Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Avondmaalsformule.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Avondmaalsformule.

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 18 Nov. 1898.

IL

Ons vorig artikel toonde aan, dat de zaak bij Doop en Avondmaal wat de sacramenteele woorden betreft niet op één lijn staat.

De Doopsformule is evenals de Doop gemeengoed der Christelijke kerk; geen particuliere kerk heeft daarom het recht de Doopsformule te wijzigen; wie het toch doet, wekt twijfel aan de wettigheid van zijn Doop.

Maar bij het Avondmaal staat de zaak geheel anders; daar gaan de kerken uiteen; het volgt dus uit den aard der zaak, dat iedere kerk bij het" Avondmaal die formule kan kiezen, die het zuiverst haar inzicht omtrent het Avondmaal uitdrukt. Daarmede was het recht onzer Gereformeerde kerken gehandhaafd om de Avondmaalsformule niet aan Matth. 26 of I Cor. 11, de inzettingswoorden van Christus, maar aan een uitspraak van den Apostel Paulus in I Cor.

10 : 26 te ontkenen, en deze formule later uit te breiden met andere woorden, evenzeer aan de Schrift ontleend.

Dat dit onderscheid tusschen de formule bij Doop en Avondmaal niet door ons pour besoin de cause is gephantaseerd, maar eenvoudig weergeeft wat onze beste theologen hebben geleerd, moge uit twee voorbeelden blijken. Wat de vastigheid van de Doopsformule betreft uit het besluit der Dordtsche Synode van 1619, die uitdrukkelijk bepaalde dat bij den Doop door ketters en wederdoopers bediend moest onderzoek gedaan worden, of de „forme" des Doops wel gebruikt was; van de Doopsformule hing dus de geldigheid van den Doop af

En wat de plooibaarheid der Avondmaalsformule aangaat, uit het getuigenis van Voetius, die op de vraag, of het noodzakelijk is, dat overal en te allen tijde ééne vaststaande formule bij het Avondmaal gebruikt wordt, ten antwoord geeft: Wij ontkennen dit; het is voldoende wanneer de hoofdinhoud van de goddelijke inzetting en toezegging met zoodanige woorden aan de hoorders wordt voorgesteld, dat zij daardoor een klaar en duidelijk denkbeeld van de zaak krijgen, en die met een geloovig hart ontvangen kunnen (Pol. Eccl. Pars I. Lib. II. Tract. II. Sect. II. De Adm. Coenae. Cap. IV. Pag. 798).

Hiermede is de aanklacht tegen het aanhangsel door de Dordtsche Synode van 1574 bij de Avondmaalsformule gevoegd, ontzenuwd. Maar ter wille van hen, die onze rijke en schoone litufgie liefhebben en gaarne willen weten v/aarom de Synode van 1574 dit aanhangsel bij de Avondmaalsformule plaatste, beloofden wij op de historie van dit bijvoegsel terug te komen. En wij doen dit te liever, omdat wij hopen, dat daardoor ook de laatste vooringenomenheid tegen dit bijvoegsel vanzelf verdwijnen zal.

Om den oorsprong van dit aanhangsel te verklaren moeten wij echter veel verder terug dan de Synode in 1574 te Dordrecht gehouden, ja dient eigenlijk tot recht verstand het geheele vraagstuk van de Avondmaalsformule, gelijk dit door de Roomsche kerk aan de kerken der Reformatie is overgeleverd, en door deze kerken ieder op eigen wijze is opgelost, te worden nagegaan. Natuurlijk kan dit in een weekblad als de Heraut niet au fond en in alle détails uitgewerkt geschieden. Daarvoor werd een aparte wetenschappelijke studie vereischt.

Maar het is toch noodig er iets van te zeggen omdat hetgeen men over de 'Avondmaalsformule bij bekende Nederlandsche schrijvers over de liturgie als Ens en Mensinga meegedeeld vindt, deels onvolledig en deels beslist onjuist is.

Om nu bij de Roomsche kerk te beginnen, moet bij de Mis wel onderscheid gemaakt worden tusschen twee formules, die beide bij het sacrament gebruikt worden nl. de formula consecrationis, of wijdingsformule, waarmede brood en wijn gewijd worden, en de formula distributionis, of formule van uitreiking, die bij het uitreiken van brood en wijn gebezigd wordt.

Hoe deze beide formules naast elkander zijn komen te staan, is niet moeilijk te verklaren. Gelijk wij in ons voorgaand artikel reeds opmerkten is de oorspronkelijke gewoonte in de Christelijke kerk waarschijnlijk geweest, dat de Dienaar aan het Avondmaal uit I Cor. 11 de geschiedenis van de inzetting van van het Avondmaal voorlas, een gewoonte die in alle latere liturgieën van het Avondmaal is overgenomen. Daarna werd het brood gebroken en de drinkbeker rondgegeven met een korte formule: Het lichaam van Christus. Het bloed van Christus. Deze woorden, die soms nog werden uitgebreid, vormden dus oorspronkelijk de Avondmaalsformule.

Maar toen in de Roomsche kerk al meer de leer opkwam, dat brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderden; de hostie deswege als Christus zelf begon aangebeden te worden; en daarmede het denkbeeld van het Avondmaal al meer op den achtergrond trad, en dat van offerande de overhand kreeg, moest vanzelf de vraag wel opkomen, wanneer deze verandering van brood en wijn in Christus' lichaam en bloed dan geschiedde. De Roomsche kerk kon dit niet laten geschieden op hetzelfde oogenblik, dat het sacrament aan de geloovigen werd uitgereikt, want dan schoot er voor de aanbidding en offerande geen plaats meer over. De hostie,

die men bezig is te eten, kan men niet tegelijk aanbidden. Zoo moest de Roomsche kerk er dus wel toe komen de transsubstantiatie veel vroeger te laten plaats vinden nl. reeds op het oogenblik, dat het ï«^: ^/«fz«^.fverhaal werd voorgelezen. In de Ordo Missae Romanus van Gregorius, die grundlegend is geworden voor alle latere liturgische formulieren bij de Mis, vindt men dan ook in het consecratiegebed de instelling des Avondmaals vrij weergegeven naar I Cor. II. En als de priester nu toegekomen is aan de woorden: De Heere Jezus nam het brood, brak het, gaf het zijn discipelen, zeggende : Neemt, en eet allen daarvan, want dit is mijn Hchaam, dan vindt volgens de Roomsche kerk onder dit laatste vijftal woorden : Hoc enim est corpus m.eumde transsubstantiatie plaats. Zoo werd hetgeen oorspronkelijk, zooals uit den samenhang blijkt, slechts verhalenderwijze werd voorgedragen, als herinnering aan de oorspronkelijke inzetting, nu de sacramenteele formule zelf. Daarop volgde de aanbidding van de hostie, de consecratie van den beker op dezelfde wijze, de breking van de hostie, de vermenging van een deel daarvan met den wijn, en al wat verder bij de Mis behoort, en eerst daarna, heel aan het eind, komt de communie, het ontvangen van het Avondmaal. Bij het uitreiken van de hostie en den beker sprak nu de priester: Het lichaam (of het bloed) van onzen Heere Jezus Christus behoede uwe ziel tot het eeuwige leven Amen. Deze formule, die alleen diende om het sacrament uit te reiken, had dus geen sacramenteele kracht; het was een bede van den priester, geen verklaring van wat het sacrament was.

De anomalie die daardoor in de Roomsche practijk binnensloop, springt terstond in het oog, als men de formule bij den Doop daarmede vergelijkt. Bij den Doop worden de sacramenteele woorden niet eerst over het water gesproken en daarna, veel later, de Doop toebediend, maar het uitspreken der Doopsformule valt met de handeling van den Doop saam: Ik doop u in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Toen Christus zelf het Avondmaal instelde, gaf hij op hetzelfde oogenbHk, dat hij de sacramenteele woorden sprak: Neemt, eet, dit is mijn lichaam, het brood aan zijne discipelen; en evenzoo deed hij met den drinkbeker. Een sacramenteele formule die geheel losgemaakt wordt van de sacramenteele handeling, kent de Schrift niet en is met den aard van het sacrament lijnrecht in strijd.

De Reformatie in de i6e eeuw stond dus voor het gewichtige vraagstuk, hoe de juiste verhouding tusschen de sacramenteele formule en de sacramenteele handeling bij het Avondmaal weder hersteld zou worden. De pogingen om dit vraagstuk op te lossen hebben' niet tot een eenparig resultaat geleid, wat trouv/ens niet te verwonderen valt, wanneer men bedenkt hoe de Reformatoren juist in hun beschouwing van het Avondmaal uiteengingen.

Luther, die zich het minst wist te ontworstelen aan de macht der traditie, heeft de hierbovefi aangegeven volgorde van de Roomsche Mis vrij trouw gehandhaafd. Hij verwijderde wel uit de Mis al wat lijnrecht met Gods Woord in strijd was, als de aanbidding van de hostie enz., maar in het punt, waar het hier om gaat, bleef hij aan de Roomsche traditie getrouw. In zijn Latijnsche en Duitsche Mis blijven de woorden uit het inzettingsverhaal: Dit is mijn hchaam, de eigenlijke sacramenteele formule; daarna volgen verschillende gebeden en gezangen en eindelijk bij de uitdeeling van het sacrament neemt hij van de Roomsche kerk letterlijk de formula distributionis over: Het lichaam (of bloed) van onzen Heere Jezus Christus behoede uwe ziel tot het eeuwige leven.

Uit de belangrijke uitgave van D. Julius Smend: Die EvangeHschen deutschen Messen bis zur Luther's deutscher Messe, in 1896 uitgegeven, blijkt dat ook de overige proeven van Avondmaalsliturgie in reformatorischen zin, die nog vóór Luthers Mis verschenen zijn, op dit pijnt evenzeer de Roomsche traditie volgen; zij blijven alleen onderscheid maken tusschen de consecratieformule en de uitreikingsformule; de eerste valt ook bij hen overal saam met het voorlezen der inzettingswoorden; alleen de uitreikingsformule wordt niet letterlijk van Rome overgenomen maar ondergaat soms belangrijke wijzigingen, gelijk wij later te Straatsburg zullen zien.

Het is terecht ppgemerkt, dat ook op Luthersch standpunt deze onderscheiding tusschen de consecratieformule en de uitreikingsformule niet juist is. Ook al gelooft Luther dat tegelijk met brood en wijn het lichaam en bloed van Christus ons gegeven wordt, volgens hem geschiedt dit toch eerst op het oogenblik, dat de geloovige het brood eet en den wijn drinkt. Van een voorafgaande consecratie, gelijk de Roomsche kerk dit wil, kan er dus bij Luther eigenlijk geen sprake zijn. Het is dan ook opmerkelijk,

dat in de latere Luthersche liturgieën steeds meer het streven openbaar wordt, om óf de uitreikingsformule af te schaffen en het Avondmaal terstond na de consecratie te doen plaats vinden, óf waar beide afzonder-' lijk blijven staan, de formule van uitreiking zelf een sacramenteel karakter te geven door daarbij de woorden van Christus te herhalen: Neemt, eet, dit is het lichaam van Christus, dat voor u gebroken is. Alleen het vasthouden aan de traditie heeft Luther belet op dit punt tot helderheid te komen. Maar wel ligt het geheel op de Luthersche lijn,

dat hij bij het Avondmaal de letterlijke herhaling van Christus' woorden onmisbaar achtte, en aan deze woorden een consacreerende of heiligende kracht toeschreef, die op Gereformeerd standpunt ondenkbaar is.

ZwingH heeft de Hturgie van het Avondmaal veel grondiger gezuiverd. Met de Roomsche Mis brak hij geheel. Reeds de naam van zijn liturgie duidt dit aan. Waar Luther van de Mis spreken blijft, noemt Zwingli zijn Avondmaalsformulier : Action oder Buch des Nachtmals. Van een voorafgaande consecratie van brood en wijn gevolgd door gebeden en gezangen, wil hij niets weten. Een afzonderlijke formule om het Avondmaal uit te reiken houdt hij er niet op na. Het Avondmaal is bij hem alleen een plechtige symbolische handeling ter gedachtenis van Christus' lijden en sterven. Hij tracht daarom het oorsponkelijke Avondmaal als 't ware dramatisch na te bootsen. De Dienaar des Woords leest daartoe uit I Cor. 11 de geschiedenis van de inzetting des Avondmaals voor. Als hij toegekomen is aan de woorden: Neemt, eet; dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt, dan breekt hij het brood, geeft het rond en wacht tot allen gegeten hebben. En evenzoo handelt hij bij de woorden: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in mijn bloed enz. Een sacramenteele formule kan dit herhalen der inzettingswoorden op het oogenblik, dat brood en wijn gebruikt worden, bij Zwingh nauwelijks genoemd worden, waar hij zelfs den naam van sacrament Hefst vermijdt en aan een sacramenteele werking van Christus onder het Avondmaal niet gelooft. Het Avondmaal is bij hem veel meer aanschouwelijke voorstelling dan sacram.ent.

Calvijns standpunt ten opzichte van de Avondmaalsformule is moeilijker aan te geven, omdat de verschillende liturgieën, die van zijn hand afkomstig zijn, of onder zijn leiding zijn gemaakt, geen gelijk resultaat opleveren. Calvijn ging van de gedachte uit, gelijk Doumergue in zijn voortreffelijke studie Essai sur l'histoire du Culte Réformé principalement au XVIe et au XlXe siècle terecht opmerkt, dat men bij de liturgie in middelmatige zaken zich zooveel mogelijk schikken moet naar bestaande toestanden. Zoowel te Straatsburg als te Geneve vond hij een liturgie in Gereformeerden geest; te Geneve de Maniere et F"asson van Farel, waarin reeds een Avondmaalsformulier voorkwam, en te Straatsburg de Duitsche Mis van Schwartz en enkele liturgische gebeden. Daaruit is het te verklaren dat La Maniere de faire prières aux éghses francaises, de liturgie door Calvijn te Straatsburg uitgegeven en waarvan het eenig overgeblevene exemplaar kort geleden in Frankrijk door O. Douen, den geleerden schrijver van Clément Marot et Ie Psautier Huguenot, is teruggevonden, niet geheel overeenstemt met de in hetzelfde jaar uitgegeven Forme des Priores et Chants Pxclesiastiques, de hturgie, die Calvijn te Geneve invoerde.

In beide uitgaven is de liturgie van het Avondmaal vrijwel gelijkluidend. Voorop plaatst Calvijn (evenals dit in ons Avondmaalsformulier het geval is) het verhaal van de inzetting uit I Cor. 11, maar, en hierin hgt een zeer belangrijke afwijking, zonder daarmede eenige consecratie der teekenen van brood of wijn te verbinden (gelijk Rome en Luther dit deden) of onder deze voorlezing het Avondmaal zelf als symbolische

voorstelling te doen plaats vinden (gelijk Zwingli wilde). Daarna volgt het eigenlijke hturgische formulier en aan het slot daarvan worden brood en wijn door de predikanten rondgedeeld. In de Geneefsche uitgave wordt bij dit uitdeden van brood en wijn geen sacramenteele formule vermeld. Er staat alleen: Ce faict, les Ministres distribuent Ie pain et Ie Calice au peuple.

Cependant on chante quelques Psalmes ou on lit quelque chose de l'Escripture, convenable a ce qui est signifié par Ie Sacrement. In de Straatsburgsche liturgie daarentegen is wel degelijk een bepaalde formule voorgeschreven (althans in de editie van 1545, die volgens de voorrede door Calvijn zelf goedgekeurd is) en deze luidt: Prenez, mangez, Ie corps de Jésus, qtii a esté livré a la mort pour votes; en bij den drinkbeker: O est Ie Calice du Nouveau Testafnent au sang de Jésus, qtii a esté repandu pour vous. (Zie Calvini Opera ed. Baum, Cunitz en Reuss t. VI p. 200).

Deze wijziging door Calvijn in de liturgie gebracht is van veel belang; ook in dit opzicht kan van hem getuigd, dat hij die het laatste kwam de reformatorische gedachte het zuiverst gegrepen en het meest consequent heeft doorgevoerd.

Dit blijkt in tweeërlei opzicht. Vooreerst heeft Calvijn volkomen terecht gevoeld, dat het sacramenteele woord niet kon worden gescheiden van de sacramenteele actie. Bij hem vindt men dus niet evenals bij Rome en Luther een dubbele formule, de eerste om de teekenen te wijden en de tweede om de teekenen uit te reiken, maar slechts ééne. De formula consecrationis en de formula distributionis vallen hier (evenals bij den Doop) saam; of wil men liever, wat dusverre alleen een bede was geweest bij de uitreiking der teekenen, wordt nu de sacramenteele formule zelf, gelijk de nieuwe vorm, door Calvijn gebruikt, terstond gevoelen doet. Het is niet meer: Het lichaam van Christus behoede u •—• maar : Neemt, eet, het Hchaam van Jezus, dat voor u is overgegeven in den dood.

En in de tweede plaats, niet minder gelukkig is de greep van Calvijn om deze sacramenteele formule niet langer in het letterlijk herhalen van de inzettingswoorden te laten bestaan, maar haar eenzelfstandig karakter te geven. En Rome, èn Luther, èn Zwingli, gelijk wij zagen, zochten de sacramenteele formule in de letterlijke herhahng van Christus' eigen woorden, maar moesten daartoe, wilden zij den Dienaar geen onwaarheid in den mond leggen (immers de Dienaar kan niet zeggen: Neemt, eet, dit is mijn Hchaam), wel het geheele verband, waarin die woorden voorkwamen, mede lezen.

Rome en Luther deden dit om door de letterlijke herhaling van Christus' woorden een magische werking op het sacrament te doen uitgaan; Zwingli om het Avondmaal op te lossen in een louter zinnebeeldige handeüng. Maar beide uitersten, die in dit punt elkander raakten, vervielen daardoor in hetzelfde euvel, dat zij geen zelfstandige Avondmaalsformule gaven, maar een historisch verhaal, een herinnering aan wat geschied was,

een relaas uit het verleden. Bij het doopen zegt de Dienaar niet: De Heere Jezus zeide: Gaat heen onderwijst alle volkeren, hen doopende in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, maar wordt aan deze inzetting des Doops de Doopsformule ontleend: Ik doop u in den naam des

Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. En zoo heeft Calvijn volkomen terecht gevoeld, dat de Avondmaalsformule niet bestaan kan in de meedeeling: De Heere Jezus brak het brood, gaf het zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dat is mijn lichaam, maar dat uit deze inzettingswoorden de Avondmaalsformule moest getrokken worden zooals zij op de lippen van den Dienaar past: Neemt, eet, dit is het lichaam van Jezus, dat voor u in den dood gegeven is, en: Dit is de drinkbeker des Nieuwen Testaments in het bloed van Jezus, dat voor u vergoten is.

Waaraan het te wijten is, dat Calvijn in de Geneefsche uitgave der liturgie deze formule niet heeft opgenomen, is moeilijk te zeggen. Misschien ligt de oorzaak hierin, dat Farel in zijn Maniere et Fasson een andere formule had gegeven, die reeds te Geneve in gebruik was en Calvijn daarom geen nieuwe bindende formule wilde voorschrijven, maar aan de Dienaren wilde overlaten, welke woorden der Heilige Schrift zij wilden gebruiken. Uit het stilzwijgen der liturgie af te leiden, dat Calvijn te Geneve bij het uitreiken van brood en beker in het geheel geen formule gebruikte, schijnt ons niet juist toe.

Maar nog veel moeilijker valt het feit te verklaren, dat de Straatsburgsche formule in de meeste Gereformeerde kerken niet is overgenomen, maar vervangen is door de woorden ontleend aan i Cor. lO : 26: et brood, dat wij breken is de gemeenschap met het lichaam van Christus.

De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is de gemeenschap met het bloed van Christus. Want wel hebben enkele schrijvers de invoering dezer nieuwe formule op rekening geschoven van Melanchthon, die door den keurvorst van de Palts gevraagd welke woorden men bij het Avondmaal gebruiken zou, deze woorden van Paulus aanried, omdat én Lutherschen én Gereformeerden zich daarbij konden neerleggen, maar dit advies dagteekent eerst van 1559 en de nieuwe Avondmaalsformule komt reeds veel vroeger voor. Het advies van Melanchthon mag er toe hebben bijgedragen, dat de kerken in de Palts deze formule aannamen, en wij haar dan ook straks in de Liturgie van de Palts van 1563 terugvinden, van waar zij door de vertaling van Datheen algemeen ook in onze Nederlandsche kerken is ingevoerd, maar de oorsprong van deze formule is niet in de Palts maar naar alle waarschijnlijkheid in Straatsburg te zoeken, en wel in de oude gemeente van Calvijn.

Het bewijs hiervan ligt in de Liturgia Sacra, die Valerandus Pollanus in 1551 te Londen in het licht heeft gegeven, en die voor onze Nederlandsche kerken van het hoogste belang is, omdat a Lasco aan haar voor een groot deel de bouwstoffen ontleend heeft voor de liturgie die hij in de Nederlandsche vluchtelingen-gemeente te Londen heeft ingevoerd, en die als de eerste Nederlandsche Gereformeerde liturgie kan beschouwd worden.

Deze liturgia sacra van Valerandus Pollanus is, gelijk door Dr. J. H. F. Gobius du Sart in zijn proefschrift: De geschiedenis van de liturgische geschriften der Nedei-landsche Hervormde kerk op afdoende wijze is aangetoond, en gelijk Pollanus zelf dan ook in zijn voorrede constateert, niet anders dan een uitvoerige beschrijving, hoe te Straatsburg in de Fransche gemeente van Calvijn de liturgische dienst was ingericht.

Pollanus was te Straatsburg predikant geweest; in 1549 was hij met de gemeente uitgeweken naar Engeland en hij gaf deze liturgie in het licht, om de Straatsburgsche gemeente te verdedigen tegen de vele lasteringen, die van haar werden uitgestrooid.

In deze liturgie vinden wij dan ook het Avondmaalsformulier van Calvijn letterlijk terug, maar in plaats van de Avondmaalsformule van Calvijn komen hier voor het eerst de woorden van Paulus uit I Cor.

10:26 voor, en wat nog opmerkelijker is, achter deze woorden staat reeds het aanhangsel : Neemt, eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van Christus voor u gebroken is tot vergeving uwer zonden enz. a Lasco heeft in zijn liturgie beide én de woorden van Paulus én dit aanhangsel overgenomen, maar bij hem blijkt duidelijker dan bij Pollanus wat met dit aanhangsel bedoeld is. Omdat wij hier voor het eerst de Avondmaalsformule in de Nederlansche Gereformeerde kerken zien optreden, geven wij dit gedeelte van a Lasco's Forma ac Ratio letterlijk weer: De Dienaar des Woords nu, als hij zit aan het midden van den disch met |het aangezicht naar het volk, neemt het brood in zijne handen uit den grooten schotel en spreekt ten aanzien en aanhooren der gemeente met duidelijke stem de woorden van Paulus: ET BROOD DAT WIJ BREKEN IS DE GE­ MEENSCHAP DES LICHAAMS VAN CHRISTUS.

„En zoodra hij dit gesproken heeft, breekt hij het brood in twee kleine schotels, totdat de bodem daarvan met gebroken brood bedekt is, opdat ieder dischgenoot daarna een stukje daarvan nemen moge.

„Daarna deelt hij het gebroken brood uit aan degenen, die tegenover hem en die aan zijne beide zijden zitten, en spreekt met duidelijke stem aldus: „Neemt, eet; gedenkt en gelooft, dat het lichaam van 07tzen Heere Jezus Christus in den dood aan het hout des kruises gegeven is tot vergeving vatt al onze zonden.

„Daarna neemt de Dienaar ook een stukje uit den schotel voor zich zelf en eet dit op.

„Dan worden de twee schotels naar beide zijden tot het einde van den disch door hem en de andere aanzittende broederen ordelijk voortgeschoven, opdat een ieder daaruit een stuk voor zichzelf neme en ete. Als de Dienaar nu merkt, dat alle aanzittenden het brood genomen hebben, neemt hij een drinkbeker in de handen en spreekt met duidelijke stem aldus : DE DRINKBEKER DER DANKZEGGING, MET WELKEN WIJ GOD DANKEN, IS DE GEMEENSCHAP DES BLOEDS VAN CHRISTUS.

„En dan geeft hij de beide drinkbekers aan de broeders, die aan zijn zijde zitten en spreekt aldus:

„Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het bloed van 07tzen Heere Jezus Christus vergoten is aan het hout des kruises, tot vergeving van al onze zonden.^'

Indien wij op Pollanus'getuigenis mogen aannemen, dat dit ook de wijze was waarop na 1547 de gemeente te Straatsburg het Avondmaal vierde, dan wordt ons het ontstaan van deze dubbele formule bij het Avondmaal duidelijk.

In de Duitsche Gereformeerde kerken, gelijk door Prof. Gooszen in zijn belangrijk geschrift: De Heidelbergsche Catechismus en het boekje van de breking des broods is aangetoond, werd bij het Avondmaal sterke nadruk gelegd op het breken van het brood als een sacramenteele handeling, wat aan den invloed van Zwingli te danken was, die dit reeds bij zijn Avondmaalsviering had ingevoerd. Luther wilde van dit breken des broods niets weten, en Calvijn was het in dit opzicht meer met Luther dan met Zwingli eens. In zijn beide liturgieën, zoowel die van Straatsburg als die van Geneve wordt over dit breken van het brood gezwegen. Het Avondmaalsbrood kwam in stukjes verdeeld op tafel, maar de Dienaar brak het niet.

Het is niet onwaarschijnlijk, dat na Calvijns vertrek uit Straatsburg de invloed der Duitsche Gereformeerde kerk de Fransche gemeente bewogen heeft de breking des broods ook daar in te voeren, en zoo ontstond vanzelf de behoefte om ook deze sacramenteele handeling bij het Avondmaal met een sacramenteele formule te begeleiden. Calvijns formule zag alleen op het uitreiken van het brood; het was de formula distributionis: neemt, eet; deze formule kon dus niet dienst doen bij de nieuwe sacramenteele handeling van het breken des broods. Waar naar een nieuwe formule gezocht werd, sprak het wel vanzelf, dat de woorden van Paulus: „Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap des lichaams van Christus" daarvoor het meest geschikt waren, omdat daarin juist op dat breken van het brood met nadruk gewezen werd.

Deze formule, als verklaring van de sacramenteele handeling bij het Avondmaal, was volkomen op haar plaats, maar gaf toch niet genoeg. Na het breken des broods volgde de uitdeeling van het brood, en ook deze sacramenteele daad behoorde van een sacramenteele formule vergezeld te gaan.

En daarom werd bij de uitdeeling van brood en beker de formule van Calvijn behouden. Juist omdat in het Avondmaal een dubbele sacramenteele handeling voorkwam (het breken en het uitreiken van het brood) was hier een dubbele formule noodig.

Maar ook de tweede formule is niet behouden in dien vorm zooals Calvijn haar gaf, maar op één punt belangrijk gewijzigd.

Tusschen de woorden: neemt, eet; het lichaam van Jezus, dat voor u gegeven is, zijn de woorden ïngQvoQgd: gedenkt en geloof t dat het lichaam van Christus. De overige wijzigingen zijn van minder belang, maar op deze verandering valt de nadruk. En naar het ons voorkomt ligt de oorzaak van deze wijziging evenzeer in den invloed van Bucer, die destijds predikant was bij de Duitsche Gereformeerde kei k te Straatsburg en die met Pollanus zeer bevriend was.

Bucer was, gelijk hij reeds in 1531 aan een vriend schreef, zeer tegen het gebruilc van de woorden: neemt, eet, dit is het lichaam van Christus, omdat deze uitdrukking tot misverstand aanleiding kon geven, wanneer zij bij het uitreiken van brood en wijn gebruikt werd. In de Duitsche gemeente te Straatsburg werden daarom als formula distributionis de woorden gebruikt: Gedenkt, gelooft en verkondigt dat Christus de Heere voor u gestorven is.

De nieuwe formule, die wij bij Pollanus en a Lasco vinden is blijkbaar niet anders dan een poging om de formule van Calvijn met deze oude Straatsburgsche formule te verbinden. Het invoegsel: „gedenkt en gelooft" is aan de laatste ontleend.

Is hiermede de oorsprong en de beteekenis van de sacramenteele formule bij het Avondmaal verklaard, dan blijft nog alleen de vraag over, hoe het met deze fprmule verder in onze Nederlandsche Gereformeerde kerken is gegaan.

De oorspronkelijke Nederlandsche liturgie, gelijk die door a Lasco was opgesteld en een tijdlang algemeen in gebruik was bij de Nederlandsche kerken, is na 1566 reeds spoedig verdrongen door de nieuwe liturgie, die Petrus Dathenus bewerkt heeft naar de Paltzer liturgie van 1563 en die tegelijk met de Psalmen in 1566 het licht heeft gezien. In deze liturgie waren alleen de woorden van Paulus behouden: Het brood, dat wij breken, enz., en was de formule: Neemt, eet, gedenkt en gelooft enz. weggelaten. Dat deze wijziging de aandacht trok en hier en daar tot moeilijkheden'aanleiding gaf, waar men aan beide formules gewend was, spreekt vanzelf Reeds op het Convent te Wezel in 1568 is deze zaak ter sprake gekomen, en het besluit desaangaande genomen, al is de bedoeling der woorden niet geheel duidelijk, schijnt toch in dien zin te moeten worden opgevat, dat het Convent beide formules wilde behouden hebben. Er staat nl.: „De woorden des Avondmaals, die in de kerkelijke liturgie (constitutionibus ecclesiasticis) staan uitgedrukt achten wij, dat volkomen (plane) moeten behouden worden, omdat zij én met de inzetting, én met het_ uitdrukkelijke bevel van Christus én met de verklaring van Paulus het meest overeenkomen". Zoowel het i, volkomen (plane)" als de uitdrukkelijke verwijzing naar de inzetting en het bevel van Christus schijnen aan te duiden, dat hier niet de verkorte formule van Datheen,

maar de uitgebreide formule van a Lasco bedoeld is. Op de Synode van Emden in 1571 werd in zooverre op dit besluit teruggekomen, dat daar aan de vrijheid der kerléen werd overgelaten bij het uitreiken van brood en wijn de woorden van Paulus of die van Christus te gebruiken. Maar op de volgende Synodes van 1574, 1578 en 1581 werd telkens weder besloten zonder eenige aarzeling, dat het gebruik van het „aanhangsel" bij de woorden van Paulus uit I Cor. 10 verphcht was, terwijl de Synode tevens in dit aanhangsel een kleine wijziging aanbracht nl.: Neemt, eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden. En: Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het dierbaar bloed van Jezus Christus vergoten is tot verzoening van al onze zonden. De oude Nederlandsche Avondmaalsformule werd dus tegenover de verkorte van Datheen gehandhaafd.

Uit het zwijgen van de Synodes van 1586 en 1619 over deze zaak is door Mensinga en nu nog onlangs door Prof Gooszen afgeleid, dat latere Synodes dit aanhangsel weer hebben prijsgegeven en tot de redactie van Datheen zijn teruggekeerd. Het is niet moeilijk de onjuistheid van deze stelling te bewijzen. Op de Synode van Zuid-Holland in 1599 gehouden is de zaak uitvoerig besproken en toen heeft de Synode op een desbetreffende vraag eenvoudig verwezen naar het besluit in 1581 genomen en gelast,

dat men de woorden „tot noch toe by den kercken hier te lande bruyckelyck, t. w. beneffens de woorden Pauli i Corinth. lOoock deze navolghende: Neemt, eedt, ghedenckt ende ghelooft etc." gebruiken zou. Dit besluit is van belang, omdat het ons niet alleen leert,

dat men in 1599 het besluit der Middelburgsche Synode nog volkomen van kracht achtte, maar ook toont, waarom de Haagsche Synode dit besluit niet behoefde te hernieuwen. Het aanhangsel was bij de kerken hier te lande „gebruikelijk"; de kerken hadden zich naar het besluit der Synode geregeld. En nog veel minder juist is de opmerking, dat de Synode van 1619 niets desaangaande besloot. De Synode benoemde een aparte commissie om de geheele liturgie te herzien, en deze commissie wees als authentiek aan de uitgave der liturgie in 1611 bij R. Schilders verschenen, waarin de Avondmaalsformule met het aanhangsel staat afgedrukt. Ook de Synode van Dordrecht heeft dus, zij het dan ook zijdelings, haar zegel op dit aanhangsel gedrukt. Het is dan ook opmerkelijk, dat Voetius nog in i66*? ,

waar hij de Avondmaalsformule opgeeft, zooals die in zijn dagen algemeen gebruikt werd, de woorden van Paulus met het aanhangsel vermeldt: Panis quem frangimus communio est corporis Christi; accipe et ede, recordare et crede, corpus Domini in cruce pro te fractum in remissionem omnium tuorum peccatorum (Pol. Eccl. Pars III Lib. IV Tract. III. De Excommunicatione Cap. IV p. 920, i). Men kan dus gerust zeggen, dat, hoewel in de meeste gedrukte liturgieën het aanhangsel niet voorkomt, in de practijk het gebruik van dit aanhangsel in onze kerken tijdens haar periode van bloei algemeen is geweest.

Eerst in de i8de eeuw, in de periode van verval, is het gebruik van dit aan hangsel in de vergetelheid geraakt, omdat het in de verschillende uitgaven der liturgie, die nog altoos de oude editie van Datheen volgden, was weggelaten. Maar in een zui vere uitgave der liturgie behoort dit aan hangsel zonder eenigen twijfel te worden opgenomen, omdat het van meet af tot de Avondmaalsformule van onze Nederlandsche Gereformeerde kerken behoord heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

De Avondmaalsformule.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's