Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Anticritiek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anticritiek.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De heer Kuiper, van Schraard, zond ons op de enkele regelen, die we aan zijn zeggen wijdden, een breede anticritiek, van weinig minder dan een kolom.

Ziehier wat hij schrijft:

Mijnheer de Redacteur! Niet alleen neem ik gaarne aan, maar ik ben er zelfs ten stelligste overtuigd van, dat U niets anders beoogt, dan de eer van God en de uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Uwe bedoelingen zijn dus bij mij boven alle verdenking verheven. En toch waag ik het nogmaals uit te spreken, dat U in 1869 op blz. 24 van Uw Beroep op het Volksgenieten eene stelling heeft verdedigd (en toe nu toe vastgehouden), waardoor, ook en vooral op Uw standpunt; wanneer die stelling practisch wordt toegepast, de heerschappij over land en volk aan den duivel zvordt gegeven.

Deze bewering heb ik verdedigd in mijn polemiek tegen het Christelijk Schoolblad (waaraan de woorden, die U van mij in de Heraut aanhaalde, ontleend zijn) en wil ik ook tegen U verdedigen, mits: i". Uwe door mij gewraakte stelling in zijn geheel in de Heraut wordt af gedrukt; 2'. er onder worde geplaatst, wat ik in het Clv. Schoolblad er reeds van zei en 3".

U van mijn aanklacht U niet afmaakt met eenige uitroepingen van verbazing en smart, maar er werkelijk argumenten tegen inbrengt.

Wat U over mijne bewering in de Heraut schreeft, is er wel op berekend, om Uwe lezers groote oogen te doen opzetten, en in hunne rijen een afkeurend gemompel er over te doen opgaan, maar is ter ontzenuwing van mijn aanklacht en ter ontdekking der waarheid van nul en geener weerde.

Het is mij onbegrijpelijk, hoe U mij het volgende hebt in den mond kunnen leggen: „Het volk aan de heerschappij van den duivel prijs geven, " dat is werkelijk, wat de Heratit doet.

Dat is het kort bestek van Dr. Kuypers leven.

Dat is zijn ideaal, want i». geldt het de kwestie's der democratie en der scheiding van Kerk en Staat, die allereerst politieke kwestie's zijn en dus meer door Uw politiek orgaan, de Standaard, dan door Uw Kerkelijk blad, de Heraut worden besproken en 2". heb ik er in het Clir. Schoolblad zoowel als in de Geref. Kerk uitdrukkelijk bijgevoegd dat U het geven der heerschappij over ons volk aan den duivel niet wilt en niet bedoelt, zoodat u het thans niet mag laten voorkomen, alsof ik gezegd had, dat dit Uw ideaal is.

En even onbegrijpelijk is het mij, hoe U het volgende hebt kunnen zeggen: „Ja, dat zegt een man, die derwijs onbevoegd tot oordeelen is, dat hij nog zelfs het onderscheid niet vat tusschen den plicht, die op iemand van Godswege rust en den plicht, die de Overheid hem onder strafbepaling mag opleggen."

Toen U deze woorden ter neer schreeft, hebt U klaarblijkelijk over het hoofd gezien, wat ik in het P. S. onder mijn Repliek tegen het Christelijk Schoolblad zei: „De opmerking is gemaakt, dat de mensch voor God geen recht heeft, om God niet te dienen, doch wel voor de menscheji. Deze opmerking is onjuist, daar de menschen (de maatsehappij) er belang bij hebben, dat God gediend wordt en dus ook om zich zelfs wil op waren godsdienst moeten aandringen."

Tevens verklaarde ik in mijne Repliek (zie begin van het 2e gedeelte, ) „dat de Overheid alleen Godsdienaresse kan zijn, ons ten goede, niet door op godsdienstig gebied neutraal te zijn en alle godsdiensten van gelijke waardij It. verklaren, maar door met geestelijke middelen op te komen voor de geopenbaarde godskennis en te ijveren voor het waarachtige ^^-nsXtvAoxa. dat de Overheid ah Overheid moet kennen en verstaan."

Ik redeneerde dus als volgt: het Christendom is in het belang der menschheid, der maatschappij; de Overheid is Gods dienaresse Ofis ten goede en is dus van Godswege geroepen, ook in het belang van het algemeen welzijn, het Christendom te bevorderen; ergo heeft de mensch niet alleen tegenover God, maar ook tegenover de Overheid en zijn medemenschen geen recjit en geen vrijheid, om God niet te dienen en geen Christen te zijn en heeft de Overheid derhalve de bevoegdheid, de Christelijke belijdenis en wandel harer onderdanen te controleeren, ja, zij is zelfs verplicht, dat te doen.

Het bedoelde onderscheid heb ik dus niet alleen „gevat, " maar ook duidelijk aangewezen en er het mijne van gezegd.

„Waar gaan wij toch heen, als men op zulk een wijze zijns naasten goed gerucht bevordert !" roept U ten slotte uit. De Geref. Kerk blameert U nooit en zij noemt Uw naam alleen, wanneer zij argumenten tegen U aanvoert. Maar waar U geen gelegenheid voorbij laat gaan, om de Ned. Herv. Kerk aan te vallen (zelfs over nietigheden als het vertoonen van lichtbeelden in een Ned. Herv. Kerkgebouw op een werkdag^ mag daar de Geref. Kerk de Ned. Herv.

Kerk niet verdedigen en moet zij in dat verband niet Uw naam noemen ? Zelfs de kwestie Dr. Bahler gaf U aanleiding, de Ned. Herv.

Kerk een houw te geven en in die kwestie hebben de Kerkelijke Besturen wel degelijk het recht aan hun zij.

Doch genoeg. In weerwil van alle verschil van meening, betuig ik U, Wel.Eerw. Hooggel.

Heer, gaarne mijne hoogachting en bid ik over U Gods besten zegen af.

Schraard, 23 April 1898.

Ook nu nog schijnt de heer Kuiper het onbetamelijke van zijn zeggen niet in te zien.

Het zij zoo.

Als eenig antwoord onzerzijds sta hier de mededeeling, dat de toespraak waarin de heer Kuiper een prijsgeving van ons land aan den duivel zag, mede werd aangehoord door wijlen Mr. Groen van Prinsterer, en dat deze Christenstaatsman én mondeling én schriftelijk ziJ7t hooge ingenomenheid met deze toespraak te kennen gaf.

Van tweeën één dus.

Of de heer Kuiper is scherpzinniger dan Groen van Prinsterer, die dan zoo bot was, om er dit schrikkelijk kwaad niet in te ontdekken.

Of, erger nog, Groen van Prinsterer was het er zelf meê eens, en heeft dus ook al, met de beste bedoeling, volk en land aan den duivel helpen overleveren.

Maar, neen, laat ons zoo niet voortgaan, maar liever den heer Kuiper toebidden, dat hij den zedelijken moed grijpe, om rondborstig en eerlijkweg zijn oprecht leedwezen over zulk een taal, in de Gereformeerde Kerk zelve, uit te spreken.

De Heraut doet er hiermee het zwijgen toe.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Anticritiek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's