzonderen zin gaven voor het ambt en voor de te verrichten bezigheden ontvingen, dat men ze niet zou kunnen vervangen, zonder de gemeente schade Ie laten lijden.

Doch dit moet dan ook aangewezen worden, en op grond van het laatste kan dan wel die enkele aftredende ouderling weer worden voorgedragen, maar wat voor hem geldt, geldt dan nog volstrekt niet voor zijn medeaftredenden.

Rij moge dan herkiesbaar worden gesteld, de anderen mogen dit niet.

Tenzij, en daarmede komt alles in orde, tenzij de kerkeraad, ook al houdt hij formeel Art. 22 en 24 der D. K. aan, feitelijk aan de gemeente een geheel vrije keuze geeft, door het dubbele getal uit het gros der gemeente op te maken.

Geschiedt dit, dan vervalt de klem van Art. 27. Als de deur van den stoomketel open staat, houdt de veiligheidsklep op dienst te doen.

Houdt men daarentegen de deur dicht, zoodat de gemeente niet anders doen kan dan uit een »dubbel getal" kiezen, dan komt het aan geen kerkeraad of classis toe, den veiligheidsmaatregel van Art. 27, anders dan voor de met name daarin aangewezen gevallen, buiten werking te stellen. In afwachting van de herziening der D. K. moet dus van tweeën één geschieden.

Of de kerkeraad houde zich stipt aan Art. 22 en 24, maar moet dan ook streng en onverbiddelijk Art. 27 naleven.

Of wel Art. 27 worde feitelijk opzij gezet, maar dan moet ook Art. 22 en 24 zoo worden uitgevoerd, dat de keuze der gemeente werkelijk vrij zij.

En een kerkeraad, die omgekeerd, bij Art. 23 en 24 zei: De D. K. bindt mij, ik mag en kan niet anders, — en die tegelijkertijd Art. 27 in zijn tegendeel omzette, zou noch eerlijk te werk gaan, noch het Gereformeerde beginsel van kerkrecht eeren, noch van heerschzucht zijn vrij te pleiten.

De Amsterdamsche regeling schijnt ons daarom voorshands alleszins aanbevelingswaardig te zijn.

Dan geeft men aan de gemeente weer volle, vrije keus, en op grond hiervan behoudt men de mogelijkheid, om de gedurige wisseling van het kerkeraadspersoneel, die op zich zelf zeer ongewenscht is, te voorkomen.

Toch is ook dit nog slechts lapwerk.

Uit de moeilijkheid komen we eerst, als Art. 22, 24 en 27 der D. K. en in verband hiermede ook Art. 4 en 5 principieel herzien worden, in den boven door onsaangeduiden zin.

Wat in 1619, ter wille van de Overheidshanden en de nationale besogne nog noodig scheen, is het thans niet meer.

De Gereformeerde kerken zijn thans vrij, en kunnen zich thans zuiver, in overeenstemming met haar kerkrechtelijk beginsel, inrichten.

En dit nu zal niet geschied zijn, zoolang de Kerkenordenmg niet uitdrukkelijk bepaalt, dat de verkiezing van Dienaren, Opzieners en Armverzorgers verblijft aan de Gemeente zelve, onder leiding van den kerkeraad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's