Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

,,Niet openbaar maken.”'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Niet openbaar maken.”'

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij gebood hun scherpelijk, dat zij hem niet 'zouden openbaar maken. Mark. 3 : 12.

Gij zoudt zoo zeggen, Jezus kon niets vuriger wenschen, dan alom, en op alle manier, „als Heiland der wereW aan heil die wereld gepredikt, bekend gemaakt, en geopenbaard te worden.

En toch blijkt dit anders.

Denk maar eens, met ernstc, het hoogst opmerkelijke feit in, dat Jezus tot op zijn dertigste jaar gewacht heeft, eer hij onder Israël optrad.

optrad. In het Oosten is een jong man nog vroeger rijp en volwassen dan in onze streken. Maar toch zelfs in een land als het onze is achterlijk, wie tot den dienst des Woords geroepen, eerst op dertigjarigen leeftijd dien dienst aanvangt. Verreweg de meesten onder ons hebben dan reeds een vijftal jaren van openbare prediking achter den rug.

diking achter den rug. Nu zoudt ge zoo oppervlakkig zeggen, wat jammer dat Jezus niet ook een vijftal jaren vroeger begonnen is. Verbeeld u, dat Jezus vijf jaren langer gepredikt, en den inhoud dier prediking door zijn discipelen voor ons bewaard had, hoeveel rijker zou niet onze schat, hoeveel breeder op alle ding des levens toegepast, het ons overgeleverd Evangelie zijn.

En toch zweeg Jezus.

We weten van die geheimzinnige levensjaren van Jezus zelfs zoogoed als niets af. Eén enkele gebeurtenis wordt ons bericht uit zijn twaalfde jaar. Maar verder hooren we dan ook volstrekt niets. En toch liggen daar achttien lange jaren tusschen, en misschien zeven jaren, dat Jezus als volwassen man onder de mannen van Israël moet verkeerd hebben.

van Israël moet verkeerd hebben. Wat heeft Jezus al die jaren gedaan? Waar heeft hij verkeerd? Als hoedanig heeft hij zich aan de menschen voorgedaan? Altegader vragen, waarop we het antwoord schuldig moeten blijven.

blijven. z Maar zooveel weten we dan toch, dat Jezus h opzettelijk zweeg, met opzet niet optrad, en niet li uit opzien, noch uit traagheid des geestes, maar o me.t voorbedachten rade zijn dertigste levensjaar afwachtte, eer hij onder Israël optrad.

afwachtte, eer hij onder Israël optrad. Want natuurlijk, wat anderer optreden soms vertraagt: het niet gereed zijn, was bij Jezus ondenkbaar. Al geven we toch voetstoots toe, dat ook Jezus een menschlijke ontwikkeling doorUep, en ook „in wijsheid toenam", toch zal niemand durven beweren, dat Jezus niet reeds een vijftal jaren vroeger met volkomen klaarheid de wijsheid Gods doorzag.

klaarheid de wijsheid Gods doorzag. En zoo blijft dus het feit, dat Jezus, willens en wetens, lange jaren opzettelijk gezwegen heeft, en zich met een bepaald doel, voor Israël en voor de wereld verborg.

Doch hierbij blijft het niet.

Zelfs na zijn optreden, nadat hij zijn dertigste jaar was ingetreden, zien we telkens, dat Jezus datzelfde stelsel, om zich «iV/te openbaren, nog altoos ten deele voortzet.

altoos ten deele voortzet. Keer op keer lezen we, dat Jezus melaatschen reinigt, en de bhnden geneest, en dat hij hun bij het scheiden, strengelijk verbiedt hem openbaar te maken.

baar te maken. Sterker nog, toen de discipelen hem dan toch eindelijk, bij monde van Petrus, als den Christus, den Zone des levenden Gods, beleden hadden, verbood hij hun nadrukkelijk, hem als zoodanig bekend te maken. Er staat toch in Matth. 16 : 20: Toen verbood hij zijnen discipelen, dat zij iemand zegi; en zouden, dat hij was Jezus, de Christus."

zegi; en zouden, dat hij was Jezus, de Christus." Na zijn verheerlijking op Thabor heet het evenzoo, dat de discipelen niemand vooralsnog iets mochten mededeelen van de heerlijkheid die ze hadden aanschouwd.

die ze hadden aanschouwd. En wat nog opmerkelijker is, herhaaldelijk In lezen we dat Jezus, als de duivelen hem als den de Christus Gods willen openbaren, hun dit niet va toestaat, maar belet. Lees het slechts in Markus lez 3:12: n de onreine geesten, als zij hem zagen, In vielen voor hem neder, en riepen, zeggende: e „Gij zijt de Zone Gods", en hij gebood hun lez scherpelijk, dat zij hem niet openbaar maken zouden." En

den." En waar ze het toch beproefden, belet de Heere het zelfs met dwang. „Hen bestraffende, liet hij hen niet spreken, omdat zij wisten, dat hij de Christus was" (Luk. 4:41).

Vreemd, niet waar?

Heel de profetie had hem eeuwenlang als den Christus Gods ingewacht. Om zich als de Christus Gods te openbaren, was hij in deze wereld gekomen. Het heil der wereld hing er aan. Jo­

tus Gods te openbaren, was hij in deze wereld gekomen. Het heil der wereld hing er aan. Johannes de Dooper riep reeds voorlang, dat „het Koninkrijk Gods" nabij was gekomen. Reeds had Jezus zelf eerst twaalf, en toen zeventig discipelen uitgezonden, om in alle steden en vlekken van Israël „de komst van het Koninkrijk" te prediken. En nadat dit ons in Matth. 10:7 bericht was, lezen we in Matth. 16:20: k verbied u, ook maar aan iemand te zeggen, dat ik de Christus ben.

de Christus ben. Had Jezus het nu alleen aan de duivelen verboden, zoo kondt ge nog denken, dat Jezus niet door zoo onheiligen mond wilde geopenbaard worden. Maar zoo is het niet. Ook dekranken die genezen zijn, en ook zijn discipelen ontvangen hetzelfde verbod. Noch mensch noch duivel mag hem als den Christus Gods openbaar maken.

Christus Gods openbaar maken. En juist in dit verband, is dit verbod aan de demonen zoo veelzeggend. Of kon er op zich zelf iets meer aangrijpends gedacht worden, dan •dat de duivelen, die ons rampzalig hadden gemaakt, huns ondanks gebruikt werden, om herauten van den Christus te zijn ?

ten van den Christus te zijn ? Nu konden ze dit niet uit zichzelf, want een duivel kan niet spreken. Om tot menschen te spreken moet hij in een schepsel varen, dat een lichaam heeft. En nu, in den bezetene beschikten ze over een menschenmond, en konden door den mond van dien ongelukkige spreken in menschentaal. En zoo deden ze dan ook. Ze schrikten voor Jezus. Ze voelden en ondergingen zijn Goddelijke overmacht, en met de klaarheid der geesten, in hem den Zone Gods ziende, en sidderende, riepen ze luide zijn heerlijkheid als Messias uit.

Messias uit. Maar dit mag niet. Jezus verbiedt het hun, en als dit niet baat, belet hij het hun.

en als dit niet baat, belet hij het hun. Wat de kranken die genezen waren, en wat zijn eigen discipelen niet doen mochten, was ook hun niet geoorloofd.

ook hun niet geoorloofd. En scherpelijk zelfs verbiedt Jezus hun, hem te openbaren.

Is nu dit verbod ook voor ons nog geldende? Stellig niet.

Na de verheerlijking op Thabor, heette het uitdrukkelijk: „Zeg niemand dit gezicht, totdat de Zoon des menschen sal verheerlijkt zijn." H verbod droeg alzoo een tijdelijk karakter. En straks trad er het ^< r^öi/voor in plaats: „Predikt het Evangelie aan alle creaturen." Feitelijk zijn dan ook de apostelen de wereld ingegaan, om den Christus door heel het Romeinschè rijk te openbaren, en al het streven der kerken is, om thans almeer den Christus te openbaren door heel de wereld.

heel de wereld. Maar dit alles heft toch het feit niet op, dat Jezus zelf zijn Messiasschap tot kort vóór zijn kruisdood voor de wereld verborgen hield, en zelfs dat heel zijn optreden eenerzijds het karakter droeg van zich te openbaren, maar ook anderzijds van zich te omsluieren.

ook anderzijds van zich te omsluieren. Denk maar aan wat Jezus van de gelijkenissen zegt: „U, mijn discipelen, is het gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te verstaan, maar aan die anderen is het niet gegeven, en daarom spreek ik tot hen in gelijkenissen."

nissen." Vergeet ook niet dat woord zoo machtig van strekking: „Geeft het heilige aan de hondekens niet, en werpt de perelen niet voor de zwijnen."

niet, en werpt de perelen niet voor de zwijnen." Er ligt dus wel degelijk achter dit ten deele zich schuil houden van Jezus en achter dit omsluieren van de waarheid, als we het zoo eerbiediglijk noemen mogen, een heilige tactiek.

biediglijk noemen mogen, een heilige tactiek. Niet opeens moest het volle licht in Israels oogen schitteren. Dat zou verblinden. Eerst komt de profetie, dan Johannes de Dooper, dan gaan de discipelen uit, om de schoonheden van het Koninkrijk Gods voor aller oog uit te stallen, dan volgen de groote daden van Jezus, en daarna eerst komt voor de ontvankelijken de volle, rijke verschijning, en wordt Jezus als de Christus, de Zoon des levenden Gods openbaar, Juist hiervoor echter missen zoovelen het rechte oog. Ze overvallen, als we zoo zeggen mogen, het kleine kind, ze overvallen wie nog van verre staat, ze overvallen de afgedoolde wereld, ze' overvallen de heidensche volken, op eenmaal met den vollen Christus. Er wordt bijna niet meer gedacht aan voorbereidenden arbeid. Het is niet meer een langzaam door opklimmen, om ten laatste, als de top van den heiligen berg bereikt is, zich het volle vergezicht in Gods heerlijkheden te ontsluiten. Neen, het moet alles opeens, het moet alles plotseling, het moet alles met zijn volle schittering op de ziel geworpen.

op de ziel geworpen. r Dit nu is onteeder, het is onmenschkundig, en wat veel meer nog zegt, het is tegen den regel, die in Jezus' eigen optreden ons toespreekt.

spreekt. Er is in Gods leiding met zijn volk een langzaam naderen, een allengs opvoeden, een gelijdelijk verder brengen, een van lieverlede meer doen zien, en zoo eerst een brengen tot de schittering der volle glansen.

de schittering der volle glansen. Maar juist dit vergeet zoo menig vader en moeder bij de Christelijke opvoeding. Dit wordt zoo weinig bedacht in het Zondagschoolwezen. Dit wordt zoo vaak uit het oog verloren bij het werk der Zending. Dit komt zoo weinig tot zijn recht bij wat men het evangeliseeren van het volk noemt.

seeren van het volk noemt. En ook, zoo menigeen, wien God genade in de ziel schonk, heeft dien regel van Jezus zoo weinig voor zichzelf begrepen.

Zóó tot het kindschap Gods bekeerd, moest men óp staanden voet als een nieuwbekeerde bij ieder bekend worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

,,Niet openbaar maken.”'

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's