Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het fijne puntje.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het fijne puntje.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Classicaal Bestuur van Dokkum heeft Dr. L. A. Bahler schuldig verklaard en kerkelijke straf op hem toegepast.

Feitelijk liep het geding over de vraag, of men aan de kerkelijke reglementen absolute gehooorzaamheid verschuldigd is, of wel dat de gehoorzaamheid aan de reglementen haar natuurlijke grens vindt in de gehoorzaamheid aan God.

Dr. Bahler had desaangaande verklaard, absolute gehoorzaamheid aan de kerkelijke reglementen te weigeren.

Hij schreef: Ik wenschte wel, dat gij de hand op het hart legdet, en voor God en uw geweten den grond dezer beschuldiging onderzocht, en nu nog: het staat in uwc macht allen indruk van een inquisitoriaal drijven dien ik mocht ontvangen hebben of nog hebben, * bij mij uit te wisschen.

Waartoe de verzekering, dat ik alle reglementen, statuten, verordeningen der Ned. Herv.

Kerk, voor zooverre zij in den geest van Christus zijn, ten volle beaam en betracht?

Nu wordt alzoo als grens aangegeven: Dat alleen die reglementen zijn te gehoorzamen die niet strijden tegen den geest van Christus, En later betuigt hij: In tegenstelling met uw oordeel acht ik mijn vorig schrijven aan u volledig en voldoende, alléén wel wat gemoedelijk misschien. Desniet­ alléén wel wat gemoedelijk misschien. Desniettemin wil ik u antwoorden op uwe vragen. U herinnerende aan mijne mondelinge verklaring van den 5n October 1.1. dewelke is, dat ik mijn godsdienstige overtuiging voortrek, waar zij in botsing komt met Staat of Kerk, zoo luidt mijn antwoord op uw eerste vraag: Ja ik erken mijne verpHchting om te gehoorzamen aan Art.

9 Regl. O. en T., tenzij ik mij van Godswege daarin verhinderd voel; en mijn tweede antwoord op uw tweede vraag; ja ik erken onderworpen te zijn aan de rechtspraak der kerkelijke besturen, waar deze onderwerping tegelijk eene onderwerping aan Gods wil voor mij inheeft.

Wie nu den onzaligen moed bezit, om een hooger beroep op God en Christus een reservatio mentalis te heeten, heeft die wel een God en kent die wel een Christus?

Hierop nu overweegt het Classicaal Bestuur, dat Dr. Bahler nu slechts onder zeker voorbehoud zijn verplichting erkent om de kerkelijke reglementen te gehoorzamen, onderwijl hij beloofd had, ze te zullen gehoorzamen zonder eenig voorbehoud.

Aldus toch lezen wc in het vonnis: Overwegende dat dus uit de s'chriftelijke behandeling der zaak de volgende feiten vaststaan: i". dat dr. L. A. Bahler onderzekervoorbehoud zijn verplichting erkent om te gehoorzamen aan Art. 9 Regl. kerk. O. en T. enz en zich te onderwerpen aan de kerkelijke rechtspraak.

En voorts: Overwegende in rechten: ad i" dat dr. L. A. Bahler bij zijne toelating tot de Evangeliebediening blijkens de door hem afgelegde verklaring en belofte zonder eenig voorbehoud beloofd heeft de verordeningen van de Ned. Herv. Kerk op te volgen; dat hij ter verkrijging van de kerkelijke approbatie van zijn beroeping naar Schiermonnikoog naar Art. 66 ^5 Regl. op de vacaturen schriftelijk betuigd heeft, bij zijne plechtige ter toelating tot de evangeliebediening afgelegde verklaringen en belofte o p re c h t e 1 ij k te volharden; dat het met dat „oprechtelijk" moeielijk overeen te brengen is dat hij nu de onvoorwaardelijk afgelegde verklaring en belofte met zekere restrictie verklaart op te vatten.

Hiermede is het derhalve, tenzij een hooger Bestuur dit vonnis vernietigt, uitgemaakt dat er in de Nederlandsche Hervormde kerk gehoorzaamheid aan de kerkelijke reglementen geëischt wordt, zonder eenig voorbehoud, d. w. z. ook dan als men in zijn consciëntie overtuigd is, dat ze tegen den wil van God of van den Christus strijden.

We zijn zeer benieuwd te vernemen, welk protest hiertegen zal uitgaan van de zijde van hen, die, nog in de Hervormde kerk zijnde, nochtans met ons zulk een kerkrechtelijk standpunt, als onchristelijk en onschriftuurlijk veroordeelen zullen.

Hierop dient gelet.

Het geldt hier toch de hoofdquaestie, d. i. de vraag, of men menschen meer gehoorzamen zal dan God.

En het is natuurlijk van het uiterste belang te weten, hoe zij die nog aan God en aan den Christus vasthouden, zich hiertegenover gedragen zullen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Het fijne puntje.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's