Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIX.

Ongetwijfeld zijn de bedenkingen tegen onze wijze van Avondmaalviering niet gering.

De eenheid wordt verbroken, doordien men achtereenvolgens, bij groepen, om de tafel plaats neemt. Mannen en vrouwen worden op die manier gescheiden. Zelfs gehuwden met hun kinderen kunnen niet saam aanzitten. In den regel is het zelfs moeilijk, om achter in de kerk te zien, wat er gebeurt. Nog moeilijker vaak om te verstaan wat er gesproken wordt. Men gevoelt het, de eenheid van de vergadering is aanstonds gebroken. En men krijgt veeleer den indruk van een reeks kleine korte vergaderingen achter elkander, waar men bij zit, die men aanziet, maar die buiten de overigen omgaan.

Is het nu alzoo, dat vooral bij het heilig Avondmaal het uitkomen van de eenheid van de vergadering van geloovigen eisch is, dan springt het in het oog, dat hier maar al te veel aan ontbreekt, en dat de Vv^ezenlijke eenheid en saamhoorigheid, het ééne lichaam zijn, niet tot uitdrukking komt.

Een tweede bezwaar geldt de onrust, het onrustige, het golvende, dat zich van de vergadering meester maakt, zoodra het heilig Avondmaal is aangevangen.

Zoo ergens, dan hoort hier stille rust en plechtige kalmte te heerschen.

Maar vooral in groote kerken is van die rust, van dat rustige eer het tegendeel te bespeuren.

De één gaat op de bank staan, om te kunnen zien, een ander loopt om allengs te naderen, en blijft halverwege staan. Een derde dringt, om een ander voor te komen.

Een vierde dacht nog aan te kunnen schuiven, maar moest terug. Een vijfde komt van de tafel weer naar zijn plaats. Een zesde wacht bij de tafel om straks aan te kunnen gaan. In één woord, wat er nog rustigs aan de tafel zelve is, wordt bedorven door de onrust er om heen.

Een derde bezwaar is de kortheid van het aanzitten.

Men zit met 40 a 50 personen kort opeengedrongen. Men ziet elkander vlak in de oogen. En nauwlijks zit men, of als Brood en Beker zijn rondgegaan, of liever soms nog eer ze de heele tafel rond zijn, begint de Dienaar iets te lezen of te spreken. Eu zoo als dat uit is moet m^en weer opstaan.

Dit geeft iets gejaagds, iets dat in strijd is met alle verzameling zijner gedachten, en zoo is er geen tijd voor stillen inkeer in zich zelven, noch tot rustige verheffing van liet hart naar boven.

En eindelijk een vierde bezwaar is de gedurige herhali? ? g van hetzelfde.

De eerste maal dat men de heilige klariken hoort grijpen ze aan, maar als die zelfde klanken telkens weer herhaald worden, worden we er stomp voor. En daarbij komt, dat terwijl eigenlijk aan het heilig Avond-

maal uitsluitend het rechtstreeksche lijden en sterven van den Heiland, de verbreking van zijn lichaam en de vergieting van zijn bloed, hart en hoofd moeten vervullen, de prediker, om niet eentonig te worden, afdoolt naar allerlei andere onderwerpen, die op zich zelf wel uitnemend zijn, maar toch ziel en zinnen van de hoofdzaak aftrekken.

Alzoo verloopt het gedenken van Jezus' dood, in het denken aan allerlei geestelijk vermaan, en niet zelden gebeurt het, dat de| ziel, die bij het Kruis in gedachten verkeert, door wat de Dienaar leest of spreekt, van dat Kruis wordt afgetrokken.

De bezwaren zijn dus niet gering, en hoe grooter de gemeente is, en hoe meer Avondmaalgangers er opkomen, hoe sterker die bezwaren toenemen.

In een kleine dorpskerk, waar twee of drie tafels worden gehouden, loopt alles vrij wel, maar als het zeven en meer tafels worden, nemen die opgenoemde bezwaren een zeer ernstig karakter aan.

Meer dan één verlaat dan ook, nog onderwijl het Avondmaal gaande is, het kerkgebouw, niet uit onverschilligheid, maar omdat het lang zitten op zijn soms afgelegen plaats, gevaar loopt hem de heilige stemming te doen verliezen, waarin het aanzitten aan de tafel des Nieuwen Verbonds hem gebracht had, en die hij niet aanstonds wenscht te verliezen.

En toch gelooven we, dat in beginsel, onze wijze van het heilig Avondmaal te vieren, nog altoos boven de andere methoden te verkiezen is.

Het ronddragen van brood en wijn gaat bij volle beurten niet, en het één voor één opgaan naar een kleine tafel, waar men dan neerknielt, voedt te zeer het denkbeeld van een altaar, daardoor zeker clericalisme, en maakt nog haastiger; want natuurlijk dan kan wie toetrad slechts een enkele minuut daar geknield blijven. Bleef hij langer, zeg b.v. drie minuten, dan zou dit, zoo er zes tegelijk toetraden, bij een opkomst van i2po personen nog altoos 200 X 3 minuten, d. i. tien uur vorderen.

Het levend beeld van wat het bij de ininstelling van het heilig Avondmaal was, wordt op onze wijze nog het best weergegeven. Zooals Jezus met zijn jongeren aanzat, zoo zitten wij aan, daargelaten nu de vraag, of Leonard da Vinci's voorstelling geheel overeenstemt met de wijze waarop men in Jeruzalem aanzat.

Ook heeft het aan eenzelfde tafel aanzitten van rijk en arm, van aanzienlijk en gering altoos een bekoring, die we niet gaarne missen zouden.

Terwijl eindlijk het feit, dat bij deze wijze van doen, de geloovigen onderling elkander den schotel met het brood en den beker met den wijn overreiken, het best overeenkomt met het algemeene priesterschap der geloovigen.

De vraag, of het goed is, dat in groote kerken nagenoeg alle controle ontbreekt over den toetredende, laten we daarbij voorshands onaangeroerd. Wie gaat aanzitten mag zich daarop in geen geval verheffen.

Een ieder heeft als hij toetreedt, voor zich zei ven met Paulus te belijden: de grootste der zondaren om te kunnen juichen: mij is genade geschied.

De tafel en het aanzitten aan de tafel zal men dus het best laten blijven.

Zelfs vreemdelingen die zulk een Avondmaalsbediening in onze kerken bijwoonden, getuigden vaak, dat de indruk ervan schoon en verheffend is. Zelfs de kinderen komen gaarne in onze kerken om het_ te zien, en ook dit kinderlijk instinct heeft zijn beteekenis.

Ook helpt het niet, of ge de tafels al veel langer maakt, want reeds aan een tafel van 50 a 60 personen, is het bijna ondoenlijk zoo te spreken, dat het tegelijk naar links en rechts verstaan wordt. Spreekt de Dienaar recht voor zich uit, dan verstaat men hem meestal noch aan het linker noch aan het rechteruiteinde van de tafel, en wendt hij zich om en om, dan hoort men beide malen halve volzinnen.

Wat alleen te doen ware, is dat men de tafel niet in de laagte, maar iets hooger plaatste, zoodat heel de vergaderde gemeente voortdurend zonder opstaan, en zonder verwarring, zien kon, wat er voorviel.

En dit nu ware te verkrijgen volgens het grondbeginsel dat we aangaven.

Sluit men de Opzieners die de vergadering leiden, niet langer door een hek van de gemeente af, maar doet men, gelijk in elke groote vergadering, het bestuur plaats nemen op een verheven platform, dat betamelijk breed en diep zich dwars voor de vergaderde menigte uitbreidt, dan moet hier de noodige plaats zijn te vinden, én voor de zitplaatsen der Opzieners, én voor de Doopvont, én voor de Avondmaalstafel, én voor een plaats van waar de Dienaar spreken zal.

Dit volgt gelijk we zagen uit het grondbeginsel van zulke samenkomsten als een „vergadering der geloovigen". Elke vergadering heeft een bestuur dat in de vergadering voorzit. Dat bestuur wordt hier gevormd door de Opzieners. En zulk een bestuur moet in zulk een vergadering zoo geplaatst zijn, dat het haar geheel overzie, en dat het geheel kan gezien worden, ja, zoo dat al zijn handelingen van dit centrum uitgaan, en voor het oog van geheel de vergadering plaats grijpen.

Meermalen hielden we buiten de kerk vergaderingen van dien aard, waar het metterdaad alzoo toegaat.

Men heeft dan de leden der vergadering dwars voor zich zitten, en het bestuur dat de leiding der vergadering heeft, zit op een platform, dat drie of vier treden hoog is, en desnoods nog iets hooger kan zijn.

In Engeland houdt men zulke vergaderingen wel met 10.000 personen, en dan is het een platform, breed en flink diep, soms tien treden hoog, zoodat ieder alles zien kan wat er gebeurt.

Dat maakt dan vanzelf, dat de hooge preekstoel wegvalt, omdat het platform reeds eenige treden hoog is, en men alzoo volstaan kan, met op het platform een kleine verhooging van zeg drie treden aan te brengen.

Maakt men nu dit platform van achteren rond, zoodat het van beide zijden is ingesloten, dan vinden de niet dienstdoende Opzieners hun gewone plaats in dezen ronden cirkel, en kunnen de dienstdoende Opzieners, (met den Dienaar in cluis) vooraan plaats nemen. En in de ruimte die alzoo in deze halve maan overblijft, zou dan uitnemend gelegenheid zijn, om er de Doopvont en de Avondmaalstafel te plaatsen, en te laten staan.

Die tafel ware dan zoo te maken, dat ze gemeenlijk ineengeschoven was, om plaats te winnen, en alleen bij den Dienst van het Avondmaal naar rechts en links in halven cirkel werd uitgetrokken, gedekt, en omzet met stoelen of banken, terwijl bij eiken Dienst het Avondmaalsgereedschap, desverlangd, middenop de tafel kon worden geplaats, als symbolische herinnering, om na den Dienst weer te worden weggenomen.

En reikte men dan bij den Dienst van het Avondmaal, aan wie binnenkwam, een volgkaart uit, met een volgletter van de tafel gemerkt, en desnoods met een volgnummer tot vijftig toe, dan wist een ieder, wanneer hij aan de beurt kwam, dan kon elke familie, vader, moeder en kinderen, bij elkaar blijven, en zou al dat opstaan, loopen, wachten, dringen en haasten vanzelf uit zijn.

De Dienaar wist dan vooruit, hoeveel tafels er zijn zouden, en kon zich daarop inrichten. Door een cijfer op het Psalmbord kon dit bekend gemaakt, zoodat elk lid der gemeente vooraf wist, hoeveel tafels er zijn zullen.

Dit zou rust en orde geven.

Niemand zou behoeven op te staan, om iets te zien. Alles zou op het platform voor het oog van de geheele vergaderde menigte plaats grijpen. Men zou geen plaatsen behoeven op te breken. Geen tafels behoeven in te dragen. Door iets achterwaarts te treden als hij lezen of spreken ging, zou de Dienaar aan de beide einden van de tafel verstaan worden. En daar hij zou spreken van een hoogte, zou zijn stem zonder veel moeite tot heel de vergadering doordringen.

En zoo zou tevens bereikt zijn, wat we in deze bespreking beoogden, dat namelijk het kerkgebouw steeds duidelijk den indruk zou makenj van geen gehoorzaal te zijn, maar een vergaderzaal, en wel van een vergaderzaal, niet enkel voor de bediening des Woords, maar ook voor de bediening der Sacramenten.

Óns uitgangspunt daarbij is principieel Gereformeerd.

Onze godsdienstoefening is een vergadering der geloovigen onder de leiding van hun Opzieners, en een vergadering, wat het nu niet is, moet het weer worden.

En dat kan het alleen worden, zoo bij het bouwen der zaal niet meer gevraagd wordt, hoe berg ik een 1000 menschen en zet er een preekstoel in, maar heel anders, hoe richt ik de zaal in, zoodat er vergadering in kan gehouden worden, en wel een vergadering voor den Dienst des Woords én der Sacramenten.' En al is het nu, dat men dit ideaal niet op elk dorp en ook niet in elke stad bereiken zal, toch moet het grond-type vaststaan, om te weten, hoe men ook bij ongunstiger omstandigheden bouwen moet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's