Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer we verhalen lezen als van Robinson en als van Walter Smith, over wien we nu kort geleden spraken, dan zijn er lezers die bij zichzelf vragen: zou het wel wezenlijk gebeurd zijn ? Heeft Robinson werkelijk bestaan?

Nu, of er al of niet een Robinson is geweest, hoop ik binnenkort eens te bespreken. Men kan er, juist omdat er zooveel geschiedenissen van Robinson zijn, aan twijfelen. De jongen, waarvan ik u onlangs vertelde, heeft echter zeer zeker geleefd en is, als verteld, op het Gallopagoseiland verdwaald geraakt, 't Is ook waar, dat hij lang zooveel niet heeft beleefd en het ook alles behalve zoo prettig had als Robinson Crusoe. Maar om te doen zien, hoe er nog vaak dingen gebeuren, niet minder vreemd dan die ik reeds vertelde, zullen we slechts verhalen wat kort geleden is voorgevallen.

In Noorwegen woont, zoover bekend is, op het oogenblik nog, en wel te Tromso, een visscher, die Brakmo heet. Eenige jaren geleden nu ging deze man eens in zee in een open zeilboot, die ook geroeid kon worden. Hij had een jongen meegenomen, 't Was goed weer en alles beloofde een aangenamen tocht.

Maar »'t kan verkeeren", zeit Breeröo, en dat bleek ook hier. Een paar uur had Brakmo gevaren, toen plotseling de lucht betrok, en eer hij landwaarts sturen kon, verhief zich een geweldige storm. De wind dreef het kleine vaartuig met verbazende snelheid voort, steeds noordwaarts. Dat leek den schipper noch den jongen, doch er viel niets tegen te doen. Toen eindelijk het weer bedaarde en zij weer zeilen konden, bespeurden zij in de verte land. Met zeilen en roeien gelukte het hun dat te bereiken. Zij waren op Spitsbergen.

Doch heel veel hielp hen dat niet. Want al is Spitsbergen groot genoeg om twee, ja tienduizendmaal twee menschen te bergen, ze zouden er ellendig van honger en dorst moeten omkomen, tenzij ze al het noodige hadden meegebracht. Er groeit nagenoeg niets, althans dat voor menschen eetbaar is, en bakkers en slagers wonen er ook niet, wijl zij te weinig klandisie zouden hebben. Brakmo, die meermalen op het eiland was geweest, wist dat alles. Hij ging dan ook maar niet naar een dorp ol naar menschen zoeken, wel wetend dat hij die toch niet vinden zou.

Doch wat hij ook wist, en juist niet tot zijn genoegen, was dat hem alle levensvoorraad ontbrak. Hij had gedacht maar eenige uren uit te blijven en dus niets eetbaars meegenomen. Wel echter had hij zich voorzien van een geweer en kogels voor 't geval hij op zijn tochtje vogels onder 't schot mocht krijgen of in eenig gevaar zijn wapens mocht noodig hebben, 't Zou hem nu te pas komen.

Zooals ik zei was Brakmo vroeger op het eiland een enkele maal geweest. Ook wist hij, dat daar de beroemde Noordpoolreiziger Nordenskjöld had vertoefd, van wiens stoute tochten in den laatsten tijd vele lezers wel zullen gehoord hebben, reizen waarover zelfs dikke boeken zijn geschreven. Nu hebben die poolreizigers de gewoonte om op geschikte en genaakbare plekken kuilen te graven, waarin zij mondvoorraad, kruit, soms ook brieven neerleggen. Zulk een kuil wordt dan met steenen gedekt om wat er in is te beveiligen tegen roofdieren, sneeuw en regen, en ook om de plek duidelijk aan te wijzen.

Komen er nu later schepen voorbij die plaatsen, ot moeten er menschen op Spitsbergen b.v. vertoeven, dan kunnen zij dikwijls in die bewaarplaatsen 'teen en ander vinden, dat hun te pas komt en van groot nut is. De schepen nemen de brieven mee die ze vinden, en brengen die ergens op de post. Want evenmin als een bakkerij is er op Spitsbergen een postkantoor. Men zou er ook weinig aan hebben.

Nu herinnerde Brakmo zich dat bij de baai, waar thans zijn zeilboot lag, Nordenskjöld kort geleden ook was geweest. Wellicht, dacht onze visscher, vind ik op die plek nog 't een of ander. Hij zocht en ontdekte wel geen kuil, zoover ik weet, maar dan toch de hut waarin de beroemde poolreiziger op Spitsbergen heeft gewoond. Onze visscher en zijn maat gingen er in en doorzochten nauwkeurig alle hoeken en gaten. Zij vonden echter niets dan eenige werktuigen, waar ze minder aan hadden, en — een kleinen voorraad buskruit. Dit laatste was voor hen van groote waarde. Niet minder verblijdden ze zich, althans een woning te hebben, al was die klein en ledig, 't Was in elk geval vooreerst een onderkomen. Over een paar weken, hoopten ze, zou er wel gelegenheid zijn weg te komen.

Maar intusschen moesten die twee toch leven. Brakmo wist raad. De jacht was hem niet vreemd en zoo ging hij dan verzeld van zijn jongen er op uit. Hazen en faisanten waren er wel niet, maar gelukkig ? ag men hier en daar rendieren die, wijl er zoo weinig menschen kwamen, ook niet bijzonder schuw waren. Zoo doende gelukte het Brakmo zonder veel moeite er eenige onder schot te krijgen en er een dood te schieten, 't Was een heel werk het zware dier door de sneeuw naar de hut te sleepen, doch het gelukte. Dadelijk werd er een stuk afgesneden, terwijl de jongen aan de kust drijfhout zocht, dat op de kale Noordsche kusten in groote hoeveelheid aanspoelt. Van de droge stukken bouwde men een vuurtje, en weldra hing er een flink stuk vleesch te braden en kon men meteen de hut verwarmen, en het hout dat binnengehaald was, goed doen drogen.

Lekker smaakte het vleesch, vooral bij gebrek aan zout, niet; doch honger is de beste saus en onze twee vrienden waren reeds dankbaar, dat zij althans het noodige hadden om hun leven te onderhouden. Het bloed van het dier werd opgevangen en door hen gedronken. Waarom zij niet liever sneeuw of ijs smolten en dan dronken is niet duidelijk. De dikke wollige huid van het dier werd zorgvuldig van het vleesch afgetrokken, en zoo goed mogelijk bewaard, daar Brakmo begreep dat hij zulke rendiervellen straks noodig kon hebben.

't Was namelijk in 't laatst van den zomer toen de ongelukkige tocht plaats vond, die naar Spitsbergen leidde. En, zoo redeneerden onze vrienden, de winter begint hier vroeg, duurt lang en is schrikkelijk streng. Wie weet hoe ons die huiden nog te pas zullen komen. Het bleekweldra, dat men juist had gezien. Want niet twee weken, maar wel vier en wel zes verliepen, en nog altijd wareu zij op het eiland. Steeds had Brakmo gehoopt dat er nog wel een schip langs de kust zou varen, dat hen opmerkte, of waarvan mannen aan land zouden komen. Doch er gebeurde niets van dien aard. 't Speet hem thans geducht het maar niet gewaagd te hebben, in zijn boot terug te keeren, hoe gevaarlijk dit ook was. Nu echter was het jaargetij reeds te ver gevorderd; 't was vaak onstuimig en bovenal lag er te veel ijs om er nog door te kunnen komen. Hij begon te vreezen, dat hij heel den langen winter in die droeve eenzaamheid zou moeten doorbrengen.

Slot volgt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 oktober 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 oktober 1897

De Heraut | 4 Pagina's