Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN ANDER LEVEN.

IX.

„Wilt ge weer gaan smeden tot uw hoofd er van suizebolt? " vroeg de markgraaf.

„Als het zoo wezen moet, ja, uw Doorluchtigheid."

„Weet ge wat, ga naar „den Zwarten bok". Ge zult die herberg makkelijk vinden. Ik zal u vóór drie uur een boodschap sturen. Maar breng mij eerst het paard door de slotgang in den stal daarachter. Ik heb nu haast en moet nog iets afdoen, sprak de markgraaf."

Met een sprong wendde hij zich naar de bedienden, die nog altijd op bevelen wachtten, maar verdacht op wat komen kon. Toen ze hun heer met de rijzweep in de hand zagen naderen, stoven ze uiteen als kaf voor den wind. In een oogenblik waren ze door de slotpoort verdwenen.

Kasper volbracht zijn taak en dacht bij zich zelf: Die markgraaf schijnt niet kwaad, maar wat driftig. Als hij mij in dienst wil nemen, mag ik wel oppassen niet met de rijzweep kennis te maken.

Nog vóór het avond was had Kasper weer een betrekking. Hij was opgenomen onder de „Honderd-Gardes".

Wat dat waren? Wel, gij moet weten dat i dien tijd de Fransche koningen een lijfwacht hielden, bestaande uit honderd wachters of in het Fransch „Cent-gardes", Nu waren de Duitsche vorsten in dien tijd, Frederik de Groote vooraan, dwaas genoeg al wat Fransch was o uit Frankrijk kwam veel beter en mooier te vinden dan wat Duitsch was. Evenzoo heeft men nog vele zotten in ons land, die Fransche woorden en Fransche stoffen ver boven de Nederlandsche verkiezen. Frederik van Pruisen sprak veel Fransch, gelijk ik u nog pas verteld heb; hij achtte zijn eigen taal gering en maakte Fransche verzen. Van dien geest waren vele Duitsche vorsten, ook de markgraaf Karel Frederik Tari Ansbach. Hij moest natuurlijk ook zijn „Honderd Gardes" hebben, even als koning Lodewijk te Versailles, de Fransche vorst, dien men nadeed.

Eigenlijk echter had de markgraaf maar vijfentwintig wachten en niet meer. Ze kostten hem met een bataillon lijfgrenadiers toch al veel geld.

Voor zulke lijfgrenadiers en vooral voor de „Honderd-Gardes" werden de knapste, flinkste mannen uitgezocht. Toen koning Frederik I van Pruisen, met wiens dochter de markgraaf van Ansbach getrouwd was, zijn schoonzoon eens bezocht, werd hij bepaald ai^mstig op den graaf, die zulke mooie „lange ketels" had. Trouwens Frederiks vader had een heel regiment van lange soldaten gehad, waarop hij hoogen prijs stelde, zoo zelfs, dat men hem geen grooter genoegen kon doen dan hem eenige zulke mannen bezorgen. Frederik de Groote wilde zelfs den markgraaf eenige lange lui afkoopen. Maar dat lukte niet. De markgraaf kon er niet van scheiden. Toch is men nog geen goed soldaat als men lang is. Napoleon I, de groote veldheer, was zei» klein van persoon.

De Honderd Gardes reden te paard; zij hadden allen fraaie rijdieren, die ook prachtig getuigd waren, 't Was een mooi gezicht als heel de troep uitreed. En toen Kasper voor 't eerst in het gevolg van den vorst een rit mee maakte, voelde hij zich op zijn nieuwe waardigheid niet weinig trotsch. De markgraaf had, als gezegd, zijn grenadiers en ook de bereden gardes zeer lief. Dit bleek later heel duidelijk. In 'tjaar 1757 namelijk kreeg onze markgraaf het met Pruisen te kwaad. De Pruisische ruitergeneraal Von Mayer rukte het markgraafschap binnen. En toen trok zeker de markgraaf met zijn grenadiers en gardes tegen den vijand op? 't Mocht wat. Hij

wist niet beter te doen dan zijn lievelingen ijlings naar Wurzburg te zenden. Daar waren zij voor de booze Pruisen veilig!

Intusschen Kasper had weer een post en wel een die menigeen hem benijdde, en die menschelijkerwijs gesproken vast en zeker was. Want hij kon als zijn diensttijd - dit was zes jaar - m was, „kapitulieren" d. i. weer voor zes jaar eekenen of wel, en daar was als hij oppaste lle kans op, hij kreeg dan een aanstelling als burger in de hofhouding of voor een of ander postje.

In 't eerst was onzen Kasper het nieuwe leventje tamelijk vreemd. Wel was hij 't gewoon soldaat te zijn, maar dan in den oorlog, heden hier, morgen daar, nu in een tent dan op 't open veld, gisteren in 't kamp, morgen in 't gevecht. Maar van dit alles kwam in het markgraafschap niets voor. De gardes lagen beurtelings in be zetting te Ansbach. te Friesdorf en te Gunzenhausen. Dan werden er wachten betrokken en nu en dan eens parade gehouden, maar daarmee liep het af.

AAN VRAGERS.

Onze lezer J. C. B. te D. B. schrijft ons een brief waarin deze vraag voorkomt.

„Ik lees in Jerem. 51:3: en looper zal den looper en den /èy^wrt'schapper den /J/: »ffschapper" enz. geen /è^«(/schapper. Luk. 2:15 „de Heere ons heeft kond gedaan, " dus daar een o voor de 11, in Jeremia; en Luk. 17 : 27 en 2 Petr. 2 : 5 sundtsXotd, in plaats van zond\\QtA, in de Statenvertaling van Keur; daar toch in die hoofdstukken sonde niet sunde wordt gespeld, ook in het gebed in het doopsformulier sundMoed in plaats van so/tdvloed.

Nu is mijn vraag deze: moeten wij door Zondvloed verstaan, een vloed die om de zonde kv.'am als oordeel of straf der zonde en daarom Zond-e-vloed, of; Gezonden — afgezonden —door God gezonden over het aardrijk. De vraag is alzoo: bedoelt men er zonde of zenden mede?

Misschien voldoen we onzen lezer 't best door op te merken:

I. De verwisseling van o met u komt heel veel voor. Om nu maar bij onze taal (de oude, de spreek-of de schrijftaal) te blijven hebben we:

bundel—bondel; juk—^jok; Doesburg—Doesborg; borgherij—burgerij; ochtend—uchtend; gestorven—gesturven; Zondag—Zundag; konst— kunst.

Dit maakt dus geen onderscheid, en zoo i ook te verklaren dat men Sundvloed veranderde in Zondvloed, gelijk nu een ieder zegt.

Met sotuk en ook met gezonden (van zenden) heeft echter het woord „Zondvloed" niets uitstaande. Anders hadden onze vaderen, die sondi nooit sunde noemden, ook wel Zondvloed geschreven, zooals in Zond-oSer, of zotide-\-\otA. Eigenlijk was hun spelling 5? /»/vloed beter wellicht dan de onze.

Want Zondvloed komt niet van Zonde maar heeft een anderen oorsprong. Het woord Sond, sont of sund duidt in de Noorsche talen een waUr aan, zooals b. v. dat tusschen Zweden en Denemarken.

Dit Sond is een oud-Duitsch woord, en als wij dat nu toet „vloed" verbinden, krijgen we voor „Zondvloed" Watervloed. Dit is volkomen 't zelfde als het woord in Genesis gebruikt. In het oud-Duitsch is echter ook een v/oord Sond d. i. groot. En dit is, de reden, dat sommigen „Zondvloed" verklaren als Groote vloed. Hoe dit nu zij, de beteekenis is niet anders dan die van een geweldigen, overstroomenden vloed.

C. T. te A. — Vv'. H. te S. en M. v. d. L. te Amst. hopen we spoedig te antwoorden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's