Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

Van het Psalmgezang leidt de overgang vanzelf tot het orgel.

Tegen het gebruik \'an het orgel rijst thans zelden bezwaar onder ons, en toch is én hier te lande, maar vooral in Schotland, de bedenking tegen het orgel eertijds hoog gerezen. In tal van Schotsche kerken gebruikt men het nog niet.

Wat bewoog tot dit verzet ? In lioever was het i-echtvaardig ? Uit wat gezichtspunt moet ook dit vraag.stuk onder ons beschouwd .''

Van het orgel gaan we daarbij terug oj) de musiek of toonhmst in het gemeen, en voorts van de toonkunst op de kunst als zoodanig.

In den grond geldt het toch bij dit alle deze ééne zelfde vraag: Sluit het geestelijk ka rakter van onze Godsvereering het aanwendeu va n alle kunst uit ? Of wel is in onze samenkomsten ook voor de aanwending van de kunst plaats ?

Er is de houwkunst. Is het nu eisch, dat we bij het bouwen van onze vergaderplaatsen van de bouwkunst profijt trekken, of wel moet een Gereformeerd kerkgebouw enkel uit vier witgekalkte muren, en in het front uit een plattengevel met gaten voor deuren en ramen bestaan ?

Er is de beeldhouwkunst. Mag ook deze kunst aangewend, om onze kerkgebouwen te versieren ? Of wel moet zorgvuldig al wat het beeld van eenig creatuur weergeeft, uit onze vergaderzalen gebannen blijven?

Er is de schilderkunst. Is nu het aanwenden van teekeningen, of van fresco's op den wand, of van schilderstukken geoorloofd?

Of wel moet al wat de stift van den teekenaar of het penseel van den schilder verraadt, als contrabande geweerd ? 11 Er is de toonkunst. Mag het nu, dat ook deze kunst in onze kerken binnenkome om het zielkundig effect te verhoogen? Of wel is elk schoon geluid wangeluid in het gebouw onzer samenkomsten ?

Er is — laat ons de reeks afloopen —• er is de dichtk? inst. M£(g nu ook het maatgezang op hoogen toon in onze vergaderplaatsen weerklinken? Of wel is al wat geen proza is, reeds om zijn poëtisch kunstkarakter, uit onze vergaderingen te weren?

Reeds uit die laatste bijvoeging blijkt het moeilijke der beslissing. Op kunstgebied kan geen twijfel ri]zQn., oïdichtkunst ïs & vtngoed een kunst als bouwkunst, schilderkunst, beeldhouwkunst of toonkunst. In veler schatting staat zelfs de dichtkunst als de meest vrije kunst bovenaan. Of is niet alle overige kunst, zelfs de toonkunst, aan het stof en aan het instrument gebonden, terwijl alleen de dichtkunst leeft uit enkel geest en klank ?

Toch is de dichtkunst steeds onder ons welkom geheeten, en niet dan een zeer enkele heeft den eisch gesteld, dat alleen het proza in Gods huis zou worden gehoord. Nog singeti we allerwegen, en we zingen wat ons voorgezongen is in een lied.

Doch hierbij blijft het niet.

Het zingen zelf is óók toonkunst, want zingen is niet alleen een lied opzeggen, maar dat lied doen weerkünken onder de macht van een melodie, die uit de tonenwereld een zelfde ziclsbeweging greep, als uitgedrukt was in het lied. En onder de beheersching dier melodie wordt het lied kunstmatig gezongen, naar regelen die voor den zang gevonden zijn.

Reeds in het enkele Psalmgezang schuilt alzoo dicht-en toonkunst beide, ook al denkt ge nog aan geen orgelbegeleiding.

Sterker nog dringt intusschen de toonkunst aan, als het 'ftx uw Psalm zelf heet: „Looft God met bazuingeklank. Looft Hem met de harp en luit. Looft Hem met de trom en fluit. Looft Hem op de blijde snaren. Laat zich 't orgel overal, Bij het juichend vreugdgeschal. Tot des Heeren glorie paren."

Meer halen we uit de P.salmen niet aan. Deze ééne toon uit Psalm 150 is voldoende.

IClk kenner toch weet, hoe de Psalmen van al zulke opwekkingen, om God met luit, orgel en cymbalen te loven, vol zijn.

Ook zegt de hi.storie ons, dat bij Tabernakel en Tempel, bij den Tempel op Sion vooral, een breede muzikale dienst was ingesteld, niet van het orgel als éénig geoorloofd instrument, maar van heel een orkest, uit blaas-en strijkinstrumenten saamgesteld.

De toonkunst als zoodanig in het heilige te veroordeelen, gaat dus moeilijk.

De beeldhouwkunst is zeker minder bij ons binnengedrongen, maar toch wie de Nieuv/e kerk op den Dam binnentreedt, ontwaart al spoedig, dat ook de beeldhouwer wel terdege door onze vaderen is te hulp geroepen. Ge ziet dat aan den wonderschoonen gebeeldhouwden predikstoel, en aan de engelen-en zangersgestalten die gebeeldhouwd op en boven het orgel staan.

Het zwakst was zeker de schilderkunst vertegenwoordigd, al mag niet vergeten, dat enkele glasschilderingen ook in zulke kerken behouden zijn, en dat op de sliiitdeuren van het orgel vaak breede schilderstukken voorkwamen.

En komt men op de bouwkunst, dan behoeft het wel geen nadere aanwijzing, dat b. V. aan de Westerkerk van Amsterdam wel terdege ook het talent van den bouwkunstenaar beproefd is, zonder dat iemand den eisch stelde, dat het kunstelement uit den bouw zou verdwijnen.

Gebrek aan middelen moge veelal genoopt hebben, de kerkgebouwen zoo eenvoudig mogelijk op te trekken, de bouwkunst is toch bij alle kerken te hulp geroepen, en ook bij den jongsten kerkbouw na de Doliantie is de bouwkunst, waar er geld beschikbaar voor was, allerminst ver-smaad.

Al scheen het dus oppervlakkig, dat ons kerkelijk leven alle kunst heeft uitgebannen, toch blijkt nu, hoe allerwegen de duidelijke sporen aanwezig zijn, dat dit niet principieel is geschied. We hebben ons op niet één punt principieel tegen alle kunst overgesteld, noch ook in al wat naar kunst zweemde of riekte, een ontheiliging gezien van onze vergaderplaatsen.

Dit kon ook niet. Daarvoor is het kunstbeginsel te zeer een algemeen beginsel, dat heel ons leven beheerscht, dat overal indringt, dat allerwegen zijn eischen doet gelden. Zoodra ge u even boven het grofmaterieele verheft, en dat doet ge immers ia het heilige, komt ge vanzelf met het kunstleven en met de eischen der kunst in aanraking.

Do kunst heerscht op het gebied van het sclioone, en het schoone is een karakter der dingen, dat met zijn tegenstelling van het kelijke, overal spreekt, en zich nergens het zwijgen laat opleggen.

Tot zelfs het tafellaken op uw Avondmaaldisch, en de beker die rondgaat, vertoont een vorm, en die vorm moet zV^'i-zijn, schoon of leelijk. Twee schakeeringen die wel vaak in het gewone haar onderschei­

ding schijnen te verliezen, maar die voor het oog van wie scherp ziet en hoort, en fijn voelt, toch allerwegen in aanmerking komen.

Ge kunt den Bedienaar des Woords niet bannen, en die Dienaar spreekt en vertoont • B zich en treedt op. En bij dat spreken en ' v v optreden keert dezelfde tegenstelling telkens weder. Hij kan zich bewegen met zekere deftigheid en gratie, of lomp en vormeloos.

Hij kan gesticuleeren, zoodat het u aan­ w grijpt, of leelijke bewegingen met armen ' d b en handen maken. De uitdrukking van zijn j in gelaat kan slordig en hinderlijk zijn, of | gHG«dVbtEradnvdhbdsntmtodb indrukwekkend en de ziel ontsluitend. De • stem waarmee hij spreekt, kan schoon en welluidend, of rauw en schor zijn. De stijl van , zijn woord kan gekuischt en welsprekend, of horterig en ongepolijst wezen. En zelfs de opzet van zijn rede kan zoo juist geordend ' en doeltreffend zijn, dat de eenheid er van : u ongemerkt meesleept, of ook zoo los - , inéén zitten, dat ge geen boeket van ' schoone reden, maar een bundel opgeraapte bladeren en bloemcu te zien krijgt.

Ja, zelfs de gemeente kan in het bede-; huis zoo nederzitten, dat de aandacht van het gehoor, de bezielende uitdrukking van \ houding en gelaat, de wakkere houding, de concentratie van aller blik op één punt, u wonderlijk weldadig aandoen, of ook het kan een jammerlijk schouwspel zijn van zich vervelende menschen, die zich draaien , en keeren, en allerlei wonderlijke houdingen aannemen, zoodat de eenheid van het .schouwspel geheel teloor gaat.

Om kort te gaan, ge kunt zoomin buiten als in de kerk aan de heerschappij van het ae.sthetische ontkomen.

Er is ook in de kerk, niet alleen de schuilende geest, maar ook het zichtbare en hoorbare dat uitkomt. Al wat uitkomt heeft een vorm, en waar een vorm waarneembaar wordt, moet die vorm altijd óf schoon óf leelijk zijn, u hinderen of u weldadig het oog aandoen.

Nu is het hoogste in de kerk een alles verwinnende, alles bezielende, alles beheerschende vroomheid. En waar die vroomheid den prediker, en den voorzanger, en de ouderlingen, en de diakenen, en de leden der gemeente, en de kerkelijke bedienden, ook den orgeispeler, werkelijk opheft tot de hoogte der aanbidding en des hoogeren levens, daar zal ongetwijfeld vanzelf een schoone eenheid ontstaan, die door eene alles overschaduwende geestesmacht aller bewegingen en uitingen, ongekunsteld en vanzelf, met hooge .schoonheid overspreidt.

Maar hetzij dit effect vanzelf bereikt wordt, hetzij het meer opzettelijk door oefening en usantie wordt verkregen, schoon of niet schoon, is de stellige vraag waaraan ge niet kunt ontkomen.

Zelfs bij het gebed geldt dit.

Een biddende gemeente kan een machtig schoone verschijning geven, maar ook hinderen door gemis aan harmonie tusschen het gebed en hen die bidden.

En wie is er nu onder ons. Gereformeerden, die uit beginsel de onzinnige stelling zal drijven, dat het leelijke Godverheerlijkend is, en het schoone zijn eere te na komt ?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's