Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXLVIl.

FAVENTINO FANINO.

Een der eerste martelaren van Christus' kerk in Italië is Faventino Fanino geweest. Hij was geboortig van Faenza, een stad in den kerkdijken staat beroemd door haar aardewerk. In zijne jeugd had hij niet de minste kennis van de leer der zaligheid, maar toen hij ouder werd, begon hij den bijbel te lezen, alsmede andere godsdienstige boeken in zijne moedertaal ('t Latijn was hij niet machtig) waardoor hij met de waarheid van Christus bekend werd. Hij hield deze echter niet voor zich, maar deelde haar mede aan anderen. Natuurlijk deed hij dit zeer voorzichtig.

Desniettemin kregen de dienaren van het pausdom van Fanino's doen de lucht en lieten hem gevangen nemen. Terwijl hij in den kerker zat, brachten zijne vrouw en kinderen, alsmede eenigen zijner vrienden, hem zoo in het nauw met hunne smeekingen, om toch zich zelven te redden door herroeping zijner belijdenis, dat hij bezweek en den Heere Jezus verloochende. De gevangenis ontsloot voor hem hare poorten en hij ging huiswaarts. Doch niet lang daarna werd hij door een vreeselijke zielskrankheid aangegrepen. Zijne verloochening woog loodzwaar op zijn gemoed en hij vond geen rust voor zijn beangstigde ziel. Hij begon te zuchten en bitterlijk te weenen over zijn zonde en nergens vond zijn verscheurd hart rust. Hadde de Heere zijne hand niet naar de ongelukkige uitgestrekt, hij ware tot wanhoop vervallen. Maar God richtte hem op uit zijne neerslachtigheid. Troost daalde in zijn hart, onrust week voor rust. En nu besloot hij om nog vuriger dan te voren zich toe te leggen op de verbreiding der waarheid Gods en de ontdekking d«r oude dwalingen van Rome.

Met dit oogmerk doorreisde hij het land van Romagna en predikte in alle steden met zulk een stoutmoedigheid en kracht, dat iedereen er versteld van stond. Bemerkte hij, dat het woord van God in een of andere plaats niet openlijk werd ontvangen, doch klopte hij aan de huizen aan om te beproeven, of er ook nog waren, die in het geheim Gods woord wilden hooren; en vond hij die, dan onderwees hij hen. Eerst begon hij hen Rome's dwalingen te laten zien, en dan leerde hij hen een ander leven kennen tot eere Gods. Waren er twee of drie, die hij genoegzaam onderwezen achtte in de waarheid, dan liet hij hun het' onderwijs van de anderen over, terwijl hij zich naar een andere plaats begaf.

Op deze wijze verspreidde hij in korten tijd de waarheid Gods over een groote uitgestrektheid. Eindelijk werd hij in eene plaats, genaamd Bognalavalla, een klein stadje van 19.000 zielen, in de provincie Revenna, gevangen genomen. Toen men hem daarna mededeelde, dat hij ter dood veroordeeld was, lachte hij en zeide, dat het zijn tijd nog niet was om te sterven. Dat bleek spoedig waar te zijn; want hij werd kort daarna naar Ferraragebracht, in welks kerker hij velen geloovigen tot troost en stichting was. Toen de paus dit vernam, liet gij hem nauwer inkerkeren. Achttien maanden werd hij toen op de gruwelijkste wijze geplaagd en gekweld. De Heere bevestigde zijnen moed, vvat men ook met hem deed, of men hem alleen of bij anderen opsloot. In het eerste geval schreef hij godsdienstige geschriften ten behoeve der geloovigen en in het andere sprak hij met zijne medegevangenen. Noch dreigingen noch smeekingen konden hem doen wankelen in zijne geloofsbelijdenis. Toen zijne vrouw en zuster met tranen in de oogen en bittere smart in het hart hem kwamen bezoeken, en hem baden toch aan zijn kinderen te denken, antwoordde hij: „Laat het genoeg zijn, dat ik om uwentwil eens mijnen Zaligmaker verloochend heb."

Had ik toen gekend, v/at ik door de genade Gods sedert mijnen val ontvangen heb, ik zou aan uwe beden geen gehoor gegeven hebben. Gaat heen in vrede. Want ik voel wel, dat God mij tot nu toe als zijn instrument gebruikt heeft en dat mijn einde nadert. Van Fanino's gevangenis, die twee jaren duurde, kan men zeggen, , dat zij medewerkten „aan den voortgang des Evangelies, zoodat zijne banden om Christus' wil in geheel het paleis bekend werd." De Prinses Lavinia della Rovera, Olympia Morata en andere personen van aanzien bezochten hem en werden gesticht door zijne vermaningen en gebeden.

Eens werd hij opgesloten in een kerker, waarin ook eenige partijleiders om pohtieke misdaden gevangen zaten. Dezen rieden onzen Fanino aan, zijne gevoelens prijs te geven en daardoor zich zelven te bevrijden. Hij antwoordde hun echter, dat het hier niet ging om zijn gevoelens, maar om het Woord Gods. Bovendien bezat hij de ware vrij­ heid der kinderen Gods, zelfs in den kerker, daar hij door het bloed van Jezus Christus was verlost van de heerschappij der zonde en des Satans. Deze woorden gepaard met zijne vroomheid en buitengewone zachtmoedigheid hadden zulk eene uitwerking op hen, dat zij, na hun ontslag uit den kerker erkenden, niet te weten wat ware vrijheid en waarachtig geluk was, totdat zij die gevonden hadden, binnen de muren van eenen kerker. De priesters waren daarom ook zoo bevreesd voor den invloed, dien Fanino uitoefende op degenen, die hem naderden, dat zij zoowel zijne gevangenis als zijne wachters bij herhaling veranderden.

Eindelijk schreef Paus Julius III, dat Fanino sterven moest. De ambtenaar die hem dit kwam zeggen omhelsde hij, zeggende: „Broeder, ik ga blijmoedig den dood tegemoet, dien ik moet ondergaan om der wille van dien Jezus, die mij met Zijn bloed heeft gekocht. „En dan wien vertrouwt gij de uwen toe", vroeg de ambtenaar daarna. Waarop Fanino hernam: „Ik vertrouw ze den besten Voogd, die er is, toe, mijnen Heere Jezus Christus."

Aan voorspraak van menschen heeft het dezen held Gods niet ontbroken, maar de paus wees alle voorspraak af Zoo kvvam dan zijn doodstijding. Vroeg aan den morgen van dien dag werd hij naar den paal gebracht, daar men voor het volk vreesde als het ooggetuige van dit schouwspel was en zijne woorden hoorde. Na geworgd te zijn werd de martelaar in de vlammen geworpen. Dit geschiedde in den jare 1552.

DE GAAY FORTMAN,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's