Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXLIVI.

MARTIN GONIN.

In Piemont ligt niet ver van den berg Viso eene vallei •van omstreeks 5 mijlen, die haren naam ontleend aan de stad Lucuna. Daarin ligt een andere kleinere vallei, Angrogiia geheeten. In deze vallei nu kwam den izen Sept. 1532 de Synode der Waldenzische kerken samen. Tot deze vergadering waren ook de Zwitsersche leeraars genoodigd. Dezen werden daar vertegenwoordigd door den beroemden Willem Farel en Antoine Saunier. Het voornaamste doel van die Synode was eene reformatie in de kerken der Waldtnzen te bewerken. Dezen hadden, nadat zij met de kerken der Hervorming in Zwitserland en Duitschland in aanraking gekomen waren, hoe langer hoe meer de overtuiging gekregen, dat zij nog veel anü-schriftuurlijks hadden behouden. De Synode van Angrogna nam belangrijke besluiten, die het volgend jaar nader bekrachtigd werden. Een groote wijziging had er dientengevolge plaats in leer en leven. Zij voelden berouw over hun vroegere menschenvrees, waarom zij vaak toevlucht genomen hadden tot misleiding en ermomming en kwamen beslister uit voor hun geloof. De Roomschen zagen dit met leede oogen aan en hunne leidslieden achtten den tijd gekomen om de Waldenzen te vervolgen. De aartsbisschop van Turijn en de inquisiteur haalden den hertog van Savoye, Karel III, over, om de ketters van Piemont niet langer te ontzien. De heer van Rocheplake, Pantaleon Bersour, kreeg bevel van den vorst om dadelijk tot de tuchtiging der schuldigen over te gaan. Daar hij in Lucuna en Angrogna op krachtigen tegenstand stootte, zocht hij zijne slachtoffers op het vlakke land. Spoedig waren zijn kasteel Muandol en de kerken en kloosters van Penerolo en Turijn met gevangen belijders des Heeren uit de Waldenzen gevuld, terwijl de inquisiteurs Benoit de Solarus en zijne helpers zich haastten, hun vonnis uit te spreken. Een groot aantal hunner eindigden hun leven in de vlammen. Een dezer martelaren was Catelan Girardet. In 1535 te Revel in hechtenis genomen, werd hij weldra naar de strafplaats gevoerd. Toen hij den brandstapel bestegen had, verzocht hij dat men hem twee steenenzou geven. Nadat hij ze bekomen had, wreef hij ze sterk tegen elkaar en zeide tot de schare, die met gespannen aandacht zijn werkzaamheid gadesloeg en verlangend was te weten, wat hij daarmee voorhad : „Gij denkt met uwe vervolgingen onze kerken uit te roeien; maar dat zal u evenmin mogelijk zijn, als het mij zou kunnen gelukken deze steenen met mijne handen te vergruizen."

Misschien zou deze vervolging nog lang met gestrengheid zijn voortgezet, indien geen staatkundige gebeurtenissen tusschenbeide gekomen waren. Frankrijk was met Savoye in oorlog gekomen j toen haastte zich de hertog de Waldenzen, die hij noodig had tegen zijnen vijand, zachter te behandelen. Toch «vas nog het gevolg van dezen vredebreuk, dat een der uitnemendste leeraars uit Angrogna den marteldood stierf. Martin Gonin was de naam van dezen martelaar.

Daar hij in 1500 geboren was, had hij den leeftijd van 36 jaren nauwelijks bereikt, toen de Heere hem verwaardigde voor Zijnen naam te lijden.

Reeds vroeger hadden zijne geloofsgenootcn hem naar Duitschland en Zwitserland gezonden, ten einde daar kennis te maken met het „groote werk", dat God tot stand gebracht had. Hij hacl zich van die taak gekweten en kwam in 1526 weer terug, voorzien van een groot aantal godsdienstige boeken. In 't begin van 1532 was hij weer in Zwitserland op de Synode van Gramon geweest, en vier jaren later vinden wij hem in Zwitserland, en wel in Geneve, om met de geleerden daar te spreken over sommige kerkelijke zaken en een aankoop van boeken te doen. Op die reis was hij vergezeld van een drukkersgezel, met name Jean Gerard. In de maand April van bovengenoemd jaar keerde hij met zijn reisgenoot naar Piemont terug. Onderweg werd hij door den heer van Champsauz (in Danphiné gelegen) als spion gevangen genomen en naar Grenoble in den kerker gebracht. Het parlement van Grenoble sprak hem echter vrij van deze beschuldiging en hij was op het punt van ontslagen te worden, toen de cipier, George Borel, enkele brieven over godsdienstige onderwerpen door Willem Farel, Antoine Saunier en andere leeraars, aan eenige mannen in Piemont gericht, bij hem vond. Op deze ontdekking riep de cipier Gonin toe: „Terug, want gij zijt een Lutheraan" en sloot hem op. Den derden dag kwamen de procureur des konings en andere leden van het parlement bij hem en vroegen hem : „Zijt gij toch een spion, aangezien gij brieven bij u draagt ? " Hierop antwoordde Martin: „Leest ze en gij zult zien, dat ze geen zaken van oorlog bevatten, maar vennaningen om naar den Woorde Gods te leven." „Vanwaar zijt gij, " zeiden de anderen hierop, „gij zijt zeker een Lutheraan, want de brieven, die ge bij u hebt, zijn Luthersch, en bewijzen, dat ge er een zijt." Waardig hernam de martelaar : „Ik ben van Angrogna in Piemont, en heb eenigen tijd vertoefd in Geneve; ik ben geen Lutlieraan, en zou er ook geen willen zijn, want Luther is niet voor mij gekruisigd, maar Jezus Christus." Daarop werd Gonin ondervraagd omtrent zijn geloof en legde hij daarvan een vrijmoedige en besliste belijdenis af. Het ontbrak toen niet aan pogingen, om hem afvallig van de waarheid te maken en in den schoot van Rome's kerk terug te voeren.

Hij wees echter die aanvallen af en hield kloekmoedig stand bij de v/aarheid Gods, trots de schoonste aanbiedingen. Doch hiermee had hij ook zijn eigen vonnis uitgesproken. Men veroordeelde hem ter dood. Uit vrees voor een beweging onder het volk, als hij over dag terechtgesteld werd in hun tegenwoordigheid en door vrome toespraken hen roerde, werd hij in den nacht van den 26en April 1536 naar de rivier de Isère gebracht, waar hij verdronken werd nadat hij zijne begeleiders ernstig op den Heere Jezus Christus gewezen had.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's