Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Telken jare?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Telken jare?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdain, 4 Febr. 1898.

Dusver is slechts tweeërlei geconstateerd : 1°. dat in hoofdzaak het geldelijk bezwaar het drukker Synode-houden bemoeilijkt; en 2°. dat onze vaderen in beginsel voor een jaarlijks wederkeerende Synode waren, en slechts ter oorzake van buitengewone omstandigheden, die thans vervallen zijn, in de driejaarlijksche zich voegden.

Thans tot de zaak zelve komende, behoeft het o. i. geen breed betoog, dat het om de drie jaren vergaderen in de meeste opzichten schadelijk is, en dat het telken jare vergaderen eer aanmerkelijk voordeel voor de kerken oplevert.

In de meeste opzichten is het om de drie jaren Synode houden schadelijk. Hierin ligt opgesloten, dat er ook een goede zijde aan is.

De goedkoopte nu daargelaten, heeft het toch dit drieërlei goede, dat het tijd spaart, rust geeft en kerkelijke processen intoomt.

Het spaart tijd.

Om de drie jaar drie weken is een week per jaar, tervv'ijl te betwijfelen valt, of een jaarlijksche Synode binnen één week, d. i. van Dinsdag op Vrijdagavond zou afloopen, of zelfs op Zaterdag.

Er zijn tal van onvermijdelijke bezig-' heden, die tijd rooven, en nu maar ééns in de drie jaar komen, terwijl ze anders elk jaar zouden wederkeeren. Verkiezing van moderamen. Benoeming van commissiën. Rapporten van vaste Deputaten enz.

En bovendien schijnt het aan velen verre verkieslijk, eens om de drie jaar drie weken, dan elk jaar, zeg, veertien dagen te vergaderen, al ware het slechts omdat het druk bezette personen die twee andere jaren vrijlaat voor een te schrijven studie of voor het doen van een reis. Alle jaren zou zoo binden.

Het tweede voordeel is, dat het rust geeft.

Eens om de drie jaren heeft men dan die besogne, rooft het tijd en is men er aan vast, maar als de Synode uit is, heeft men weer de twee vrije jaren voor de boeg. Een periode waarin de besluiten bezinken kunnen, en de nieuwe toestand wortel schiet, overmits men weet dat er de eerste jaren op dat terrein toch niets te veranderen valt.

En het derde voordeel is, dat het allicht de kerkelijke processen intoomt.

Komt nu een zaak in het eerste jaar na de Synode voor, dan geeft menigeen maar liever toe, daar het toch pas over drie jaren Synode is, en het dus toch niet geeft, of men het hooger zoekt. Maar is er elk jaar Synode, en weet dus elk litigant, dat hij binnen enkele maanden redres kan krijgen, en dat in een procedure die toch bijna niets kost, dan neigt de zucht naar gelijk er allicht toe, om met alle denkbare quaestiën bij de Synode-Generaal te komen.

Behalve de goedkoopte dienen dus ook deze drie voordeden van het thans vigeerend stelsel onder de oogen te worden gezien.

Maar dan trekt het toch aanstonds de opmerkzaamheid, dat alle drie deze argumenten meer het gemak van de personen, dan het welzijn der kerken raken. Zoo is het met de tijdbesparing. Zoo is het met de behaaglijkheid van het gevoel van ruste.

kerke­ Zoo is het met het intoomcn der lijke processen.

Bij alle andere corporation, vereenigingen, bonden, vennootschappen, of wat men wil, zou het eveneens tijd besparen, als men pas om de drie jaren algemeen convent hield. En toch, bijna zonder onderscheid of uitzondering, is het vaste regel, dat bij alle deze verbindingen een jaarlijksche algemeene vergadering hoort. En ook, bij die corporatiën weet men even goed, dat het aangenaam zou zijn, eens over te slaan; maar het mag niet; en komt het voor, dat er over wordt geslagen, dan is dit meestal een voorteeken van naderende ontbinding. Hoe zou dan op kerkelijk terrein als afdoend argument kunnen gelden, wat op geen ander als steekhoudend wordt toegelaten.'

Met het behaaglijk gevoel van rust staat het evenzoo. De invoering van driejarige budgetten is zelfs meermalen voorgesteld, en in enkele landen practijk geweest. Maar wat ruste dit ook voor Regeering en Parlement bood, algemeen heeft men erkend en ingezien, dat de behaaglijkheid der ruste den doorslag niet mocht geven, en dat de zaken er onder leden.

Gewichtiger schijnt alleen het intoomen van processen. Metterdaad zou het voor de kerken een voordeel zijn, en van meer doorwerking des Geestes onder de broederen getuigen, indien van alle hangende kerkelijke processen minstens vijftig procent nooit ware opgekomen. Verreweg de meeste dier processen raken toch geen heilig belang, maar persoonlijk interest, miskenning, geraaktheid, zucht om gelijk te hebben, onbereidwilligheid om de minste te wezen; altegader beweegredenen die vlak tegen den zin van Christus, gelijk ons die uit de Evangelie blijkt, ingaan.

In zooverre zou men dus kunnen zeggen, dat al wat deze booze processen intoomt, is toe te juichen.

Zoo echter staat de zaak niet. Bij kerkeraad, classis en Provinciale Synode zouden ze even welig blijven opschieten. Alleen ze zouden niet zoo ter hoogste instantie worden doorgezet.

En dit nu is geen voordeel, stellig zou het eer nadeel zijn, indien men hiervan afliet, alleen omdat het te lang duren zou.

Dat is geen argument, maar een ontneming van rechtszekerheid, die op burgerlijk terrein nauwelijks onder Turken en Chineezen zou worden geduld.

Snel recht is alom de eisch van het rechtvaardigsgevoel geworden. En dit is natuurlijk. Bij allerlei vraagstukken b. v. van geldigheid van benoeming, wordt de zedelijke autoriteit van het college stellig verzwakt, en het ambt als zoodanig er door gedrukt, bijaldien twee, drie jaren onbeslist blijft, hoe de vork in den steel zit. Maar nog veel erger lijdt hier het ambt onder, indien men, wijl het toch te lang duurt, de zaak maar liefst onbeslist laat, en op het onzekere voortdrijft.

Alle rechtsbedeeling behoort naar eisch geordend te zijn, en is in de rechtsbedeeling als hoogste instantie een appèl op de Synode-Generaal opgenomen, dan moet die hoogste uitspraak ook binnen behoorlijken tijd effect kunnen sorteeren; terwijl omgekeerd, als dit om het lange uitstel feitelijk niet kan, het rechtsgevoel onbevredigd blijft, en de rechtszekerheid schade lijdt.

Als de Hooge Raad slechts eens om de drie jaar zitting hield, zou er menig proces naar den Plaag minder gaan, maar toch zou geen ernstig man zulk een maatregel durven verdedigen.

Dat ook buitendien de rechtspraak der Synode niet blijven kan zooals zij is, geven we grif toe. Reeds Voetius wees hierop in hetzelfde verband. Andere dan formeele vraagstukken zal men niet bij de Synode-Generaal moeten laten. Maar zoolang dit anders geregeld is, en, gelijk thans elke zaak, op alle manier, bij de Synode-Generaal kan komen, moet die Synode er dan ook op ingericht zijn, en pleit niets zoo sterk als juist de eisch van het recht voor een één-j arige Synode; zelfs voor een Synode elk half jaar, opdat het recht vaststa in Gods kerken.

Wil men dus zeggen: „Elk jaar mocht wel, dat is het ideaal, daartoe moet het komen, maar onze kracht reikt nog zoo ver niet. We moeten ons nog behelpen, " zoo hebben we hier niets op tegen. Overhaaste sprongen werken zelden heilzaam. Maar dan moet dat telken jare ook luide worden uitgeroepen, opdat de betere toestand hoe eer hoe beter kunne intreden. En daarom houden we staande, dat noch de goedkoopte, noch de tijdsbesparing, noch de rustverschaffing, noch de intooming der processen in hoogste instantie, ook inaar van verre te rekenen is onder die voordeden, die het driejarige stelsel zouden kunnen rechtvaardigen.

Natuurlijk staat men in andere vrije kerken voor dezelfde moeilijkheden, en toch mag gezegd, dat bijna zonder uitzondering alle vrije kerken thans het eenjarig stelsel volgen en telken jare saamkomen, terwijl zelfs de Volkskerken, gelijk ook de Synodale ten onzent, de noodzakelijkheid hiervan hebben ingezien.

Wij in onze kerken maken feitelijk een antieke exceptie, niet in principieelen, maar in bedenkelij Iv concreten zin, want in beginsel, dat leerde Voetius ons, is de eenjarige Synode onzerzijds reeds in de 17e eeuw als eisch erkend.

Wat voor die eenjarige Synode pleit is dan ook velerlei.

i". Het voorbeeld van schier alle andere corporatiën en verbindingen onder menschen.

2". Het voorbeeld van de meeste kerken.

3o. De eisch, gelijk Voetius dien in beginsel stelt, waarop alleen buiten ons bereik liggende moeilijkheden uitzondering gedoogen.

4"^. De inniger werking van het kerkverband, als de gezamenlijke kerken elkaar in haar afgevaardigden telken jare ontmoeten. Israel ging niet eens in de drie jaar, maar driemaal telken jare naar Sion op.

50. Het minder lange mandaat aan Deputaten gegeven.

6". Het voorkomen dat om de driejaren telkens allerlei quaestiën die zich ophoopen, de Synode overladen, en oorzaak zijn, dat geen enkele quaestie haar vollen eisch kan krijgen en alle saam te veel in overhaasting moeten worden afgedaan.

7"-Het sneller beëindigen van moeilijkheden, die zich in de kerken hebben voorgedaan, en een meer afdoende controle op ingeslopen of insluipende misbruiken.

8". Betere rechtsbedeeling.

9". Meerdere gelegenheid voor de afwisseling van het af te vaardigen personeel, opdat beurtelings nieuwe personen Synodale ervaring mogen opdoen.

10". Vaster comptabiliteit op financieel gebied.

11". Meerdere zekerheid voor de uitvoering van de besluiten der Synode.

En 12". Meerdere vastheid van gang voor wat de gezamenlijke kerken verrichten in zake de Zending, de uitgave van een blad, het geven van theologisch onderwijs enz.

De meeste dezer twaalf punten spreken óf voor zichzelf, óf zijn reeds in het voorafgaande ter sprake gekomen.

Slechts op enkele dezer punten behoort nog nadruk te worden gelegd. En dan wijzen we vooral op punt 5.

Juist van uit ons Gereformeerd standpunt kiezen we steeds partij tegen elke Synodale Commissie. De kerken zelve moeten handelen, en niet enkele gekozen bestuurderen moeten aan het hoofd der kerken voor haar optreden.

Dit spraken we uit door te zeggen: Geen autonome Synodale Commissie, maar Synodale Deputaten met lastbrief en mandaat.

Dit is dan ook het juiste.

Deputaten mogen, naar eisch van ons kerkrecht niet anders doen, dan een last uitvoeren.

Maar als men nu Deputaten aanstelt voor een periode van drie jaren, dan is het onmogelijk, om hen behoorlijk te mandateeren, en kan men niet anders zeggen dan: Handel naar bevind van omstandigheden.

En dit nu juist, dit handelen naar bevind van omstandigheden, wat wordt het feitelijk anders dan het handelen van een Synodale Commissie, alleen met dit verschil, dat een Synodale Commissie desnoods alles aanpakt en Deputaten blijven moeten bij hun onderwerp.

Maar dit neemt niet weg, dat alle Deputaten saam dan toch feitelijk in alles handden kunnen, en handelen kunnen decretionair.

P2n dit kwaad nu is niet te verhelpen, en het echte degelijke karakter va.n Deputaat is niet te handhaven, als zijn mandaat over veel meer dan één jaar loopt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 februari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Telken jare?

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 februari 1898

De Heraut | 4 Pagina's