Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De keer in zake Onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De keer in zake Onderwijs.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op onderwijsgebied doen zich den laatsten tijd tal van verschijnselen voor, die opnieuw bewijzen, hoe doelloos en vruchteloos alle ijveren in het gemeen, zonder ijveren uit een vast beginsel is.

Onze schoolstrijd, het valt niet te ontkennen, is voor zijn positief-practisch deel opgekomen uit den Reveil, en meed daarom het bijzonder confessioneele, zoekende wat algemeen verbroederend was onder de belijders van den Christus naar de Schriften.

Wat men stichtte was de t Christelijke school", wat men opleidde waren Christelijke onderwijzers", wat men geven liet was t Christelijk onderwijs", en de groote Vereeniging die destijds in het leven werd geroepen, noemde men dan ook tChriste-^1è-nationaal".

Op zichzelf een schoone, een verlokkende en verleidende gedachte. Of wat zou men anders bedoeld hebben, dan het echt Christelijke element onder de jeugd te doen herleven ? En wat zou men anders najagen dan de triomf der Christelijke beginselen ?

We voegen er aan toe: Wat kon warmer toelachen dan de vereeniging voor dat doel van allen in den lande, die in der waarheid den Christus beleden ?

Hier zat dan ook geen spel om invloed, noch de berekening der op macht beluste politiek achter.

Zoo en niet anders moest ons vrije onderwijs uit de toenmalige stemming der geesten opkomen. Want al zagen enkelen ook toen reeds verder en dieper, de breede schare der Christusbelijders stond metterdaad op dit allen vereenigend standpunt.

Toch deed men, toen men aan het werk toog, al spoedig de pijnlijke ervaring op, dat het lichter was van «Christelijk" in dien algemeenen zin te spreken, dan dit Christelijke karakter in zijn Statuten te omschrijven.

Mr. Groen van Prinsterer en de zijnen waren te positieve belijders, om met een vage, algemeene phrase genoegen te nemen, en namen daarom hun toevlucht tot de formule der Evangelische Alliantie.

In Engeland namelijk had men een uitweg daarin gezocht, dat men eenige hoofdwaar heden uit - de dagen der Reformatie in reeks opstelde, om hierin het fundament voor zijn stichting te zoeken.

Dien weg sloeg men toen ook hier in, en sChristelijk-nationaal" werd metterdaad op dit in zijn vorm Engelsche, en niet nationale fundament opgericht.

Dit bleek aanstonds, toen onder de hoofdwaarheden uit de dagen der Reformatie, de belijdenis der eeuwige Verkiezing werd weggelaten, en hierdoor juist op zij werd gedrongen, wat hier te lande immers de actie der Reformatie gekenmerkt had.

Ook formeel ging dit door.

Hier te lande toch had men de waarheid steeds ia organischen samenhang bele­ den, d. w. z. niet als een optelsom van enkele los naast elkander staande waarheden, maar als één geheel van waarheid, uit één wortel opkomend, dien men gevonden had in de Souvereiniteit Gods, en toch gaf Christelijk-nationaal juist de optelsom, en stempelde het artikel waarin die optelsom voorkomt als onveranderlijk.

Hierop nu maken we voorshands geen aanmerking. We constateeren het feit slechts. Maar het feit ligt er dan toch toe, dat onze schoolstrijd, in zijn opkomen, - .l dit enj geen ander karakter droeg.

Ook de naam s Christelijk" was, ia dezen zin genomen, niet van pretentie vrij te pleiten.

Waren alle Russen, alle Armeniërs, alle Croaten, alle Bulgaren, alle Grieken, alle de millioenen Roomschen in Zuid-Europa en Zuid-Amerika, ja, in ons [eigen land, dan heidenen ?

Ook dit bedoelde men niet, want op de wandkaart die men in zijn scholen ophing, werd heel Europa als »Christelijk" aangegeven.

Maar indien dit zoo was, hoe kon men dan voor zich zelven alleen op den naam van Christelijk aanspraak maken, en dien hiermede feitelijk ontzeggen aan afwijkende belijders ?

Reeds in 1878 werd dit dan ook zoo diep gevoeld, dat de groote adres-beweging, die destijds tegen de Wet-Kappeyne uitging, niet de «Christelijke school", maar de «Schoor w^a"^ den BijbeP' noemde.

Dit was stellig iets zuiverder.

Men weet dat er Christelijke religiën zijn, die het gebruik van den Bijbel voor alle belijders op den voorgrond plaatsen, maar ook andere, die het gebruik van den Bijbel voor de leeken onraadzaam keuren.

Welnu, zonder anderen geweld te willen aandoen, eischte men voor zichzelf en in eigen kring het vrije gebruik van den Bijbel op de school. Een formule waarmee men tevens feitelijk partij koos tegenover de Modernen en jonge Ethisehen, die immers den Bijbel als Bijbel vernietigen.

Voor die periode was dit dan ook de juiste formule, een formule die ons verder bracht dan «Christelijk", en die toch, en men lette er op, een confederatieve saamwerking met de Roomschen voor de Vrije School geenszins belemmerd heeft.

Sinds echter heeft het proces, dat eenmaal in gang was, al verder doorgewerkt.

Men is tot het inzicht in steeds wijder kring gekomen, dat algemeenheden uitnemend zijn, zoolang alleen het gemoed diZn. het woord is, maar dat het eigenaardig karakter van alle onderwijs juist hierin bestaat, dat het niet in het gemoed verzonken blijft, maar klaarheid en kracht zoekt in het bewustzijn.

In een vroegere periode had men dit zoo weinig gemerkt, dat het bijna regel was voor onze «Christelijke" onderwijzers, om de klaarheid voor hun bewustzijn te ontleenen aan allerlei psychologische en paedagogische studiën van onchristelijke, wijsgeerige denkers, en dat ze dan voorts dit kader aanvulden met gemoedelijke teugen uit de fontein der Christelijke ervaring.

Maar natuurlijk, dat kon geen stand houden.

Voor dit groote kwaad moesten allengs aller oogen opengaan. Men moest tot het inzicht komen dat zielkunde en opvoedkunde in haar verband moeten gekend worden uit de beginselen die men belijdt, en dat men dan eerst krachtig staat, indien geheel ons bewustzijnsleven ook in de school uit den wortel onzer belijdenis voor God opkomt.

Intusschen kwam men hier eenmaal op, dan sprak het vanzelf, dat men met logische consequentie gedrongen werd naar diezelfde principieele versclullen in de belijdenis, die eenmaal in de dagen onzer vaderen de geesten verdeeld hadden.

Die verschillen had men dusver voor ijdele geschillen aangezien, terwijl men nu begon te ontdekken, hoe juist die disputen uit den Reformatietijd geheel de beschouwing over den mensch, over zijn verhouding tot God en zijn verhouding tot de wereld beheerschen.

Dusver scheen het alsof wie vóór en tegen den Kinderdoop waren zeer wel saam op één school konden werken, omdat noch de een noch de ander van den Doop veel afwist, noch aan den Doop veel hechtte. Maar thans begon men in te zien, dat een gedoopt kind en een niet-gedoopt kind geheel andere voorwerpen van opvoeding zijn, en dat al naar gelang men het één of het ander standpunt innam, het paedagogisch uitgangspunt geheel verschillend werd.

Iets wat zóó waar js, ^dat men jthans, van achteren, ternauwernood verstaat, hoe een vorig geslacht zelfs de beteekenis van den Doop voor de «Christelijke school" zoo van verre niet gegist heeft.

De strijd over de Heilige Schrift heeft dit proces der ontbinding verhaast.

Kon men toch in 1878 voor de «School met den Bijbel" nog saam optreden, sinds is dit niet meer het geval, nu juist over den waarborg en de beteekenis van den Bijbel de mecningen zoo geheel uiteenloopen.

We behoeven slechts aan de brochure van Ds. Hulsman te herinneren, om dit duidelijk te maken.

Een onderwijzer in den geest van Ds, Zeydner zal de Schrift op een wijze behandelen, die een onderwijzer, voor wien de Schrift nog Gods Woord is, ergert en afstoot.

Waar toch de één de autoriteit der Heilige Schrift in aiouden zin stelselmatig poogt te vernietigen, is de ander er juist op uit, om die autoriteit te maintineeren, en te sterken.

We behoeven dan ook de Klokkenberg maar tegenover de Geref. Kweekschool te Amsterdam te stellen, om het duidelijk te maken, dat onderwijzers van die beide Kweekscholen onmogelijk saam in één school harmonisch werken kunnen.

En daarbij kwam dan van ter zijde nog de kerkelijke quaestie.

We zeggen van ter ^•£? Ü& , want de theorie die thans hier en daar doordringt, om. Ned. Herv. scholen te stichten, mist elk principieel karakter.

Dit zou niet zoo zijn, indien de Ned. Herv. ] kerk zekere belijdenis, welke dan ook, handhaafde. Dan toch zouden in deze belijdenis de paedagogische beginselen schuilen, en kon uit deze beginselen een stelsel van onderwijs worden opgebouwd.

Maar dit is niet het geval.

Ook al boekt toch deze kerk nog nominaal de Drie Formulieren van eenigheid, als kerk handhaaft ze niets, maar duldt ze alle belijdenissen.

Feitelijk bedoelt men dan ook met deze scholen, niet scholen gefundeerd op het beginsel dezer kerk, maar scholen in overeenstemming met de orthodoxe richting in die kerk. En dit kon zeer zeker verder brengen, indien deze orthodoxe richting met klare bewustheid uit één zelfde beginsel leefde. Maar dit doet ze niet. Men vindt in 'deze »orthodoxie" allerlei geesten. En feitelijk heeft de beweging om Ned. Herv. scholen te stichten, dan ook geen ander eenheidsbegrip, dan de poging om den invloed der Gereformeerden te weerstaan, en »Christelijke scholen", als vanouds, maar nu personeel aan zekere kerk verbonden, in het leven te roepen.

Hiervoor echter ontbreekt alle principieele steunkracht. Het is een plant zonder wortel. Een streven dat zijn kracht alleen ontleent aan kerkelijke voorliefde in geheel uitwendigen zin. En al juichen we het toe, dat zij, die in deze paden gaan, ten minste nog een poging aanwenden, om tegen de openbare school te reageeren, toekomst heefc deze actie niet. Wat geen wortel heeft, kan niet duurzaam groeien.

En toch, ook al kan aan deze beweging slechts zijdelingsclie invloed worden toegekend, erkend moet tevens, dat de gang der historie er in het algemeen op uit is, om de kerkelijke onderscheidingen meer dan vroeger op den voorgrond te dringen.

Even beslist als de Reveil tegen alle kerkelijke onderscheiding in verzet kwam, en in den grond geestverwantschap met het Darbisme vertoonde, even cordaat begon de laatste twintig jaren, én in het buitenland, én ook hier te lande het kerkelijk leven als zoodanig weer beteekenis te erlangen.

Een keer in de opinie daaruit te verklaren, " dat men bij dieper onderzoek gulweg erkennen moest, zich schromelijk vergist te hebben, toen men de vroegere tegenstellingen tusschen Gereformeerden, Doopsgezinden, Armiaianen enz, had aangezien voor niets ter zake doende haarldooverijen en ijdele spitsvondigheden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 oktober 1897

De Heraut | 4 Pagina's

De keer in zake Onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 oktober 1897

De Heraut | 4 Pagina's