Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onder heidenen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder heidenen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christenen, die eenige jaren hun leven in groote heidensche steden hebben doorgebracht, spreken het telkens weer uit, wat overweldigend smartelijke indrukken het menschelijk leven in zulke heidensche steden op hen maakt.

Zelfs van de Japansche steden werd ons dit herhaaldelijk gemeld. Zulk leven is met het slechtste wat wij in onze Christenlanden zien, eenvoudig niet te vergelijken.

In gelijken zin nu schreef Rev. R. S. Forster in de Heidenwereld, het HoUandsch Gereformeerd Zendingsorgaan van Amerika, het volgende, waarvoor we de aandacht vragen.

De wereld der Heidenen. Bezocht gij ooit in uw leven heidenlanden en zoo niet, hebt gij u er dan wel eens eenige voorstellmg van gemaakt ? Doch welke gedachte gij ook gevormd moogt hebben, ik ben er zeker van dat uw beeld zelfs niet een flauwe terugkaatsing is van de werkelijkheid. Zonder met eigen oogen aanschouwd en met eigen ooren gehoord te hebben, zal het al uwe inspanning vorderen u een denkbeeld te maken en dat denkbeeld zal alleen nog maar de ruwe lijnen trekken van den algemeenen toestand.

Roep dan om uwe voorstelling te hulp te komen de grootste armoede, die ge ooit in een eenzame plaats aanschouwde, in uwe herinnering terug; die ijzige woonplaats van vuil en schreiende ontbering. Herinner u de dierlijke verlaging, zooals gij die misschien zaagt in de krotten der groote steden, waar 't schuim der zonde u met walging en afschuw vervulde en voeg die beelden saam in eene schilderij en vermenigvuldig hun getal als het zand der zee, zonder ergens een lichtstraal, hoe flauw ook, toe te laten de diepe armoede en de ontzettende zonde te breken; bedek met dit beeld onze halve globe en gij mist, nog de werkehjkheid. Gij moet u daarin denken de akelige zekerheid, dat het altoos zoo voortduren zal zonder uitzicht op verandering en gij moet er uitlichten elke hoop, ja elk streven zelfs naar verbetering.

Armoede is iets wal gij nimmer zaagt, iets wat gij niet kent. Wat gij armoede noemt is daarbij rijkdom en weelde. Denk u armoede, niet zoo nu en dan, niet hier of daar, niet als uitzondering of behoorende tot een zeker gedeelte, of tot het minder ontwikkelde volk, maar denk ze u algemeen over heel de lengte en breedte van den halven aardbol. Laat daarbinnen los de honger, de naaktheid, de dierlijkheid, en snijdt alle verwachting op beter af voor morgen en voor al de dagen die volgen.

Vul hiermee Afrika, vul hiermee Azië; pak het volk saam zoover uw horizon reiken mag met mannen, met vrouwen, met kinderen, in menigte, meer dan vijftien maal heel de bevolking, die gij in uwe groote steden, dorpen en landelijke districten vinden kunt. Vijftien zielen voor elk mensch, die leeft in al uwe Staten en territories en nog bereikt het beeld de werkelijkheid niet. Houd die wemelende menschenzee voor uwe oogen vast, en laat daarin elke beweging, elke opwelling, elke neiging, elke behoefte, elke hartstocht bestuurd worden door een zedeleer zonder God en zonder hoop; al die millioenen als dieren in deze wereld levende en geene betere hope hebbend voor de wereld die komt. En herinnert u daarbij: dat het wezens zijn van 't zelfde vleesch als wij; dat onder al deze millioenen geene harten gevonden worden, die niet dezelfde menschelijke begeerte hebben en door het christendom gezuiverd en veredeld kunnen worden; dat deze landen, geketend in die ellende, veelal de landen waarin wij leven in vruchtbaarheid overtreffen, zoo zij slechts onder christelijke civilizatie leefden.

Schilder eene donkere wolk waarin geen enkele star flonkert, hang een nacht over het tafereel voor uwe oogen, kleed de bergen tot de hoogste toppen toe in tastbare donkerheid, laat een dicht rouwfloers neer op elke kust en over elk landschap, kleur al de eeuwen die-gingen in zwarten nacht en Iaat heel de toekomst ondergaan in steeds diepere duisternis. Vul dan deze ontzagwekkende ruimte met hongerende treurige mannen, met zorg bèladene vrouwen en hopelooze kinderen — het is de heidenwereld —in visioen gezien door den profeet in de dagen vanouds. jHet volk dat zit in 't land van de schaduwe des doods", tot wien nog geen licht kwam, daar nog zittende gedurende den langen, langen nacht, wachtende en uitziende naar den morgen.

Duizend railUoen in het land van de doodsschaduw. In hetzelfde land leefden hunne vaders 2500 jaren geleden. Daar leefde en stierf hun voorgeslacht. Wachtend op den morgen. Daar zitten thans zij, hun nakroost, moedeloos wachtend. Langzaam kwijnt het leven voort in een armoe, zoo schamel, dat niet in de allernoodzakelijkste behoeften kan worden voorzien. Tallooze scharen die geen ander voedsel kennen dan plantenwortels en eenige grassoorten en zal de natuur zoo goedgunstig zijn om morgen niet ook nog dit voedsel te weigeren? Met voordacht wordt de grond niet bearbeid, want geen bezit, hoe klein ook, waar ze immer recht op zouden kunnen doen gelden.

Zij, die onder zekeren halfgeciviliseerden regeervorm leven, die eigendom regelt en industrie aanmoedigt, verdienen gemiddeld, nadat hunne zuigende tirannen met hen hebben afgerekend, drie centen daags, nauwelijks genoeg om er een dier van te voeden. Menigten hunner, niet half gevoed, niet half gekleed, wonen in hok en kot, nog ongeschikt voor vee, zonder dat zij eenigen voorraad, van welken aard ook, voor hunne dagelijksche behoeften bezitten.

Neergedrukt door de tirannie van dierlijke kracht is Het laatste spoor van menschelijkheid uitgevaagd, uitgenomen de opgerichte gang en het onuitroeibaar, sprakeloos en blind heimwee naar een onbestemd geluk.

Dit zijn de heidenen; mannen en vrouwen, onze broeders en zusters.

De grimmige doodsschaduwen van de teekening zouden ons doen huiveren, werden ze niet zoo in de verte gezien en was het verguldsel eener valsche voorstelling er niet over geworpen. Van ons standpunt van welbehagelijke onverschilligheid zijn ze geheel onwaarneembaar. Zij zijn te ver van ons verwijderd en met onze vermaken en onze veeleischende beschaving zijn we te druk om ons met hen te bemoeien of veel aan hen te denken. En denken we nog eens aan hen, dan is het niet in 't licht der koude werkelijkheid, maar bij het schijnsel van misleide verbeelding.

Dan zien wij de trotsche steden en de pracht der Mikado's en Rajah's en den luister der hoven en de overweldigende schoonheid van landschappen en dat alles in vergezicht zooals het door reizigers werd waargenomen, en wij zijn betooverd door het panorama wat we in droombeelden voorbij zagen gaan.

En blikken we godsdienstig en maatschappelijk het heidenland in, dan worden we opnieuw aangetrokken door de groote tempels en de lustige schetsen van reizigers over een of ander lachend en bekoorlijk huiselijk tafereel. En — we zijn tevreden. Waarlijk, zeggen we, de heidenen zijn niet in zulk een slechte conditie, zij hebben hunne godsdiensten, zij hebben hunne vermaken.

Dit dan is de opbeurende gedachte waarmee de wereld aanschouwd wordt. O, noodlottige begoocheling!

De wezenlijke teekening ligt in de schaduw. De ellendige in 't rond tastende en zoekende millioenen zonder God en zonder hoop, zonder huis, vernederd, zonder vrienden, geboren als erfgenamen van een eeuwigen nacht en gedoemd om te leven en te sterven in een ongetroost lijden, dezen werden niet gezien.

Misschien hadden ze zich teruggetrokken en hunne magerheid en naaktheid en honger en hopeloosheid bedekt, misschien kruipend in de bijwegen en zichzelven als ongelukkigen voor elkander verbergend ?

Neen! deze millioenen bij millioenen opgetast, vullen al deze lustig geschilderde landen en zijn saamgedrongen in de straten en lanen hunner prachtige steden, Kondet gij de veelheid dier menigten aanschouwen, dan zou ontzetting u aangrijpen.

Daar leefden en stierven hunne vaders zonder hoop. Daar verkwijnt hun ellendig leven. Daar ontvangen hunne kinderen 't leven om 't zelfde lot te ondergaan. Daar levende of stervende zorgt niemand voor hunne ziel.

Dat is de met-christelijke wereld, Groote steden, grootsche tempels, prachtige paleizen, enkele weelderige tirannen, zichzelven in goud wikkelend, maar altaar en troon doemt op uit een achtergrond van zwarten nacht, waar millioenen klagelijk omzwerven uit gebrek aan't noodigste.

Ik zag ze in hunne droeve woningen en bij hunne duivelsche slemppartijen van de Bosphorus (Turkije) tot de Ganges (Indië) toe, in hunne tempels zich vereend neerbuigen voor hunne grijnzende afgoden en steenen beelden en apengoden; bij hunne feesten zich badend in al de onreinheid van dierlijke zonde.

Ik zag menschen zonder tal door de straten en langs de hoofdwegen trekkend. Ik zag hun van honger vermagerd lichaam, hun neergebroken vorm, hun starren blik, en nooit meer kan het beeld uit de herinnering worden uitgewischt.

Ik denk allen zullen toestemmen dat er geen hoop is voor den mensch in de niet-christelijke wereld, die wereld kan niets geven, niet ééne straal, niet een kruim. Die wereld hangt met centenaars gewicht om den nek van het ras, dat al dieper en dieper in den nacht des doods wegzinkt. Haar adem zelfs besmet, haar aanraking is doodelijk, hare tegenwoordigheid doet ons huiveren als een reusachtig spook uit het rijk der duisternis opgeklommen, de eeuwen beheerschend en de tijden verduisterend.

Voor ons volk in de United States en inzonderheid voor de christenen, zou het genade zijn als men het droeve bestaan der volken eens zien kon.

Armoede en vernedering zouden een juiste beteekenis krijgen. De zegeningen van het Evangelie zouden meer naar waarde geschat worden. Gebrek aan kennis van des Heeren wet en gebrek aan gehoorzaamheid aan des Heeren wet slechts zijn de bronnen van armoede, onwetendheid en dierlijkheid.

Alleen het Evangelie met den zegen Gods kan de wereld enhare millioenen redden. Breidt het dan uit onder de volken!

Het stuk is lang, maar waard van den aanvang tot den einde, met aandacht gelezen te worden.

Ongeloovigen die deze landen bereisden, enkel om koopmanschap te drijven, hebben ons zoozeer gewend aan schoon gekleurde voorstellingen, die u bijna met de Heidenwereld verzoenen zouden.

Laat hier dan deze geloovige Christen u den waren toestand voor oogen stellen. Zóó is de Heidenwereld, bezien met het liefdeoog van een kind van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juni 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Onder heidenen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juni 1897

De Heraut | 4 Pagina's