Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN DE SCHOOL DES LEVENS.

IV.

Dat die bittere noodzakelijkheid den armen knaap loodzwaar drukte, is te begrijpen. Hij wist zeer goed, dat hij aanleg bezat om te leeren en zelfs menigeen in gaven en bekwaamheid overtrof. Maar nu zou er van studeeren niets ^komen; hij moest een ambacht leeren en hoe goed dat ook op zich zelf mocht wezen, hij had zich wat anders, iets hoogers voorgesteld. Tot 't smeden waren zoovelen in staat als ze maar krachtige armen hadden. Hij had zich een leven voorgespiegeld, waarin nog wat meer werd vereischt en nu.... ?

Een dbg echter was er, dat Kasper in al zijn leed zou kunnen troosten, één middel, en dat greep hij aan. Vaak lag hij biddende op zijn dakkamertje geknield, en worstelde met den Heere in 't gebed, dat er toch verademing mocht komen. En meer dan eens kwamen hem de tranen in deoogen, als hij, door het veld wandelend om allerlei boodschappen te verrichten, bedacht, hoe nu zijn vroegere makkers zaten te leeren, en hij alleen, tegen zijn wil in, moest achterblijven. Met smart keek hij vaak zijn boeken aan, die daar nu nutteloos bijeen op een plank stonden. En wat grootmoeder ook zeggen mocht, hoe zij poogde Kasper te troosten, het baatte weinig of niets. Hij bleef bedroefd, en wie ooit iets heeft moeten opgeven, waar hij heel zijn hart op gezet had, zal Kaspers treurigheid kunnen begrijpen.

Wat echter vele woorden niet vermochten, dat werkte bij Kasper, onder Gods zegen, het voorbeeld zijner moeder uit. Zij sprak niet veel, zij liet haar jongen zijn strijd zelf strijden, maar juist haar stil zijn, haar niet klagen, maakte op hem een diepen, zeer diepen indruk. Hij zag hoe zij zonder vragen alles gereed maakte, wat voor de verhuizing noodig was, hoe zij met stille berusting haar lief huisje verwisselde met een kamer, die op een sombere binnenplaats uitzag. Telkens verwachtte hij, dat moeder in tranen of klachten zou uitbarsten, maar — haar gelaat toonde ach juist blijmoediger, als ten teeken van den grooten vrede, die daar binnen woonde en die mets van buiten storen kon.

Den eersten avond toen moeder en zoon in de meuwe wonmg bij elkander zaten, had Kasper een gevoel alsof hem 't hart breken zou. Groote moeite kostte het hem, niet in tranen uit te barsten. 1 oen nam moeder den grooten, ouden Bijbel met platen, waarin hij zoo dikwijls had gebladerd, en sloeg het tiende hoofdstuk op van den brief aan de Hebreeën. Zij wees met den vmger op het sgste vers, dat in de Duitsche VMtalmg luidt: s Werpt uw vertrouwen niet wee twelk een groot loon heeft." De bladzijde waarop oie woorden stonden, droeg de duideUjke spo-^«^l *^^ ""^"^g ^'•aan op gevallen was. De fr«!0ïgd en bhjmö^ig gelaat foyatfe.'Nu spyak zij:

Zie, mijn jongen, ik heb veel meer verloren dan gij. Mijn leven zal voortaan eenzaam zijn, en daarbij wellicht nog een tijd van allerlei ontbering en leed. Maar ik werp mijn vertrouwen op God niet weg. Hij zal het wel maken en mij genadig leiden, tot hij mij opneemt in Zijn heerlijkheid, waartoe Hij uw vader — wij zouden haast zeggen te vroeg — reeds van ons wegnam. Klaag en peins dan nu ook niet meer; geef u getroost en blijmoedig in Gods hand over. Geloof en houd vast, dat Gods wegen wel wonderlijk, maar juist de beste zijn. Het loon zal niet uitblijven, en het einde er van zal wezen: > Vrede des harten."

Toen viel Kasper zijn goede moeder om den hals en weende eens uit. Maar 'twas hem, als viel tevens een steen van zijn hart. Hij kon vergetende wat achter was, zich uitstrekken naar hetgeen voor hem lag. Met goeden moed deed hij den volgenden morgen 't schootsvel voor en ging ter smederij, om daar de blaasbalg te trekken, als had hij nooit iets anders gedaan.

In 't begin was hem het werk natuurlijk even vreemd als heel de omgeving. Uit het stille wevershuisje en de zoo ordelijke school was hij verplaatst in de zwarte, berookte werkplaats. De vonken sloegen om hem heen; het vuur verhitte hem geweldig, en de eerste dagen had hij onop houdelijk 't gegons in de ooren, veroorzaakt door de zware hamerslagen, die naast hem neer^ vielen, 't Ging in deze smederij namelijk levendig en druk toe. 's Morgens vier uur begon het des zomers al, en tot 's avonds zes werd er, de schafttijd er af gerekend, flink gewerkt. JC< a zessen echter werd er voor geen geld iets meer verricht. ïEen mensch moet ook zijn rust hebben", zei de smid terecht. We werken net den halven dag." En of nu de klanten, rijk of arm, soms knorrig keken, daar gaf de smid niet om. Hij sloot te zes uur. Nu een smid als VeitOttman kon bij de klanten een potje breken. Ze bleven toch wel bij hem, al was er nog een smid op het dorp.

Veit Ottman was namelijk niet alleen knap in 't maken van sloten en haarden en zoo meer. Neen hij besloeg ook zeer handig zoowel trekpaarden als fraaie rijpaarden, en was bovendien een zeer goed paardendokter, die al menig beest met het beste gevolg had behandeld. Wie paarden hield, kwam dus van zelf met alle werk tot den smid. Maar ook deden dit de meeste andere menschen als 't voorkwam. Want al wierd men niet altijd dadelijk geholpen, 't werk was dan ook goed, en dan wil men wel een weinig wachten.

De smid was een forsch man. Wel was zijn haar reeds vergrijsd, maar zijn gestalte was nog hoog en recht; breed was zijn borst en zijn armen als molenwieken toonden, als hij ze in de werkplaats bloot had, stevige, zware spieren. Als hij den zwaren hamer zwaaide, had zelfs de sterkste onder de knechts moeite met den baas in de maat te blijven. Daarbij echter was hij, gelijk veel grooteen sterke menschen, een goedig man. Dat ondervond de knaap, die aan zijn zorgen bevolen was, reeds in de eerste dagen.

De knechts namelijk, vier in getal, waren gewoon eiken nieuwen leerjongen wat te plagen, Kasper heette natuurlijk al dadelijk de Latijnsche smid. Ook poogden zij allerlei grappen met hem uit te halen. Hem uit te sturen om ijzerlijm, gelijk anders wel gebeurde, ging niet. Daar was hij te slim voor. Maar wel werd hij nu en dan eens met het water bespoten, dat diende otn wielbanden af te koelen, of brandde hij de vingers, bij 't oprapen van een stuk ijzer, dat opzettelijk warm gemaakt en dan neergelegd was. De baas echter zag zeer goed, dat Kasper geen jongen was voor zulke soms ruwe grappen, en dat men hem in 't begin een beetje ontzien moest. Gelukkig was een enkel woord voldoende om Kasper rust te verschaffen. Want het was nu niemand geraden, de plagerij voort te zetten. De baas toch zei de dingen maar eens, en luisterde men dan niet goed, dan toonde de man dat hij een vuist had, die zoo goed wist te treffen, dat degeen, op wiens gevoel aldus was gewerkt, het nog dagen daarna gewaar werd.

NOG EENS: OVER NAMEN.

Een brief van een onzer lezers gaf ons onlangs aanleiding over namen iets te zeggen. Nu werd dezer dagen door een geleerd heer. Dr. Boekenoogen, een en ander meegedeeld over de eigen^ namen in Zaanland. Over velerlei dat hij zegt, spraken we reeds, doch er is ook iets dat ter opheldering niet ondienstig kan zijn:

Zooals we zagen, werd bij den voornaam voor de duidelijkheid des vaders naam gevoegd. Zoo ontstonden benamingen als Klaas Jansz. en Klaas Pietersz.j en vervolgens Klaas Pieter Dirksz. en Klaas Pieter Keesen. Zelfs zijn vier namen achter elkaar niet ongewoon, b.v. Baart Jan Dirk Evertz. Zoo draagt Cornelis Dirck Kees Piet jannis zelfs nog den naam van zijn bet-overgrootvader. Ook waren tegelijk langere en kortere in gebruik: b.v. Jan Cornelisz. heet ook Jan Kees Vrouwes. Die zoo van vader op zoon overgeleverde voornamen werden later allicht vaste geslachtsnamen. Zoo wordt een Hen drik, wiens vader Dirk Fransz. heette, nu eens Hendrik Dirk Fransz., dan weer Hendrik Fransz. genoemd. Claes Claesz. heet ook Claes Maertsz. en Cornelis Pietersz. ook Kees Heyn, enz. Zoo is ook duidelijk, hoe vele van de in Noord-Holland zoo talrijke eenlettergrepige namen ontstaan zijn. B.v. Jacob Gerritsz. Huygh, Jacob Pietersz, Goor (= Christophorus) Cornelisz., Meyn (= Meindert) en namen als Al, Baart, IJfï", Kop, Man, Rem, Taams, Vas enz. Daarnaast vindt men ook Boeke, Floore, Meyns, AaQes, Loosjes, Avis, Duyvis, Heynis, enz. Soms werd namelijk een naam verbogen (met s) soms niet. Hoeveel verwarring echter op die wijs ontstond is licht te begrijpen.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's