Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

KWAAD GEZELSCHAP.

XL

Tien jaren bracht Kasper in Ansbach door, jaren die hij tot de beste zijns levens mocht rekenen. Hij had bijgeteekend voor den dienst, wijl de markgraaf het wenschte, en hem bovendien het werk ver van zwaar was. Het eigenlijke soldatenleven leidde men hier niet, veeleer verrichtte Kasper allerlei werk, dat anders door schrijvers pleegt te geschieden. Uiterlijk ontbrak hem niets, en zijn hart bleef trouw in des Heeren wegen. Meer dan eenmaal had hij, met verlof gaande, Pappenheim, zijn geboorteplaats, bezocht. Door hem dit toe te staan gaf de markgraaf onzen vriend een blijk van bijzonder vertrouwen. Immers, steeds vreesde de vorst dat een onzer geliefde lange mannen hem op een verlofreis mocht ontloopen.

" Liet zich dan ook aanzien, dat Kasper zijn e dagen in vrede te Ansbach zou eindigen. Want NcwE trok hij straks den krijgsrok voor goed uit, nu dan viel het hem heel gemakkelijk een goed postje te krijgen. En dat stelde hij zich dan ook zeker voor. Maar de mensch wikt, God m beschikt. Reeds drie malen had hij in zijn leven zijn schoonste verwachtingen als rook zien vervliegen, hij zou weder ervaren dat Gods gedach­ g ten niet de onze zijn. Des Heeren doen is wijs­ c heid al zien wij, o zoo dikwijls niet, waarom l g Hij alzoo en niet anders de zijnen leidt. De O Schrift zegt ons : „Ik weet, o God, dat bij den NG mensch zijn weg niet is."

Ook Kasper zou 't opnieuw ervaren, en wel op zulk een wijs, dat het einde veel erger had kunnen zijn dan 't geval was geweest bij de sabelhouwen, dien hij jaren geleden op het slagveld had ontvangen.

Gelijk de lezer reeds bemerkt heeft, was de markgraaf van Ansbach nu j aist geen toonbeeld van zachtmoedigheid. Hij kon ontzettend driftig worden en toornig tot in het gevaarlijke toe. Een beer dien men van zijn jongen heeft beroofd, is een beest dat ik om vele redenen liefst niet tegen kom. En toch is dat minder gevaarlijk, zegt de Schrift, dan een man te ontmoeten in zijn toorn. Dit wordt maar al te vaak bevestigd, en 'ook de vorst van Ansbach was er het levend bewijs van.

De omgeving van den markgraaf had dit p reeds meermalen ondervonden. Doorgaans was N J hij volstrekt niet ruw of barsch in den omgang, N maar iemand die best rede verstond. Doch hij had een zeer verkeerde gewoonte, namelijk om j bij den maaltijd heel veel te drinken, en dat geen water of melk, m.aar zware wijnen, die naar 't hoofd stegen, al kwamen ze in den' maag terecht. Nu weten we uit Gods Woord, dat de wijn een spotter en de sterke drank woelachtig is, gelijk aan alle drinkers ook is te zien. Doch niet bij alle is de uitwerking eenerlei. Sommigen worden als zotten, anderen als woeste eeuwen, en tot de laatste soort van menschen behoorde ook de graaf, (ïebeurde er, terwijl hij door den wijn verhit was, iets dat hem hinderde, zoo kende zijn gramschap maat noch grens, en deed hij dingen, die hem veelal later bitter rouwden. Doch dan was het telaat.

Kort geleden was als lijfgarde een heel knap jong mensch aangenomen uit het Wurzburgsche.

Nog geen vier weken waren er na zijn komst verloopen, of hij heette in 't slot reeds „de knappe Frits". Hij nu werd de slaapkameraad van Kasper, en bewoonde met hem eenzelfde vertrek; — de gardes hadden met hun tv/«eën een kamer.

De oudere kameraad, onze vriend uit Pappenheim, had met zijn makker weinig op, en met reden. Want hoe knap Frits er ook uit mocht zien, inwendig deugde hij weinig. Hij was uiterst lichtzinnig, leefde zooveel mogelijk slechts voor zijn genot, hield van brassen en drinken, en bezat niet het minste van Kaspers natuur. Geen wonder, dat die twee geen vrienden werden. Ook bemerkte onze geleerde grenadier weldra, dat hij hier met een van die menschen te doen had, zooals hij er al meer had bijgewoond, die 't nergens lang uithouden, die altijd „veranderen" v.'illen, zelfs al gaat het hun goed. Dit is een zeer verkeerde eigenschap, die ook thans veel onder jongelui wordt gevonden, zoodat men er treft, die op hun zestiende jaar reeds apothekersjongen, kantoorheer, spekslager en "kapper zijn geweest. Natuurlijk komt er van dezulken niet veel terecht. Het is ook niet naar des Heeren wil, want het stuurt èn ons leven èn de maat­ g schappij in de war. t P

Kasper dan bemerkte spoedig, dat de jonge, knappe Frits in zijn natuur iets had van de trekvogels, die op een bepaalden tijd onrustig worden en dan wegvliegen, wie weet waarheen ?

Als oud-gediende was onze Pappenheimer tot zoo iets als wachter over den jongere aangesteld, en min of meer verantwoordelijk voor hetgeen deze deed. Des te bedenkelijker was 't voor Kasper, dat Frits al heel spoedig lust begon te toonen om bij de eerste de beste gelegenheid Ansbach te ontvlieden, te deserteeren. Op alle mogelijke wijzen poogde hij den jongen man te waarschuwen, hem voorstellend hoe het geen spelletje was en het leven van een deserteur, die gevangen werd, aan een zijden draad hing.

Temeer trachtte Kasper zijn kameraad de ge­ ƒ dachte aan wegloopen uit het hoofd te praten, daar natuurlijk — kwam het er toe — de kameraad allicht mee beschuldigd werd. En bij den markgraaf was met zulke dingen geen spotten, 't Was Juni van het jaar 1756. De mark­ J graaf die een liefhebber van de jacht was, had Ansbach verlaten, om op zijn slot Triesdorf te ƒ gaan vertoeven, in welks omstreken veel te jagen viel. Natuurlijk had hij zijn lijfwacht — althans de helft — meegenomen, en zoo waren ook Kasper en Frits te Triesdorf gekomen. / ƒ

Het leventje buiten in den zomer beviel den / soldaten opperbest. Er was weinig te doen, en ƒ zoo leefden ze er dan vrooüjk op los; Frits was daarbij een van de eersten. Zingend en springend liep hij over den weg, en maakte ƒ onder zijn kameraden zulk een pret, dat zij schaterden van lachen. Doch zoodra hij op zijn kamer was veranderde alles. Dan werd de schijnbaar zoo vroolijke jonkman neerslachtig en somber, en menigmaal vond Kasper hem, / terwijl hij met het hoofd op de hand geleund / in diep gepeins voor zich zat te staren, niets ƒ bemerkende van wat om hem heen gebeurde.

„Frits, " sprak Kasper, „wat scheelt u toch? " „Mij niets, " antv/oordde de ander, als uit een droom ontwakend.

„Neen, dat is niet zoo. Gij denkt ergens over, en ik geloof dat ik het begrijp."

„Nu wat dan? " „Gij wilt deserteeren."

„Ik, en ik heb hier zoo'n goed leventje, we maken den heelen dag pret".

„Jawel, maar ik vrees dat er alles behalve rust en blijdschap in uw hart is. Gij wilt weg."

„Och kom, dwaasheid."

„Neen, neen, en ik raad u en bid u, doe het niet. Gij zoudt een dollen streek uithalen, en u zelf en mij in 't ongeluk brengen. Bedenkt dat wel. Beter dan hier krijgt ge het toch ook nergens."

„Wees maar niet bang, 't zal alles v/el schikken, Kasper. Ik voer niets in 't schild. Ge kunt gerust wezen."

Doch Kasper was niet gerust. Ook niet, toen Frits den volgenden dag weer even vrooüjk was onder de makkers als vroeger, en niets deed dan schertsen en lachen.

En het zou blijken, dat Kasper terecht gevreesd had.

HOOGENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's