Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Ders.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Ders.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor ditmaal een uittreksel uit een preek van Talmage over Psalm 68: ir.

We lezen daar: De zonde is de hardvochtigste van alle werkmeesters. Erger dan Pharao, houdt zij ons voordurend aan 't slaven en sloven, — slaven en sloven in een allervernederendsten dienst; maar naar verloop van eenigen tijd komt Jezus, en zegt Hij: iiLaat Mijn volk trekken r en dan gaan wij van tusschen de steenovens der zonde in de heerlijke vrijheid des Evangelies over; wij trekken de reine kleederen eener Christelijke belijdenis aan, en wanneer wij eindelijk en ten laatste opstijgen naar het warme nest, dat God voor ons in den hemel heeft toebereid, dan zullen wij daar sierlijker aankomen dan een duif, welker vleugelen bedekt zijn met zilver, en welker verderen met geluwen goud.

En nu ga ik iets prediken, dat sommigen uwer niet gelooven, en dat is: dat het prachtigste sieraad in den godsdienst van Jezus Christus bestaat.

Er zijn een groote menigte menschen, die den godsdienst voor heel iets anders aanzien, dan hij in werkelijkheid is. De reden waarom de menschen den Bijbel veroordeelen, is hierin gelegen, dat zij den Bijbel niet verstaan, — zij hebben hem niet behoorlijk onderzocht. Dr. Johnson zeide, dat de ongeloovige wijsgeer David Hume aan een predikant in het kerspel Durham verklaarde, dat hij het Nieuwe Testament nog nooit nauwkeurig onderzocht had, en er toch zijn gansche leven tegen had gestreden. Walley, 4e sterrenkundige, gaf zijn ongeloof en twijfelzucht aan Sir Isaac Newton te kennen, en Sir Isaac Newton zeide: «Welnu, mijnheer, ik heb de zaak bestudeerd, en dat hebt gij niet gedaan; en. ik schaam mij er over, dat gij, die een wijsgeer beweert te zijn, kunt goedvinden iets te veroordeelen, dat gij nooit bestudeerd hebt."

En zoo verwerpen de menschen den godsdienst van Jezus Christus, omdat zij dien in werkelijkheid nooit of nimmer bestudeerd hebben. Zij denken dat het iets minder verkieselijks is, iets waaraan zij toch niets zouden hebben, iets huichelachtigs, iets Farizeeuwsch, iets terugstootends, terwijl het in waarheid zóó vroolijk en zóó schoon is, dat gij het kunt vergelijken met een distelvink, dat gij het kunt vergelijken met een roodborstje, dat gij het kunt vergelijken met een duif, welker vleugelen bedekt zijn met zilver en welker verderen met geluwen goud.

Maar hoe gaat het, wanneer een jonkman een Christen wordt? In al de Vereenigingen waarvan hij lid is, en in al de handelskringen waar hij bekend is, worden de hoofden bij elkaar gestoken.

Men roept: »Wat is dat zonde en jammer, dat een jonkman die zulke prachtige vooruitzichten had, door die Christenen zóó bedorven moest worden, dat hij al zijne wereldsche vooruitzichten prijs geeft voor iets, dat voor het oogenblik geen bijzondere waarde heeft!" Hier is een jonge vrouw, die een Christin wordt; hare stem, haar gelaat en hare manieren worden in alle gezellige kringen bewonderd. En nu gaat door heel de voorname wereld het gefluister: »Wat is het toch zonde en jammer, dat zulk een schitterend licht uitgedoofd moest worden; dat zulk een bevallige gang kreupel moest worden; dat zulke wereldsche vooruitzichten moesten worden vernietigd!" — Ach mijne vrienden, het kan bewezen worden, dat de wegen van den godsdienst wegen zijn van lieflijkheid, en dat al zijne paden vrede zijn; en dat de godsdienst, wel verre van donker en naargeestig en tranenrijk en terugstootend te zijn, iets opgeruimds en iets schoons is, sierlijker dan een duif, welker vleugelen bedekt zijn met zilver en welker vederen met geluwen goud.

Zie, in de eerste plaats, wat de godsdienst wil doen voor eens menschen hart. Ik vraag niet, hoe blijmoedig iemand van nature kan geweest zijn vóór zijne bekeering; maar de bekeering verheft hem tot een hooger peil van blijmoedigheid. Ik zeg niet, dat hij zooveel luider zal lachen; ik zeg slechts, dat hij afstand zal doen van eenige soorten van vroolijkheid, waaraan hij zich vroeger overgaf; maar er komt een grenzelooze tevredenheid over zijne ziel. Een jonkman die geen Christen is, moet zijne opgeruimdheid aan zijn wereldsch succes ontleenen.

Nu is hij voorspoedig, nu heeft hij een hoog salaris, nu bezit hij een sierlijke kleeding, nu heeft hij aangename vrienden, nu beschikt hij over meer geld, dan hij kan besteden: alles gaat vroolijk en wel met hem. Maar de nood komt, —• er zijn vele jongelieden in dit bedehuis deze ure, die op grond van hun eigen ervaring kunnen getuigen, dat jongelieden somtijds in nood en ellende komen,

— zijne vrienden zijn verdwenen, zijn salaris is verdwenen, zijne gezondheid is verdwenen; hij daalt al lager en lager. Hij wordt somber, norsch, twistziek, menschenschuw; hij smaalt op de wereld, hij smaalt op de maatschappij, hij smaalt op de Kerk, hij smaalt op alles, en neemt misschien haastig zijn toevlucht tot den beker der bedwelming, om zijn verdriet te verdrinken; maar inplaats van zijn verdriet te verdrinken, verdrinkt hij zijn lichaam en verdrinkt hij zijne ziel.

Maar hier is een Christelijk jonkman. Hij wordt door zorg en verdriet overvallen. Laat hij den moed zakken? Neen! Hij neemt zijne toevlucht tot de hulpbronnen des hemels. Hij zegt: «Godismijn Vader. Uit al deze rampen zal ik voordeel putten voor mijne ziel. Al de beloften zijn voor mij. Jezus is voor mij, de Christelijke gemeenschap is voor mij, de hemel is voor mij. Wat schaadt het, al is mijne kleeding versleten? Christus geeft mij het kleed der gerechtigheid! Wat schaadt het, al is mijn geld verdwenen? Ik heb een eigendomsrecht op het gansche heelal in de belofte: iiAlles is het uwe." Wat schaadt het, of mijne wereldsche vrienden mij in den steek hebben gelaten? Dienende engelen zijn mijne lijfwacht. Wat schaadt het, al is mijn loon gering en mijn brood karig? Ik zit aan 's Konings feestmaal."

O, welk een armelijke, ondiepe stroom is het wereldsch genot, vergeleken met de diepe, breede. overvloeiende rivier van Gods vrede, die midden door het hart des Christens vloeit! Somtijdszijtgij uitgegaan naar het met een ijzeren hek afgezette strand der zee, wanneer er een storm op den oceaan had gewoed; en dan hebt gij het witte schuim der golven tot aan uwe voeten zien spoelen. Zij deden u niet de minste of geringste schade. Terwijl gij daar stondt, dacht gij aan dat hoofdstuk, geschreven door den Psalmist; en misschien zeidet gij het in stilte op, terwijl de storm u een aanschouwelijke voorstelling gaf van de Schriftplaats: iiGod is ons eens toevlucht en sterkte ; Hij is krachtiglijk bevonden eene htilpe in benauwdheden. Daarom zullen wij niet vreezen.^ al veranderde de aarde hare plaats j en al werden de bergen verzet in het hart van de zeeën: laat hare wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren door derzelver verheffing! Sela" O, hoe onafhankelijk maakt de godsdienst van Jezus den mensch van wereldsch succes en wereldsche omstandigheden! Nelson zeide in den nacht vóór zijn laatsten veldslag: «Morgen zal ik mij of een adellijken titel veroveren, of een graf in de Abdij van Westminster." En het maakt niet veel verschil voor den Christen, of hij rijst of daalt in wereldsche zaken; hij heeft in ieder geval een eeuwigen naam. Alle andere vederen mogen in den storm uitgerukt worden; maar die ziel, die versierd is met de Christelijke genade, is schooner dan de duif, welker vleugelen bedekt zijn met zilver en welker vederen met geluwen goud.

Men ziet, diep gaat het niet. In Amerika behaagt wat klaar in de oppervlakte speelt.

En toch ligt er in dezen toon iets dat boeit, omdat het niet abstract is, omdat het in het leven indaalt.

Dit is de lichtzijde van deze prediking, die uitstekend werkt, mits men zorgvuldig haar schaduwzijde mijde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Ders.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's