Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN ONVERWACHTE ONTMOETING.

VIII

De ridder scheen, ook toen de maaltijd geschied was, toch geen lust te hebben het voorbeeld van den priester te volgen, al lagen er ook hier op een tafeltje in den hoek gedrukte papieren, veel gelijkend op die, welke hij bij den molenaar had doorloopen. Misschien schrikte ook juist de herinnering daaraan af Hij zette zich voor 't venster, en tuurde in diepe gedachten naar de verre overzij, vanwaar de veerboot moest komen. Zijn jonge reisgenoot echter, die zich verveelde, begon in de papieren te blade­

ren, en trachtte ze te lezen, en wel hardop. Dit ging echter niet best, gelijk trouwens menig edelknaap dier dagen beter met de valkenjacht dan met de leeskunst bekend was. Of nu den ridder het hakkelig lezen begon te vervelen, dan wel of hij zijn vriendje helpen wilde, genoeg, hij ging tot hem en zei: „Laat eens zien wat gij daar hebt."

De jongeling reikte den ridder de bladen toe.

Deze sloeg er een blik op. Maar nauwelijks had hij de woorden Dr. Lutheri 1) onderscheiden, of hij wierp de papieren neer en sprak: „Vriendje, laat die dingen stil liggen, 't Is van Dr. Luther. Hij is een vijand van ons waar, Kathohek geloof, en hoe minder ge van hem hoort en leest hoe beter. Er is al genoeg beroering in de wereld; onze zielen hebben rust noodig."

1) Van Dr. Luther. Met bevreemding zag weer de knaap den ridder aan, van wiens woorden hij blijkbaar weinig vatte. Hij legde de bladen neer, en ging eens naar buiten, waar Hans op de paarden paste, en het kleine meisje uitkeek naar vader.

„Heer ridder", sprak eensklaps de priester van zijn boek opziende, „vergeef mij, dat ik u even stoor. Gij hebt daar pas een oordeel over Dr. Maarten Luther uitgesproken. Veroor­

over Dr. Maarten Luther uitgesproken. Veroorloof mij te vragen, edele heer, of gij ooit een zijner schriften gelezen hebt."

„Neen", was het antwoord; , „ik had andere dingen te doen dan boeken te lezen, en mij met den strijd der monniken te bemoeien. Doch bovendien is Luther, zoo ik hoor, een stokebrand en een ketter, die zelfs tegen de bevelen van onzen heiligen vader den paus durft spreken. Is dat zoo niet? " De priester gaf geen antwoord, maar stapte naar het tafeltje, zocht onder de papieren, nam er een uit, en keerde daarop naar zijn zitplaats terug.

„Zou uw edelheid een oogenblik willen luisteren? " vroeg de priester.

De ridder keek door het raam. De veerboot was nog niet te bespeuren. Hij zette zich dus weer neer, en zei dat hij gaarne hooren zou.

Nu begon de priester te lezen. Hij las voor hoe de ware bekeering daarin bestaat, dat het gemoed der menschen veranderd, vernieuwd wordt. De zonden, zoo las hij verder, kunnen niet worden uitgedelgd door onze goede werken, nog veel minder door geld. Want niemand kan de zonden vergeven dan alleen God. Zoo las hij de priester nog vele andere dingen, alle gelijk die ons in des Heeren Woord geleerd worden en vroeg toen:

„Hoe vindt ge dat, heer ridder? "

„Dat is zeer schoon en waar", was het antwoord van den edelman, die met groote aandacht had geluisterd. Ik had niet gedacht dat die papieren zoo iets voortreffelijks zouden bevatten; ik meende dat ze van Luther waren."

„Dat is ook zoo, al wat gij daar hoordet heeft Luther geschreven. Ik heb u een deel voorgelezen van zijn steüingen, die hij nu twee jaar geleden aan de slotkapel te Wittenberg heeft aangeslagen, den dag vóór Allerheiligen". (31 Oct.) „Ja dat weet ik", was 't antwoord. „Maar staan daar dan niet vele booze dingen in tegen den paus en de aflaten? "

„Wat de aflaten betreft, edele heer, en den paus, Luther zegt, dat men den Christenen leeren moet, dat, zoo de paus de gruwelen der aflaatpredikers kende, hij liever de St.-Pieterskerk tot asch zou zien verbranden, dan opgebouwd uit de huid, het vleesch en de beenderen zijner schapen."

(De lezer ziet hieruit, gelijk trouwens bekend is, dat Luther destijds nog niet inzag, hoe de groote dwaling der kerk juist was, dat zij in plaats van Christus een mensch tot hoofd had.

Eerst later leerde hij inzien, hoe juist de pauselijke macht het verderf was voor de gemeente des Heeren!)

„Maar Luther heeft, hoor ik toch ook tegen de aflaten zelf heel veel gezegd", sprak de ridder, die intusschen van den hervormer reeds andere gedachten kreeg.

„Hij heeft gezegd", antwoordde de priester, „dat ieder ware Christengeloovige, deel heeft aan al de goederen van Christus en van de kerk, door Gods genade zonder aflaatbrief En ik hoop, edele heer, dat gij, die in deze dingen belang schijnt te stellen, mij wel zult willen gelooven, mij die zelf priester ben, als ikuzeg, dat deze leer van Luther is naar het Heilig Evangelie, en dat alle vorsten en volken wel zullen doen, met op Luthers woord acht te nemen".

De ridder zag den priester een oogenblik scherp aan, als wilde hij vragen : kent gij mij ? Doch een volgend oogenblik reeds gevoelde hij zich gerust gesteld. Juist kwam de veerboot in het gezicht. De ridder groette den priester hartelijk, bedankte hem en sprak: „Ik moet over, maar ik zal nadenken over 't geen gij gezegd hebt."

„God zegene u, edele heer, " was het antwoord, „en geve u Zijn licht."

Weldra bevond het drietal zich met de paarden en den hond in de groote veerboot, die door verscheiden mannen werd bestuurd. De ridder beloofde den schipper een goede belooning zoo hij spoed maakte, en spoedig konden allen veilig en wel aan de overzijde zijn.

AAN VRAGERS.

Weder schrijft onze lezer J. N. te G., een Fries, over Friesche namen o. a. dit: „Ik heb over 't achtervoegsel stra eene verklaring gelezen: dat stra beteekent: Tehuis behoorende aan. Deze verklaring is m. i. gegrond.

Menschen, welke dicht bij een afgelegen, op „non-activiteit" gestelden dijk wonen, dragen den naam van „dijksters" bij wie in de bebouwde kom wonen. De overgang van dijksters op dijkstra's ligt voor de hand. De schra's en gra's laten zich dunkt mij ook wel verklaren uit dezelfde gegevens. Toch zal niet te enghartig aan de beteekenis „thuis behoorende aan" moeten vastgehouden. „Afkomstig van" er aan toegevoegd zal eveneens tot sleutel kunnen dienen, om achter de beteekenis van deze „Frieske nammen" te komen."

Dit brengt ons alweer iets verder. Alleen is „thuis behooren aan" niet goed. „Aan" moet wezen bij.

Nu het getal vragers steeds toeneemt verzoe ken we den lezers: i. om eenig geduld, 2. om altijd hun namen te noemen, wat hun en ons, onnoodig geschrijf spaart, en 3. voor antwoorden per afzonderlijken brief, er een postzegel bij te voegen.

Wegens plaatsgebrek moesten verdere antwoorden uitgesteld.

CORRESPONDENTIE.

F. J. de P. te B. — Het best is o. i. u te wenden tot de Koninklijke Bibliotheek te 's-Hage, of aan hetZeeuwsch Genootschap te Middelburg.

Voor een deel kan een oude boekhandel u ook helpen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's