Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antidotum.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antidotum.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Fischer heeft bij Zalsman te Kampen een vlugschrift uitgegeven, dat we vooral in handen van jongelieden van hoogere opvoeding wenschen.

Het draagt ten titel: De opvoeding op hef Gymnasium, kritische opmerkingen over het onlangs verscheneii werk van Dr. M. Schneideivin Die aniike liumanitdt, en is ongeveer kleine 70 bladzijden groot.

Nu maakt het op zich zelf zeer zeker een eenigszins vreemden indruk, een recensie van een in Duitschland verschenen, en hier te lande slechts aan enkele vakmannen bekend werk, in afzonderlijke uitgave te zien verschijnen.

Maar hierover zien we gaarne heen, om het groote nut, dat de lezing van dit geschrift voor hen kan hebben, die nog steeds in den ijdelen waan verkeeren, dat het Christendom voor de wetenschap eenigszins verlegen staat, en dat de wetenschap der ongeloovigen zoo veel sterkere positie inneemt.

Als er wetenschappelijke arbeid verschijnt onder de beheersching van het geloofsbeginsel, dan haalt menigeen de schouders op, en denkt: Nu ja, dat zal er dan naar zijn.

Maar als een ongeloovig wetenschappelijk man hem vriendelijk toeknikt om zijn geleerdheid, vindt men zich gestreeld.

.. Maar bovenal is het voor jonge mannen, die op Gymnasium, Handelsschool, Militaire school en zooveel meer, een hooger opvoeding erlangen dan het gemeen, hoog noodig, dat ze leeren inzien, hoe naar de erkentenis onzer tegenstanders zelven, hun eigen Christelijk standpunt zooveel vaster staat, en tot hooger. dingen bekwaamt, dan het Humanisme, yéj^* Blijkbaar was het dan ook dit, wat Dr.

Fischer aangreep en hem tot zijn .schrijven den impuls, gaf. Wat over tiiclit enz. verder in dit vlugschrift voorkomt, kan door onze jonge mannen dan ook desnoods worden overgeslagen, maar het • eerste deel van dit vlugschrift moeten ze lezen en herlezen.

Hoofdstrekking toch van dat eerste deel is aan te toonen, hoe Dr. Schneidewin, een ongeloovig en met roem bekend deskundige op het gebied van klassieke .studiën, zelf erkent, dat i". het geloof zooveel vaster standpunt biedt, dan het Humanisme; 2". dat met de jongelieden uit Christelijke familie zooveel beter te vorderen is ; en 3". dat de menschelijke natuur in de jonge mannen zoo principieel bedorven is, dat het Humanisme er machteloos tegenover staat.

Een drietal citaten mogen dit toelichten: Voor het vastere van het standpunt des geloofs, verw-ijzen we naar blz. 10: Terwijl nu Dr. S. alzoo zegt, dat hij als de heldenen is, die geene hope hebben, omdat hij niet kan gelooven, deinst hij niettemin voor de consequenties van dit standpunt terug, en erkent onomwonden de goddelijke kracht des geloofs en de meerderheid van het geloof boven het beste wat |de niet geloovige bezit: de humaniteit. Zoo zegt hij op blz. VIII der „Widmung" : „Waar toch het Christelijk geloof iemands persoonlijk bezit geworden is, daar kan het onmogelijk anders of dit geloof moet, krachtens de allesovertreffende waardigheid van zijn inhoud alle andere levensmachten, ook de vaderlandsche, ook de oud-classieke, in de schaduw stellen en het diepste middelpunt der ziele voor zich opeischen; daar kan het niet anders, of het moet ook naar buiten de leiding in alle werkzaamheid aan zich trekken."

En dat het Dr. S. ernst is met die meerderheid des geloofs, blijkt ook uit hetgeen hij schrijft op bl'. IX: „Nu hebben de vrijdenkers tot nu toe veelvuldige, eensdeels bewonderens-..waardige maar anderdeels stellig zieke en alle overtuigingskracht missende stelsels uit hun beginsel voortgebracht en daarmede zekerlijk geen grondslag gelegd, die met den ouden grondslag (des geloofs) kan vergeleken worden. De opvoeding en vorming echter der jeugd laat zich niet anders voltooien dan op den grondslag van een vasten, historisch geheel volwassen en om zoo te zeggen gerijpten geest: daarom kan ik mij niet aansluiten bij de tegenstanders van een Christelijken grondslag voor de opvoeding der jeugd" (ik cursiveer).

Merkwaardige woorden voorzeker! En van dergelijke uitspraken is het boek van Dr. S. vol! Gaarne zoude ik er nog eenige uitschrijven maar ik mag niet te veel van het geduld mijner lezers vergen, en daarom zal ik mij vergenoegen met nog één plaats hier te vertolken, en de overige, voor zoover ze van gewicht zijn, op te geven. Op blz-450 erkent Dr. S. eerst de natuurlijke boosheid van den menschelijken wil, hetgeen hij ook elders doet en waarop ik nog nader hoop terug te komen en daarna gaat hij aldus voort: „Waar nu de natuurlijke wil als niet goed erkend en voor een nieuw leven eerst een inwendige krisis, een afkeeren van den wil van de liefde tot zichzelf en tot de liefde Gods noodzakelijk geacht en deze wedergeboorte als werking van den Heiligen Geest gedacht wordt, daar treden tot de werkingen en krachten van het bloote theïsme, die op zichzelf reeds hooger slaan dan het beginsel der humaniteit, nog de groote versterkende krachten van het positieve Christelijke geloof, en het lijdt ganse lie lijk geen twijfel, of dit geloof vermag de menscheti tot nog grooter zedelijke volkomenlieid te leiden dan het ideaal van de liumaniteitsgedactiten, iets wat ook door de ^vergelijking der eigenlijke helden irnn heide stelsels onwederleghaar in het oog springt.

Voor den voorsprong der Christelijke familie zie men op blz. 41.

Men ziet, het is spoedig gezegd: oefen strenge tucht, maar ook die tucht hangt niet in de lucht, hangt niet af van onze willekeur of inzicht, maar zij hangt samen met alle diepere levenskwesties, met al onze verhoudingen tot God en mensdi.

En wat ten andere de opvoeding in het ouderlijk huis betreft, hier vooral treden de wrange vruchten van het humanisme, aangevuld door de revolutie-en ongeloofstheoriën, duidelijk aan het licht. Dr. S. klaagt er zelf over, dat een groot deel der leerlingen komt „uit moderne families zonder diepere „Lebe91sbe.gründung." En dit voorzeker is een ontzaglijk kwaad, waar, zooals Dr. S. elders terecht opmerkt, weinig aan te doen is; de jeugd kan m.en nog onderwijzen en leiden, maar de talrijke families in welke een diepere levenstoon gemist wordt omzetten, dat ware een wanhopig pogen. En daarom behoeft Dr. S. op de medewerking van vele families bij het bestrijden van genotzuclit en het brengen tot een eenvoudige, gezonde leefwijze, kortom tot het handhaven van ware tucht, niet te rekenen. Die families zijn voor de goede zaak verloren. Maar de jeugd in de school, dat is de vruchtbare akker, waar we nog kunnen ploegen, zaaien en eggen, en van dien akker mogen we voorzeker nog heerlijke vruchten verwachten, zoo wij dien bewerken in gehoorzaamheid aan Gods Woord en bij het licht, dat van dat AVoord uitstraalt.

En eindelijk over het verdorvene onzer natuur, op blz. 28 dit oordeel van den ongeloovigen Dr. Schneidewin: „Niet de dogmata dragen de schuld, van welker aantal men zich ook een zeer overdreven voorstelling pleegt te maken, maar — en daarmede komen wij op de werkelijke oorzaak van den meestal zoo onbeduidenden invloed der „Confirmarion" — het overgev/icht van den natuurlijken mensch, des „rüchlos frien Lebens" (Theologia deutsch) in de jeugdige harten, dat zich te meer doet gelden, daar zij den waren ernst ook van de volwassenen ziet opgeofferd aan de zinnelijke en ijdele zijden van het leven, aan het levensonderhoud, het genot en de rol die men speelt. Dat is het alzoo; dat de mensch „aus Gemeinem" gemaakt is, en de gewoonte zijner voedstervrouw noemt: hierdoor komt het, dat ook de Confirmatie geen schat van „Gesinnung" in het leven pleegt mee te geven. Of zou misschien een open en beslist belijden van de Christelijke zedeleer onvereenigbaar zijn met jeugdige vroolijkheid ? Hij, die der zake kundig is, weet, dat, „kopfhangerisches Wesen" ganschelijk niet de echte vrucht van het opnemen der Christelijke zedeleer in het hart is; en wie kent niet enkele voortreffelijke jongelingen, die met den ernst eener in handel en wandel uitkomende Christelijke denkwijze eerst recht de edelste jeugdige vroolijkheid verbinden? " Doch genoeg reeds geciteerd, om tot lezen uit te lokken.

Goed gebruikt kan dit boekske menig wankelend jongman weer vast op zijn beenen doen staan, en niet minder is het een apologie voor de noodzakelijkheid van vrije Gereformeerde Gymnasia.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Antidotum.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's