Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TEHUIS.

XXI (Slot).

Zoo stapte hij dan haastig de straten door en naar het welbekende huis buiten de stad. Het uithangbord van de herberg wenkte hem als ' ware toe. Hij snelde naar binnen maar ... een vreemde man verscheen achter de toonbank.

»Woont Smith hier niet meer? " vroeg Walter haastig.

»Neen vriend; ik heb zijn zaak overgenomen. De man is evenwel dood; zijn vrouw en dochter wonen twee huizen verder. . . ."

De jonkman hoorde niet verder, maar snelde de deur uit, nageoogd door den herbergier, die mompelde: sZuike klanten kunnen wegblijven. Wat een rare snuiter!"

Intusschen haastte Walter zich voort in de aangewezen richting. Scherp rondziende bespeurde hij een kleine woning die in een tuintje lag, in 't welk hij een meisje bespeurde in rouv/kleeren. 't Was zijn zuster. Hij sprong over de heg, liep op haar toe en omhelsde haar, zoo hartelijk als vooral na zoo'n afwezigheid van vele maanden begrijpelijk was.

Juichend stormden nu beiden naar binnen, om moeder op te zoeken. De goede vrouw, die druk in 'thuishouden bezig was, wist niet wat haar gebeurde, toen daar plotseling een zeeman met haar dochter de kamer inliepen, en de eerste haar om de hals viel, terwijl de laatste de tranen in de oogen stonden. Doch toen Walter luid riep: iMoeder, lieve moeder!" toen uitte de vrouw een kreet van blijdschap en riep uit: »0, mijn jongen, zijt ge daar! God zij geprezen, dat ik u terug heb."

Zoodra Walter zijn wedervaren in 't kort bad verteld, waarbij moeder nu eens weende dan weder lachte, ging hij van de beide huisgenooten vergezeld, grootmoeder opzoeken. Zijn vader, zoo had Walter vernomen, was gestorven, juist nadat hij zijn zaak voordeelig had verkocht, daar hij, nu zijn zoon, gelijk hij meende, dood was, geen lust had langer in den winkel te staan. Helaas, de oude Smith was de oude gebleven; uit niets bleek, dat hij bereid was geweest, toen, zeer onverwacht de dood kwam, en hem wegnam.

Grootmoeder zat alleen, en was aan 't spinnen toen het drietal binnentrad. Haar oogen begonnen donker te worden, zoodat zij hen niet aanstonds goed onderscheidde. Doch toen moeder haar voorzichtig, opdat de oude vrouw niet zou schrikken, vertelde wie daar als uit den dood was weêrgekomen, sloeg grootmoeder de handen ineen en sprak: sik dank u, Heere, want gij hebt mijn gebed verhoord, en mijn hart verblijd, eer ik sterf."

Nu trad Walter vooruit, en omhelsde de oude vrouw hartelijk, die, diep geroerd, in 't eerst bijna a niets meer zeggen kon, dan: »God zij geloofd, h mijn jongen." Nu moest hij weer aan 't vertel­ l len, en toen hij zonder iets te verhelen, meedeelde, hoe hij uit de ellende tot God had leeren roepen, maar ook door Christus volkomen behoudenis en vrede had gevonden, toen zeide grootmoeder: »Alle kastijding als zij tegenwoordig is, is geen oorzaak van vreugde maar van droefheid, doch daarna werkt zij een vreedzame vrucht der gerechtigheid, - namelijk dengenen die er door geoefend worden." Dat had Walter ervaren en daaruit kon hij dan ook spreken, en wel met grootmoeder het best. Immers moeder en zuster, al dankten ook zij den Heere God, die hun zoon en broer bij 't leven had behouden, dachten ook niet veel verder, en begrepen van grootmoeders grootste blijdschap juist het minst. Want iemand die zelf zijn schat niet heeft in de hemelen, heeft daar ook zijn hart niet, en begrijpt dus niet, hoe een zich daarover het allermeest verblijdt, dat iemand het eeuwige leven heeft verkregen, 'twelk de Heere Christus schenkt.

't Stond in het huis van Walter, zoodra zich 't gerucht van zijn komst verspreid had, heel den dag niet stil; zijn tong deed dat evenmin. Kapitein Elder kwam den volgenden dag ook en verblijdde zich hartelijk, toen hij van de oude vrouw vernam, hoe zij voor den jongen had gebeden, terwijl zij op haar beurt den schipper dankte voor al 'tgeen hij voor haar kleinzoon had gedaan. Inmiddels waren de lotgevallen van Walter overal ruchtbaar geworden, evenals 'tgeen hij verteld had over kapitein Cook, en zoo kwamen dan zelfs van heinde en ver menschen om den nieuwe Robinson te zien en te spreken, Aan die aigemeene bekendheid, is 't dan ook te danken, dat ik u dit alles heb kunnen vertellen.

Velen die kwamen, hadden een geschenk voor den zwerveling meegebracht; zelfs gaf de dominee te zijner eere een groot feest, waar velen aanzaten. Dit kwam meteen zeer goed, want Walter kon daar aan allen tegelijk vertellen, wat hij onmogelijk ieder afzonderlijk had kunnen verhalen. Zijn verhaal maakte grooten indruk, en is misschien dezen of genen nog tot zegen geweest, In alle geval maakte het, dat het feest in een goeden geest afliep, en erwelvroolijkheid heerschte, maar een betamelijke.

De oude grootmoeder stierf kort daarna, op 80-jarigen leeftijd, in vollen vrede en verblijd in God haar Zaligmaker, Walter was bij haar sterven en het was hem daar goed, In huis, waar hij voorloopig bleef, was Walter's vroomheid niet bijzonder in eere, maar men liet hem althans ongehinderd begaan; hij kon uit Gods Woord lezen, en ter kerk gaan en hij deed het, al begreep men in de buurt niet, hoe de zoon van Smith, den herbergier, zoo »fijn" was geworden.

Had Walter gedacht aan land te blijven, dit liep anders. Want Cook kwam na eenige maanden terug, en onze vriend ging hem natuurlijk opzoeken. Toen nu de groote zeevaarder hem vroeg, of hij geen lust zou hebben met hem een reis te doen, gevoelde Walter geen moed — en ook geen lust — dat te weigeren. En, al klinkt het niet gelooflijk — kort daarna ging hij weer op zee, en hij bleef er op, vele jaren, reizende naar alle hemelstreken. Doch van onbewoonde eilanden had hij zijn bekomst. Menigmaal deed hij er nog een aan, doch zich diep in 't land te begeven, dat weigerde hij altijd beslist.

Was en bleef Walter alzoo het grootste deel zijns levens een reiziger, 't beste was dat hij ook reizende bleef naar het land, waar de dood niet meer zal zijn, noch moeite noch rouw, en waar de Heere Jezus allen brengen zal, die Zijn verschijning hebben lief gehad. Zoo kon hij bij alle aardsche reizen, blijmoedig lot en weg in Gods handen stellen en hij is niet beschaamd uitgekomen, gelijk geen enkele reiziger die, al komt hij nooit verder dan zijn dorp, of al reist hij ook de wereld rond, steeds het vaderland zoekt dat boven is, het betere, dat is het hemelsche.

HOOGENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1897

De Heraut | 4 Pagina's