Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren ban Schotland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren ban Schotland.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXXXVIII.

ADAM WALLACE.

Den i7en Juli 1550 was er in Edinburg, niet ver van het klooster der Dominicaner-monniken, een stellaadje met verscheidene zitplaatsen opgeslagen. Die plaatsen werden spoedig bezet door den stadhouder en nevens hem door Gawin Hamilton, deken van Glasgow, die den bisschop dier plaats vertegenwoordigde. Voorts zaten er de aartsbisschop van St. André, primaat van het koninkrijk, de offtciaal van Zothian, de bisschop van Dublane, die van Moray, de abt van Dumformelin, de abt van Glenluce, alsmede andere geestelijken van minderen rang. Dan nog de graaf van Argile, Jean Campbell, de gedeputeerde van de rechtbank, de graaf van Huntley en nog vele andere wereldlijke heeren.

Een afzonderlijke stoel stond gereed voor John Lauder, den aanklager, gehuld in een rooden mantel en met een roode muts op het hoofd. Toen alles gereed was, werd Adam Wallace, een eenvoudig man, voorgebracht. Een der dienaren van den aartsbisschop van Si: . André, met name John d'Arnock, bracht hem, en plaatste hem vlak tegenover John Lauder, die hem bij zijn opkomen dadelijk naar zijnen naam vroeg. Daarna sprak bij hem aan met de woorden: »Het doet mij van harte leed, dat gij eene zoo eerwaarde en heilige vergadering als deze door uwe snoode woorden in moeite en zorg hebt gebracht." Hierop antwoordde Wallace: sik heb gesproken, zooals God het mij in zijne genade geleerd heeft, en ik weet niet, waarmee ik iemand kan gekwetst hebben.' sGave God", was het wederwoord van den beschuldiger, »dat gij nooit gesproken hadt; want gij wordt beschuldigd van ketterijen, zoo vreeselijk als iemand ze zich maar voorstellen kan, en zij zijn genoeg bewezen, dat gij ze niet zult kunnen ontkennen. Het hindert mij dat ik ze moet uitbrengen, want ik vrees zwakke gemoederen te kwetsen. Toch is het mij opgedragen. Hoor dan nu de punten en artikelen, die ik opnoemen zal: »Gij, Adam Wallace, wordt beschuldigd, dat gij hebt geleerd en gepredikt zoowel in het openbaar als in het verborgen, de volgende lasteringen en ketterijen: ie. hebt gij gezegd, dat het brood en de wijn van het Avondmaal, na de consecratie, niet veranderen in het lichaam en bloed van Jezus Christus." Hierop antwoordde Adam, zich naar den stadhouder en de andere heeren wendende : sik herinner mij nooit iets geleerd te hebben, dat mij niet eerst door de' Heilige Schrift, door dezen Bijbel (hij toonde dien) geleerd is. Laat dit woord in dezen richten, en heb ik het vervalscht, dan ben ik bereid elke straf, die gij mij zult opleggen, te dragen. Toen Lauder hem vroeg, wat hij dan gezegd had, deelde hij in 't kort de heilige instelling mede. De aartsbisschop van St. André viel hem toen in de rede met het zeggen van: «Dat weten wij wel". De graaf van Huntly zeide: »Gij antwoordt niet op de vragen die u gedaan worden, zeg nu, of gij de woorden geuit hebt, welke u ten laste gelegd worden". Wallace had hierop kunnen antwoorden, maar het was hem te doen, om zijne aanklagers te brengen op het breede terrein van Gods Woord. Maar dezen wisten wel, dat zij tegenover de Heilige Schrift het pleit zouden verliezen. Daarotn herhaalden zij nog eens de beschuldiging en vroegen hem hierop te antwoorden. Toen deed hij dit met een beroep op de Heilige Schrift. De Heere heeft tot Maria in de woning van Simon den melaatsche gezegd: sDe armen hebt gij altijd met u, maar mij niet altijd". Ook was zijn woord: ïHet is u goed dat ik wegga, want anders zal de Heilige Geest niet tot u komen". Dat geldt zijne menschelijke natuur, zijn lichaam en bloed, derhalve kunnen zij niet in zijn Avondma.il aanwezig zijn. Al deze woorden klonken den geestelijken vooral als zoovele ketterijen in de ooren. Zij wilden er niet meer van hooren. Daarom drong de aartsbisschop er op aan, dat hij tot de tweede beschuldiging zou overgaan. »Gij hebt gezegd", sprak toen weer John Lauder, dat de mis afgoderij is en een gruwel voor het aangezicht Gods." Wallace antwoordde, dat hij den Bijbel in 3 talen 3 malen gelezen, maar nooit het woord mis gevonden had. Zij was eene menschelijke instelling, die afgoderij kweekte. Nog andere beschuldigingen volgden, waarop Wallace het antwoord niet schuldig bleef, verklarende alleen din van zijne gevoelens afstand te v/illen doen, wanneer zij als strijdig met Gods Woord werden aangeduid. Toen werd het vonnis over den martelaar uitgesproken en hij ketter verklaard. De geestelijken leverden hem over aan John Campbell, den afgevaardigde van de rechtbank, die hem tot den brandstapel verwees. Daarna ging Wallace naar den kerker, waar hij bezocht werd door monniken, die met hem wilden redetwisten. Doch hij vroeg hen, hem met rust te laten. Den nacht voor zijn sterven bracht hij zingende en Godlovende door, want hij had de psalmen Davids nog behouden, toen men hem den Bijbel ontnam. De provoost van Edinburg, Hugues Curry, dat zingen hoorende, ging naar hem toe, ontnam hem het psalmboek en schold hem uit. Des anderen daags werd onze martelaar naar den brandstapel gebracht. Hij was zeer opgewekt en vroeg, of het vuur reeds gereed was. jlk ben ook gereed", antwoordde hij op de bevestiging zijner vraag. Bij het verlaten van den kerker verbood de provoost hem te spreken. Met eeh gebed op de lippen en in het hart ging Wallace verder. Toen hij de strafplaats had bereikt, sprak hij toch nog een enkel woord tot het volk, maar de provoost kwam dadelijk op hem toe en gelastte hem te zwijgen. Toen richtte de martelaar zijne blikken ten hemel, zeggende : sHeere, zij willen mij niet toelaten te spreken". Daarop werd het touw hem om den hals geslagen en het vuur aangestoken. Kort daarna was Wallace niet meer op aarde. I-ïij was bij zijnen Heere, om wiens naam hij smaadheid geleden had.

DE GAAY FORTMAN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren ban Schotland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's