Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Hollandsche Kerkblad werd een stuk uit de Geheebnthonder aangehaald en vankantteekeningen voorzien.

Het stuk uit de Geheelonthouder luidde als volgt: Nog altijd schijnt de drankkvvestie, het alkoholvraagstuk, in Christelijke kringen een duistere zaak.

In de pers en op de vergaderingen hooren wij daarover ontelbare vragen en antwoorden, doch blijkbaar is dit vraagstuk in menig opzicht een kruidje-roer-mij - niet.

Hoe komt dat? Er zijn vele oorzaken voor. Als wij echter ernstig nagaan, hoe dat komt, dan blijkt het, dat dit vraagstuk, even als zoovele andere, te veel getoetst wordt aan de meeningen van doktor Die en dominee Die. Zoo komen we er nooit, want het kriterium ligt niet in de particuliere meening, hoe ook gemotiveerd, maar in de toestanden. Dit is vooral waar op het gebied der drankkwestie onder Christenen.

De een kan nergens een tekst vinden, waarin het gebruik van alkohol als drank wordt verboden. Een ander beroept zich op het moeten gebruiken van Gods gaven, en daarvan kan hij den alkohol niet uitsluiten. Weer een ander vindt het verdienstelijker, een weinig alkohol te gebruiken en manhaftig te strijden tegen misbruik. Dit laatste argument is nu al verminderd, en wordt nog beweerd door talrijke onverschilligen, die anders niets meer weten te zeggen, en er niet verder over willen nadenken.

Maar waartoe dan toch dat angstig zoeken naar Bijbelteksten? Mijn Bijbel zegt: «Doet het al ter eere Gods." Wie kan nu ter eere Gods sterken drank, in welken vorm ook, drinken, anders dan bij wijze van medicijn? Zoo wordt het*ook wel gebruikt, misschien ter goeder trouw. Maar dat foezelhoudend, bedwelmend distillaat, dat uit onze branderijen komt, in onbepaalde mate gebruikt is immers geen medicijn; is het voor niemand.

Ds. Sikkel heeft terecht gezegd : «alle gave Gods moet gebruikt"; (zie de Chr. Geheel-Onthouder van September 1897). Het is maar de vraag, hoe hij dat heeft bedoeld. Toch niet zóó, dat de eerste de beste kroeglooper of «stille" dronkaard er zich op mag beroepen? Want zulk een mensch onderscheidt de gave Gods niet. En evenmin de matige drinker, die »er niets in ziet, om zijn slokje te gebruiken."

De waarheid, in deze woorden uitgedrukt, moet omschreven, gepreciseerd, of zij doet, zooals de meeste predikanten-algemeenheden (om nu deze woordvoeging eens te maken) veel meer kwaad dan goed.

De alkohol als medicijn, bij uitzondering en in minieme hoeveelheid gebruikt, mag als gave Gods beschouwd. Maar ook dan zij men niet roekeloos met dat ellendige hersenvergift, dat ons heele volk zoo willoos, zoo onbezonnen, zoo slaafsch heeft gemaakt! Als Ds. Sikkel het zóó heeft bedoelt, — en er is reden, om dat aan te nemen, — dan werpt hij met ons alle drinkers-pleitgronden om, en dan herkennen wij in hem den Christen.

Hoezeer ware het te wenschen, dat wij dit velen, die zich broederen noemen, konden doen.

O, zegt toch niet, broeders: «Zie alleen naar onze belijdenis, want die is zuiver Gereformeerd". Als dat waar is, dan is dit immers nog niets anders dan de erkentenis, dat Gods Woord de waarheid is. Maar van die erkentenis hangt, ook voor u, toch de waarheid niet af? De waarheid moet u, zal het wèl zijn, vrij maken. En dat doet ze ook, als wij haar maar niet werkeloos maken door het luisteren naar meeningen. De waarheid meent niet; zij •weet. Zij is van God, ook al komt zij somtijds door eens menschen mond tot ons.

Niet het dood-rechtzinnige geloof, maar het geloof, dat werkt, omdat het uit de waarheid is, ziet met leedwezen naar den dienst des duivels, zichtbaar in het alkoholisme.

Ik kan mij geen leeraar denken, en ook geen meelevend, nadenkend hoorder, die het kan nalaten, om bij een bid-en dankstond voor het gewas luide te getuigen tegen de misbruikte gaven Gods, dewijl de zegen van het korenveld in een - «oek voor duizenden menschen wordt omgezet. Dit kan alleen dan uitblijven, als dit overigens echt Christelijk werk louter machinaal wordt verricht, omdat de Kerk het tot een vast gebruik heeft ingesteld.

Ziet, dat zijn van die dingen, waaraan men zijn menschen kent. En de wereld kent er ons óók aan. Wat wij zeggen beteekent zoo weinig, al zeggen wij het ook nog zoo Gereformeerd en mooi; ook hier moet aan de vrucht de boom worden gekend.

Dit toch kan ik weten: Duld ik het gebruik van alkohol, dan ontzeg ik mij meteen het recht om tegen zoovele, al te bekende gevolgen daarvan te spreken; het recht om mij te beklagen over zooveel zedelijke en stoffelijke ellende; het recht zelfs om te bidden, dat die ellende verdwijne. Aan dien zedelijken zelfmoord gaan duizenden ten gronde, en in onze Christelijke kringen wordt het lijdelijk, of onder machteloos protest, aanschouwd ; er wordt zelfs aan meegedaan. Laat ons onzen vijand dan toch eerst kennen, alvorens ons met hem op het pad te begeven! En ten slotte: geen farizeïsme, maar de liefde van Christus en daarom ook de liefde jegens onzen naaste, roept ons beslist tegen den alkohol ten strijde.

Hierop nu teekent Ds. Sikkel dit aan;

Let nu eens op al het stekelige in dit stukje tegen de kerk, predikanten, leeraars, preeken, bidstonden, gereformeerd, hen die zich broeders noemen, rechtzinnig; , enz. We zeggen niet, dat dit niet in den toon is, die tegenwoordig in breeden kring bij vroomheid schijnt te behooren, zóó dat al meerderen, die toch vrije genade belijden, met al oppervlakkiger klank meegaan, — maar we vragen of dit nu nuchter is.

Men herkent in u heusch pas den christen, wanneer gij geacht wordt, koren te dragen op den onthoudersmolen. En dat, terwijl aan de andere zijde de onthouding almeer een soort van religie wordt onder de menigte, die met God en zijn Woord gebroken heeft.

Toch is er betering te constateeren, in zoover als de wijn, de spiritus, een gave Gods genoemd wordt met een bepaald karakter en een bepaald doel met betrekking tot het leven van den mensch.

Daarin is meerdere schriftuurlijke nuchterheid.

En zoo komt men er dan ook toe, om er over te gaan denken, of in de woorden van Ds. Sikkel, die in onthouderskringen zoo smadelijk misbruikt zijn, ook een goede en schriftuurlijke bedoeling kun liggen.

Had men indertijd die woorden behoorlijk gelezen en verbreid, gelijk het nuchteren christenen betaamt, zelfs op de vraag, die er nu nog schijnt over te blijven, zou men dan toen reeds een voldoend antwoord gehad hebben. Geen «predikanten-algemeenheid", ook geen «onthouders-algemeenheid", maar een duidelijk schriftuurlijk antwoord.

Zijt nuchteren.

De bestrijding van de drankzonde en van de drinkzonde heeft op zichzelf onze sympathie, afgezien van den vorm dier bestrijding. Wij staan in die bestrijding bij niemand achi-: r. Maar we mogen onze kracht op die bestrijding niet concentreeren.

Atle misbruik van Gods gaven bestrijden wij met de wet Gods. Ook alle verachting der gaven Gods.

En alle vergiftiging der geesten. Eerst die door het woord, dat een valsch licht ten koste der waarheid Gods verspreidt. En dan ook die door spijs en drank tegen de ordinantiën Gods, die bij het licht der Schrift in de schepping Gods zelve te lezen zijn. Verbreking van het geestelijk evenwicht, eenzijdige drang en praktijk verwoest de geesten en schendt de nuchterheid, die het leven in de vreeze Gods kenmerkt.

Dit gaat ook in hét geestelijk leven door. Niet in een eenzijdigen ijver voor eenig belang, maar in het beginsel, om te leven itaar alle geboden Gods, ligt alleen het kenmerk der gezonde nuchtere vroomheid, die ook de bestrijding van de drankzonde en van de drinkzonde door woord en voorbeeld noodzakelijk in zich sluit, Dit is niet te veel gezegd.

Als er een ernstige zieke in huis is, verwaarloost men een tijdlang veel andere belangen, om alle zorg aan den kranke te wijden. En dit mag, omdat bij zulk een krankheid, in enkele dagen of weken de crisis komt.

Maar zoo doet men niet met een chronische krankheid. Dan toch zou het leven zelf in het gezin te groote schade lijden.

De drankzonde nu is geen acute kwaal voor welker genezing heel het leven een korte poos stil zou kunnen staan, maar het is een chronische ziekte van jaren, tientallen van jaren, en kwarteeuwen.

En bij zulk een krankheid leidt te sterke concentreering van alle kracht op dit ééne punt tot verwaarloozing van het geheel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's