Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXVII.

Thans tot den annvang van den eigenlijken Dienst gevorderd, staan we in de eerste plaats voor de vraag, wat hier sein en teeken moet wezen, en achten dat het ophouden van het klokgelui dit signaal geven moet.

Want wel heeft onderlinge kerkelijke naijver er in de Aprilbeweging van 1853 toe gebid, om onze kerktorens in menige plaats stom te maken, maar dit mag ons, waar we, gelijk hier, de zaak uit haar beginselen ophalen, niet beletten, om met het klokgelui te rekenen.

Wie in het buitenland, vooral ten plattelande, den plechtigen indruk in eigen ziel ontving, die op den Sabbatmorgen dit statige, plechtige klokgelui teweegbrengt, kan het niet anders dan betreuren, dat het ten onzent in zoo menige stad en zoo menig dorp verboden is.

In het „vivos voco, mortuos plangó" van den metalen klokmond ligt zooveel schoons.

Vooral zoo men zich niet heeft te behelpen met een klein, kleppend klokje, maar een wezenlijke klok van zware makelij, en helderen klank, en van ver doordringenden toon machtig kon worden.

Wordt zulk een klok dan langzaam en op statige wijze geluid, dan geeft het ophouden van dit dreunend geluid, op een gegeven oogenblik, een leegte in het gehoorveld, en het is na een oogenblik deze leegte te hebben laten aanhouden, totdat het geluid ganschelijk is weggestorven, dat dan zacht en in rustigen toon de eerste klank van de lippen in den Dienst moet uitgaan.

Juist echter omdat orgeltoon en klokgelui, waar ze op het aangegeven uur wegsterven, na een zeer kort oogenblik van volmaakte stilheid, aanstonds door het woord moeten vervangen worden, schuift hier de andere vraag voor, of de ambtsdragers, een ieder naar het gevalt, binnenkomende, elk op eigen gelegenheid zijn plaats zal innemen, of wel dat ze even voor den werkelijken aanvang van den Dienst gezamenlijk zullen binnenkomen.

Eén van hen toch heeft straks het klokgelui en den orgeltoon met zijn gesproken woord te vervangen, en in elk geval moet er zekerheid zijn, dat niets hapere, dat hier geen gaping kome, en dat vooral geen overhaasting op dit gevoelig oogenblik den ernst store of de stemming bederve.

Wat een Fransch dichter zong: „L'ordre est parfait, on reconnait l'Eglise, " moet ons een eeretitel blijven. Vrij vertaald toch beduidt dit: Ge herkent er het kerkelijk leven aan, dat het zoo rustig en ordelijk toegaat.

Iets van de majesteit des hemels moet in heel den kerkdijken Dienst uitkomen.

Elk overhaast binnenijlen, haastig plaats nemen of reppend beklimmen van het preekgestoelte, kortom al wat onrust verraadt, is hier contrabande. Iets waarop temeer nadruk moet gelegd, omdat menig prediker voor hij beginnen kan, vaak onrustig in zijn polsslag en onrustig in zijn zenuwen is. Op zich zelf nu is dit geenszins te verwonderen. Wie onder den indruk is van de taak die hem wacht, misschien ook Zaterdagavond laat nog zich voorbereidde, onrustig sliep en vroeger dan gewoonlijk opstond, loopt gevaar bij het beginnen van zijn taak, moeite te hebben om zich zelf volkomen te beheerschen. Die onrustige gemoedsstemming deelt zich dan allicht aan zijn spieren mede. Die onrustige gesteldheid zijner spieren maakt hem in loop en tred onvast, en geeft zelfs aan de bewegingen van hoofd en armen niet zelden iets gejaagds. Toch mag dit niet. Het is een gebrek in dezen heiligen Dienst, en elk prediker is verplicht, ook in deze door volhardende oefening allengs het lichaam te bedwingen, en er zich heerschappij over te verzekeren. En althans een pre^'iker, die eenige jaren dienst achter zich heeft, moet het zoover hebben gebracht, dat de vergaderde geloovigen niets meer van zijn onrust merken, en in niets iets bespeuren van die nonchalante, ongeordende en soms zelfs wilde bewegingen, die ontstichten, omdat onrust der zenuwen altoos het gevolg heeft, van de onrust ook in anderer zenuwen aan te steken.

Het is mede daarom, dat het gezamenlijk naar binnen gaan van de ambtsdragers voorkeur verdient.

Zij die spreken zullen, zijn dan niet verplicht noodeloos den tijd te rekken, waarin ze werkeloos voor het oog der gansche gemeente staan of nederzitten. Ze zijn dan vooraf in de consistoriekamer in kleinen kring bijeen. Dat sluit op en werkt door die opsluiting zenuwstillend. En als men dan saam, eer men binnengaat, in dien ambtelij ken kring den zegen des Heeren inroept, verheft dit het besef van ambtelijke verantwoordelijkheid en sa& mhoorigheid, en daalt rust in de ziel neder. Meer dan één prediker heeft dan ook van achteren verklaard, dat van het stil en eenvoudig gebed van een der andere broeders opzieners een, o, zoo kostelijk geestelijke narcose op heel zijn stemming uitging.

Doch ook in ander opzicht is dit saam binnenkomen van de ambtsdragers aanbevelenswaardig. Het vertoont aan de vergaderde gemeente het ambt in de ambtelijke eenheid. Het bereidt er de gemeente onder het orgelspel op voor, dat het oogenblik nadert waarop de Dienst gaat aanvangen.

En ook het doet de gemeente gevoelen, dat er broeders zijn, aan wie van 'sHeerenwege de leiding van de vergadering en de uitvoering van den Dien.st is opgedragen.

Ook is het een voorbehoedmiddel tegen het ongerief, dat anders de Dienaar des Woords vaak zonder de genoegzame ouderlingen en diakenen den Dienst te leiden heeft, iets wat vooral in de steden meermalen voorkwam. Komt men vooraf bijeen, dan moet een ieder op zijn post zijn, en het minimum ouderlingen en diakenen bepaald wezen dat met de leiding en uitvoering van den Dienst belast is.

Dat binnenkomen van een diaken of ouderling op eigen gelegenheid breekt den indruk, en kan niet tot de impressie van een geheel leiden; daargelaten dat het dan soms zeer ongepast voorkwam, dat een ouderling of diaken pas in zijn plaats of bank schoof, 7tadat de Dienst reeds een aanvang had genomen.

Het gezamenlijk binnenkomen van den Dienaar des Woords, de ouderlingen en diakenen, op het oogenblik zelf, dat de Dienst beginnen gaat, staat voor ons hooger, en moet ter bevordering van goede orde en stichting als regel worden gesteld.

Te betreuren is het hierbij, dat men ten onzent veelal de consistoriekamer zoo heeft geplaatst, dat de deur, waardoor de ambtsdragers binnenkomen, zoo dicht mogelijk bij den predikstoel is.

Dit geeft uiteraard een mi.s.stand.

Als de Dienaar des Woords den predikstoel reeds heeft beklommen nog eer de laatste diaken door het deurgat is, krijgt de gemeente geen geheel te zien, en ontstaat er geen optocht, geen voortbeweging op één lijn. Den één voor, den ander na, ziet men dan een man uit dat deurgat komen, en zóó is hij niet binnen de deur, of hij beweegt zich in een eigen lijn. De prediker in een gebogen lijn, om den kanseltrap te bereiken, de ouderlingen in een zijwaartsche lijn om naar de ouderlingenbank te loopen en de diakenen in een tegenovergestelde lijn, om naar de diakenbank te gaan.

Dit nu is niet schoon, het spreekt niet, het werkt eer verwarrend en storend voor het gezicht.

Geheel anders wordt het daarentegen, als men de consistoriekamer bouwt zijwaarts van den ingang der kerk, zoodat de stoet der ambtsdragers heel de rechte lijn van den ingang tot aan het platform afloopt, en eerst op het platform zich splitst.

In veel buitenlandsche kerken heeft men reeds lang die gewoonte ingevoerd, en de indruk van zulk binnenkomen is volkomen bevredigend, en stemt heel de vergadering.

En ook kan niet gezegd, dat het met den aard en het karakter van een vergadering strijdt, want feitelijk heeft men tweeërlei soort vergaderingen, de eerste min, de ander meer gewichtig, en bij die gewichtiger vergaderingen is het, ook buiten het kerkelijk leven, schier vaststaande gewoonte, dat het bestuur of het moderamen tegelijk binnenkomt, voor de eerst leeg staande tafel plaats neemt, en hiermee het begin van de handelingen aankondigt.

Bij kleine, meer geringe vergaderingen, doet men dit niet, dat is zoo. Doch dit verklaart zich dan uit het meer huishoudelijk karakter dier vergaderingen.

Moet nu de vergadering der geloovigcn, teneinde saam den Dienst des Heeren waar te nemen, steeds als een gewichtige, ernstige en plechtige bijeenkomst beschouwd worden, dan volgt ook hieruit, dat ten deze de regel te volgen is, niet die voor onze huishoudelijke samenkomsten, maar die voor vergaderingen van hooger type geldt.

Ook van die zijde de zaak bezien, komen vre. alzoo tot dezelfde slotsorn.

Immers die regel steunt op een beginsel.

Als er vergadering zal worden gehouden, ontstaat de vraag: Moeten de opkomenden wachten op het bestuur, of moet het bestuur wachten op de leden?

Gewacht moet er altoos worden van de ééne of van de andere zijde, eenvoudig wijl het ondenkbaar en onmogelijk is, dat leden en bestuur alles op één zelfde oogenblik hun plaatsen zouden innemen. Hier mede verloopt altoos, al is het slechts een tiental minuten.

Wat is nu oirbaar, dat gedurende dien tijd het bestuur ledig zit te wachten op de leden, dat deze bijeen vergaderen, oftewel, dat de vergaderde leden wachten op het bestuur?

En dan is uiteraard in laatstbedoelden zin te antwoorden, en wel om drie redenen.

Ten eerste zou het wachten van het bestuur veel langer duren. Het wachten der gemeente toch, kan niet gezegd worden te beginnen, alvorens atlen saam zijn. Dat enkelen veel vroeger komen, doet hier ter zake niets af. Eerst als allen nederzitten, eerst dan begint haar wachten. En wijl nu bijna terstond daarop de ambtsdragers kunnen binnenkomen, om den Dienst te beginnen, behoeft dit geen langer wachten

dan ten hoogste van drie minuten te zijn.

Moeten daarentegen de ambtsdragers wachten op de gemeente, dan zouden ze op hun plaatsen moeten zijn bij het opengaan van de kerkdeuren, en dus een kwartier hebben te wachten, eer de dienst beginnen kon.

In de tweede plaats zijn de ambtsdragers weinigen in aantal, zoodat zij op eenmaal plaats kunnen nemen, terwijl de gemeente hiervoor te talrijk is, en dus niet dan man voor man, en zonder orde kan binnenkomen.

Het afbreken van den wachtenstijd is alzoo voor de ambtsdragers op een bepaald oogenblik aan te geven, maar voor de gemeente niet.

En hierbij komt dan in de derde plaats, dat de ambtsdragers wel broederen onder de broederen zijn, maar in hun ambt optredende een hooger positie innemen. Het bestuur staat bij de uitoefening van zijn functie altoos boven de bestuurden. En zoo ook staan in de gemeente de ambtsdragers, waar ze in hun dienst optreden boven de leden. Iets wat dan ook plastisch door hun zitten op een hooger terrein of platform moet worden uitgedrukt.

En is dit alzoo, dan volgt ook hieruit, dat niet wie hooger staat in rangorde wacht op wie lager positie inneemt, maar omgekeerd, dat de leden wachten op de ambtsdragers.

Het verraadt dan ook een independentistischen trek, zoo men als lid der gemeente deze hooger positie van de ambtsdragers, waar ze in hun ambtelijken Dienst optreden, niet volmondig erkennen wil.

Van welke zijde men de zaak ook beziet, altoos weer komt men tot de conclusie, dat het gewenscht is, eerst de leden te laten bijeenvergaderen, en dan eerst, als zij bijeen zijn, de ambtsdragers als het bestuur der vergadering, dat met de leiding en met de uitvoering van den Dienst belast is, te doen binnenkomen, mits dan ook in één stoet, allen gezamenlijk.

Of het raadzaam is, dat de prediker dan aanstonds den kansel beklimme, bespreken we nader. En daarom hier alleen nog een kort woord over het gebed, na het binnenkomen.

Ook daarin orde. heersche, zooveel het kan,

Niet een prediker die reeds met zijn gebed gereed is, eer de ouderling nog zit, en ook niet de eene ouderling die al vast gaat bidden, onderwijl de andere nog op zijn plaats moet komen.

Dat aphoristische en gebrokene maakt altoos een verwarden indruk op wie het aanziet, en schoon wordt de indruk dan eerst, als de ambtsdragers, na hun binnenkomen, tegelijk in het gebed gaan, en dus niet alvorens een ieder hunner zijn plaats heeft ingenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's