Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cmeede Groninger Predikanten-Conferentie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cmeede Groninger Predikanten-Conferentie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de bovenzaal van het MUitair Tehuis té Groningen had Donderdag 4 November de tweede conferentie plaats.

Uit alle oorden van het gewest waren bedienaren des Woords opgekomen, alsmede een groot aantal b.elangstellenden, die tegen betaling van 5° cents en een schriftelijk bewijs van een der predikanten als toehoorder toegang verleend werden.

In de inleiding van zijn referaat, over

SGHEPPINg EN HEBSGHSPFINS,

merkte Prof. Bavinck op, dat de stellingen over dit onderwerp in nauw verband staan met die welke spreker ten vorigen jare bij eenzelfde gelegenheid verdedigde. De thesis van de vorige conferentie liepen voornamelijk over de verhouding van theologie en wetenschap. In de discussie, die daarover zich ontspon, bleek het duidelijk, dat de verhouding tusschen deze beide ten nauwste samenhangt met en ten slotte beheerscht wordt door die, welke men meer generaal zich denkt tusschen schepping en herschepping. Op het verzoek der conferentie, en met instemming der vergadering heeft Sjsr. daarom in de thans gepubliceerde vijf stellingen deze algemeene kwestie van schepping en herschepging aan de orde gesteld.

De eerste stelling luidt:

»Bij het bepalen van de verhouding van schepping en herschepping is zoowel het dualistisch (ascetisch) als het humanistisch stelsel te vermijden."

De eerste stelling — zoo zeide de referent — wijst gansch in het algemeen het standpunt aan, dat bij dit allerbelangrijkst vraagstuk door ons als Gereformeerden dient té worden ingenomen. Over de verhouding van religie en cultuur loopen de meeningen zeer ver uiteen. De meeste menschen denken er zelfs anders over in verschillende omstandigheden van het leven. In het huis der maaltijden heeft men gunstiger gedachten over wereld en leven dan in een klaaghuis. Pessimistische en optimistische stemmingen wisselen elkander telkens in aller leven en ook in het leven der volkeren en der menschheid af. Beurtelings behoort ons het humanistisch en het ascetisch ideaal. Op de overspannen verwachtingen der cultuur volgt de terugkeer tot de mystiek. Wij zien die verschijnselen telkens in alle perioden der geschiedenis, wij zien het ook weer tegen het einde dezer eeuw. Zelfs volken zijn in dit opzicht in aanleg en karakter onderscheiden. De Indiërs en de Grieken staan lijnrecht tegenover elkaar; daar is de ascese, hier het humanisme, daar is de zelfvernietiging, hier de zelfontwikkeling de weg tot de zaligheid. Deze algemeen-menschelijke richtingen komen natuurlijk ook onder de Christenen voor, en doen ze in levens-en wereldbeschouwingen soms ver uiteen loopen. Maar ten slotte staan ze toch allen óf meer aan de ascetische ófmeer aan de humanistische zijde. Het humanisme, dat binnen het Christendom, in het Pelagianisme, de renaissance, het socinianisme, het rationalisme, enz. is opgetreden, neemt zijn standpunt in de natuur, in de schepping en oordeelt deze in hoofdzaak goed, onbesmet en onbedorven. De zonde is hoogstens eene daad van den wil, maai tast de natuur niet aan. Het zedelijk gebrek draagt het karakter van een nog-niet-zijn en is in den weg van ontwikkeling, beschaving, vooruitgang, zedelijke verbetering te overwmnen. Naarmate de zonde verzwakt wordt en de schepping meer onbedorven wordt gedacht, is er te minder aan herschepping behoefte. Voor den persoon des Middelaars en des H. Geestes, voor wedergeboorte en vernieuwing is hier geen plaats. Eigenlijk wordt hier heel de herschepping geloochend. De mensch is zijn eigen zaligmaker, Gansch anders oordeelt het ascetisme, dat ook telkens in de Christelijke kerk onder de vormen van gnosticisme, manichucisme, anabaptisme, methodisme, enz, zich heeft voorgedaan. Het ascetisme neemt zijn standpunt in de herschepping en vat deze op als eene nieuwe schepping, welke de eerste aanvult of vervangt. De schepping zelve is hamelgk g'ebrekkig geweest, hetzij negatief, hetzij positief. De zonde zit van natuur in d* stof, in de zinnelijkheid, in de begeerlijkheid, d. i. in het zija der dingen zelve. En daarom moet de herschepping ook eene nieuwe schepping zijn, die eene andere substantie aan de bestaande toevoegt en alzoo deze herstelt. De kosmos is ia zichzelf profaari, afkomstig van een lageren God; de genade is eene substantie, die in de schepping wordt ingedragen.

Tweede stelling, »Wijl de schepping het aanzijn schonk aan redelijke, zedelijke wezens, die essentieel van het wezen Gods onderscheiden ea aan ruimte, tijd en' verandering onderworpen zijn, was daarin de mogelijkheid van val en zonde vanzelve gegeven."

Beide standpunten — zoo betoogde de referent — zijn in de Schrift en dies ook door de Reformatie veroordeeld. De schepping, niet alleen van de geestelijke maar evenzeer van de stoffelijke wereld, is een werk van God Drieëenigen heeft bepaaldelijk haar oorzaak, niet in het wezen Gods, noch ook in den Zoon, maar in den wü Gods, De zonde kan daarom op geenerlei wijze en ia geenerlei opzicht met de schepping zelve gegeven zijn; ze kan geen substantie, geen natuur wezen. Ze kan haar oorsprong alleen hebben in den vrijen wü van het schepsel. Daarbij is dan onderscheid te maken tusschen de mogelijkheid en de werkelijkheid der zonde. De eerste is van God, want Hij heeft het eerst de zonde als Zijn tegendeel gedacht. Hij heeft haar opgenomen in Zijn raad. Hij heeft redelijke wezens met vrije keuze geschapen en zelfs in het proefgebod hen voor het doen eener keuze gesteld. Daarom is de zonde, schoon niet met de schepping gegeven, toch ook niet voor God een onberekenbaar toeval of een onbedwingbaar noodlot geweest, geen verrassing noch eene teleurstelling; ze stond van den aanvang af onder Zijn bestuur. Alleen echter door den wü van het zedelijk schepsel is de zonde uij de mogelijkheid in de werkeHjkheid overgegaan. Daarom is zij een ethisch verschijnsel, geen metaphysische of physische substantie.

Derde stelling. »0p theïstisch standpunt is de zonde nooit te denken als eene substantie, maar altijd als eene afwijking in de forma van de wet Gods (deformitas, privatio); echter zoo, dat zij in die hoedanigheid de forma aller dingen aantast en verwoest, en dus niet alleen eene in engeren zin etische, maar ook eene kosmische beteekenis heeft, "

Vanzelf vloeit daaruit voort, gelijk bovengenoemde stelling zegt, dat zij ia de forma der schepselen schuüt. De zonde bestaat niet in zichzelve, zij is geen subsistens in se, d, i. geen substantie, maar zij is en kan slechts aan het goede zijn en wordt altijd door het goede als haar substraat gedragen. Dat is, zij is wezenlijk deformitas, anomia, afwijking en overtreding van wet Gods als zegel des levens. Zij is geen zui^re negatie, maar eene privatie, eeneberoovin^van wat er naar de idee en naar den wille - 66ds behoorde te zijn, en dan in die berooving tegelijk eene actie, die hoe langer hoe meer tegen de wet Gods ingaat. Daarom is ook na den val de mensch nog mensch en is ook de duivel, wat zijne natuur aangaat, nog engel gebleven. Er is geen substantie verloren, geen kracht of vermogen, die tot de natuur des menschen behoort; maar dezelfde mensch werkt met dezeltde natuur in tegenovergestelde richting; met de liefde, die hem eigen is, omhelst hij thans God niet meer, maar het schepsel. En zoo is het met de gansche wereld; zij is, toen de mensch viel, krachtens de eenheid van haar organisme, met dien mensch gevallen. De zonde heeft daarom ook eene kosmische beteekenis; de aarde is om j's menschen wil vervloekt en het gansche schepsel der ijdelheid onderworpen. Maar de substantie van den kosmos is vóór en na den val dezelfde gebleven. Alles is verwoest, misvormd, gedesorganiseerd, maar deformatie is geen vernietiging.

Vierde stelling. iDienoyereenkomstig bestaat ook de herschepping nooit en nergens in het inbrengen eener nieuwe substantie, maar altijd in eene reformatie, die qualitatief en intensief de macht der zonde te boven gaat, principieel tot al het geschapene zich uitstrekt, en die niet alleen in de oorspronkelijke forma herstelt, maar ook tot eene hoogere forma, in den status gratiae en gioriae, opvoert."

Dienovereenkomstig — zoo beweerde Prof. Bavinck — is naar luid der Schrift de herschepping als eene reformatie te denken. Krankheid en middel ter genezing staan met elkander in verband. De aard der zonde bepaalt het karakter der verlossing. Zoo Adam, zoo Christus, Is de zonde een substantie, dan moet de herschepping eene nieuwe schepping zijn. Is zij een nog-niet-zijn, dan is ontwikkeling en krachtsinspanning voldoende. Doch is zij eene deformatie van al het geschapene, van den ganschen mensch, van heel de menschheid, ja van den kosmos als één organisme, dan moet de herschepping ook het karakter van eene reformatie dragen. En dat leert de Schrift ook klaar en duidelijk. Bij ieder element van het werk der verlossing kan dit aangetoond. De persoon van Christus nam zijne menschelijke natuur aan uit Maria en dus uit Adam. Het middelaarschap is op zich zelf iets zoo weinig nieuws, dat het ook vóór den val als > middelaarschap van vereeniging" bestond. De Heüige Geest is nu niet aUeen in den geloovige, maar was ook bij den eersten mensch het inwonend principe van aUes goeds. Het genadeverbond verschilt van het werkverbond alleen daarin, dat het niet met Adam, maar met Christus is opgericht. De weldaden des Verbonds, zooals wedergeboorte, geloof, heüigmaking brengen geen nieuwe substantie in den mensch, maar herscheppen wat aanwezig is. De genade is geen stoffelijk goed en wordt in de sacramenten niet stoffelijk me-, degedeeld, maar deze zijn teekenen en zegelen der genade. De kerk is naar haar wezen, gelijk ze eeuwig blijft, niets anders dan de tabernakel. Gods bij de menschen. De nieuwe hemel eis aarde eindelijk wordt naar Gereformeerde belijdenis uit de bestaande schepping nieuw opgebouwd. Wijl echter Christus niet alleen herstelde wat Adam bedierf, maar ook ten einde toe volbracht, wat Adam in den weg der gehoorzaamheid had moeten volbrengen, daarom" gaat de staat der genade en der heerlijkheid verre boven dien van den ongevallen natuur uit.

Yijfde stelling, »De verhouding tusschen. schepping en herschepping beslist in beginseï voor die tusschen Christendom en humaniteit)' kerk en staat, theologie en wetenschap."

Deze verhouding van schepping en herschepping — zoo betoogde de referent tea slot^ie — bepaalt nu uit den aard der zaak de relatie van al datgene, wat uit de schepping en wat uit de herscheppmg opkomt. Hetz-Jifde beginsel komt telkens in de wetensch'ap en in het leven bij allerlei bijzondere vraagstukken ter sprake. Daardoor wordt; < iè verhouding bepaald van natuur en genade, yan 'wereld en koninkrijk 'Gods, van

gelooven en weten, van religie en cultuur, van hemelsch en aardsch vaderland, van rede en gezag, van Oud en Nieuw Testament, enz. In bovengenoemde stelling worden er bepaald drie genoemd: Christendom en humaniteit, kerken staat, theologie en wetenschap. Hierover wenschte Prof. Bavinck slechts een kort woord te spreken.

In het escetisme is de beste Christen hij, die het meest van al het menschelijke zich ontdoet; in het humanisme is de beschaafde mensch ook de beste Christen, indien het althans op dezen naam nog prijs stelt. Voor den Gereformeerde is de beste Christen ook de beste mensch en burger. Wat de verhouding van kerk en staat aangaat, zal het ascetisme den staat verwerpen, in de kerk opgaan of althans aan de kerk geheel onderwerpen; het humanisme verwerpt omgekeerd de kerk of maakt ze ondergeschikt aan den staat; de juiste beschouwing eerbiedigt beider zelfstandigheid en zoekt niet in finale scheiding, maar in welomschreven verband de oplossing van dit moeilijke vraagstuk. En zoo ook mag de verhouding van theologie en wetenschap niet zijn een onderwerping van de laatste aan de eerste noch omgekeerd; maar zij behoort in de eenheid de verscheidenheid en in de verscheidenheid de eenheid te eeren.

In ons volgend nummer hopen wij het verslag van het debat op te nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Cmeede Groninger Predikanten-Conferentie

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's