Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In antwoord op ons artikel Te vaag schreef de Jongelingsbode dit:

Onder dezen titel — zonder het? — heeft De Heraut een wederwoord gegeven, op ons antwoord op hetgeen hij over «Jongelingsbond" schreef. Ook dit artikel bewaart den toon, dien we in het eerste roemden; alleen is door een min duidelijke wijze van uitdrukking mogelijkheid gegeven, dat de lezer de onaangename wijze waarop het Gerej. Verbond ons bejegende, als van ons komend opvat. Die bestrijding was tegen ons, niet van ons, en als de Heraut acht dat hij zwak staat, die zoo strijdt, treft dit dan ook den Geref. Bond en minder den onzen. Dat de Heraut naar beide zijden olie op de golven wil gieten — best; we zijn volstrekt niet twistlustig, we zullen nu wel bespeuren of het goede woord ook werkt.

Doch hoofdzaak is iets anders.

Wij verklaarden het Calvinisme wel hoog maar

1) Amsterdam, W. Kirchner 189S. toch het Christendom nog hooger te stellen. Maar zegt de Heraut onder «Christelijk" verstaat men zoo veel. Calvinistisch of Christelijk in rang te vergelijken is even goed als te vragen: wat staat hooger een viervoetig dier of een paard ?

Deze redeneering nu berust zeker op een misvatting van wat wij bedoelden. De Heraut zelf maakt het ons makkelijk.

Alle paarden zijn viervoetige dieren, maar alle viervoetige dieren zijn geen paarden. De eerste naam omvat dus veel meer dan de laatste.

Zoo ook omvat Christendom veel meer dan Calvinisme en juist wijl ook wij dit gelooven, willen we al wat Christelijk is omvatten. Zegt nu de Heraut, dan kunt ge ook de Roomschen enz. wel bedoelen, dan zeggen we: neen. Omdat er verbasterd en dwalend Christendom is, houdt het echte niet op echt te zijn, en dit echte is eenvoudig aangewezen in onzen grondslag, die van zelf alle richting uitsluit welke naast het Woord nog een oppergezag erkent, of wel dat Woord gezag ontzegt.

P Wij weten b. v. zeer goed •visX Christelijk orAtt-b wijs is. We gelooven niet, dat men b. v. wijl er t onechte diamanten zijn, den echten een anderen naam moet geven. Juist het tegendeel. t

Het Calvinisme is gelijk Lutheranisme, Darbisme e. a., een der richtingen in het Christendom, het Bijbelsch Christendom, dat ze alle omvat. En daar nu in het meerdere het mindere is begrepen, stellen we ook dit eerste het hoogst, en hebben voor meer dan één richting plaats. Het leger staat bij ons hooger dan een enkele afdeeling.

Ten tweede zegt de Heraut, dat het niet voldoende is de Schrift tot grondslag te nemen; er moet bij hoe ge verder uw muren optrekt.

Hierop zouden we kunnen verwijzen naar het getuigenis des bisschops van Londen, (zie nr. van 2 Juni) een man, wiens woord is een geval als dit veel beteekent, gelijk niet nader behoeft aangetoond. Doch we kunnen meer zeggen.

Het is openbaar, dat het Gode niet behaagd heeft ons een andere geschreven openbaring van Zijn wil te geven, dan het Woord, de H. Schrift.

Wij besluiten hieruit dat dit dan ook voldoende\s; al wat daarbij komt, hoe goed ook, is menschenwerk en heeft geen bindend gezag. Dit juist onderscheidt ons van Rome. Als God mij Zijn Woord geeft en ik dat aanneem, mag geen mensch beweren: dat is niet voldoende.

Maar nu de toepassing.

De Calvinist Spurgeon noemt den dag van zijn herdoop den schoonsten zijns levens; de Calvinist George Muller evangeliseerde tijdig en ontijdig; de Calvinist Honestus in Nederland ijvert voor den kinderdoop en wil hoogstens kerkelijke evangelisatie (of geene).

Wie heeft nu van deze drie - -geestverwanten nog wel — gelijk?

Dat weet ten slotte God alleen, en ik kan niet verder gaan dan met Ds. Ploos van Amstel zeggen: »Ik zie het zoo of zoo in."

Dit nu verstaande, gelooven we al deze drie en nog vele anderen als broeders te mogen erkennen, wijl zij toch allen dat kenmerk bezitten, 't welk de Schrift als onmisbaar stelt. Het overige kan noch de Heraut, noch wij, kan niemand uitmaken.

Wij stellen ons dus niet boven de deskundigen, maar vertrouwen dat God alleen en volkomen weet, wat wij noodig hebben te weten en dat heeft geopenbaard. Ontstaat nu tusschen Gods kinderen over onderdeden verschil, dan moeten zij toch nooit deswege elkander gemeenschap ontzeggen.

Wel beschouwd heeft ook de Gereformeerde Kerk geen anderen grondslag dan den Bijbel. Immers elk Gereformeerde erkent belijdenis enz. alleen in zoover hij die Bijbelsch bevindt. Anders waren bezwaren (gravamina) onmogelijk.

Het verdere van ons betoog laat de Heraut t\xsten. Ook wij laten het hierbij, o. a. wijl reeds nu blijkt — en dit kan moeilijk anders — dat we op algemeen gebied zouden komen en dus ook gaan bespreken hoe het b. v. in het kerkelijke enz. zou moeten zijn. Dit nu ligt buiten ons bestek. We hebben alleen het oog op onze Christelijke Jongelingsvereenigingen, en met het oog op deze is dan ook gezegd wat we zeiden. Onze opmerking dat daar achter veel meer ligt, zal wel niemand wraken, doch dit zou elders thuis behooren. ' Voor de C. J. V. dan achten we ons standpunt, ons streven geenszins te vaag, integendeel het eenig juiste, misschien zelfs nog wel voor meer dan louter C. J. V. Doch hoe dit zij, we gelooven dat Christelijk en Bijbelsch zulke schoone, rijke en volkomen juiste aanduidingen zijn, dat we hen niet willen en ook niet mogen prijsgeven. De grenzen zijn voldoende afgepaald. We behoeven ze noch ruimer noch enger.

We herhalen onzen dank voor de wijze waarop over en met ons werd gesproken.

Onze bedoeling was blijkbaar een poging te wagen, of een ernstig debat met de Jongelingsbode kon worden uitgelokt.

Tot onze teleurstelling blijkt dit niet het geval.

Antwoord is op het bovenstaande dan ook niet noodig. Elk kenner, die de quaestie vat, heeft aan het bloote afdrukken er van genoeg, om in te zien, dat op zóó oppervlakkige, de quaestie niet vattende wijze, over zoo diep ingrijpende vraagstukken eenvoudig niet valt te red eneeren. Misschien was onze verwachting ook te hoog gespannen, dat met een „Jongelingsboét" zulk een bespreking mogelijk zou zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's