Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN HEERLIJK EINDE.

XXXI. (Slot.)

Het jaar 1534 was een jaar van vreugde voor geheel Wurtemberg. Toen gebeurde wat hertog Ulrich zooveel jaren lang had verbeid, waar hij op had gehoopt en wat zoo vaak verijdeld scheen — hij keerde in zijn land weder en aanvaardde er opnieuw het bewind. De Heere God had op zijn tijd des vorsten wensch en beê verhoord.

Hoe dit was toegegaan zou ik gaarne meededen, vreesde ik niet te uitvoerig te worden.

Genoeg zij het u te zeggen, dat het huis van Oostenrijk, dat nooit het hart des volks had gewonnen, ten slotte het Wurtembergsche land weder aan de oude vorsten had moeten teruggeven. Dit was voornamelijk te danken aan landgraaf Philip van Hessen, den trouwen en edelen vriend van den verdreven hertog. Hij die voor de Hervorming streed en leed had met vreugd al het mogelijke gedaan om zijn vriend en broeder in den geloove te helpen. En de Heere God had dit pogen thans gezegend. De boeren juichten, en alom in het land heerschte vreugde.

Van allen kant kwam men den vorst begroeten, en 't werd alras velen duidelijk, dat zij een ander, een beter man hadden weergekregen dan die vroeger van hen gegaan, uit het land verdreven was.

De overmoed, de tot vermetelheid gedreven dapperheid en vechtlust, was in den tegenspoed en de verdrukking allengs geweken. Maar kracht om te lijden, geduld om te dragen, voorzichtigheid in alles, waren in de plaats getreden, terwijl de oude wakkerheid en kloekmoedigheid waren gebleven. Hij had het leeren verstaan, dat alle kastijding des Heeren, als men die ondervindt, droefheid wekt, maar toch een vreedzame vrucht der gerechtigheid werkt, te weten bij hen die er door worden geoefend, — en dat doen niet allen.

Was hertog Ulrich's karakter gewijzigd, de oorzaak daarvan lag allereerst daarin, dat zijn hart veranderd, vernieuwd was. Hij was weleer een trouw aanhanger der Roomsche kerk geweest, een die haar geboden en leeringen trouw volgde.

Doch het waren geboden van menschen, die hem ledig en onvruchtbaar lieten, en met welke hij vergeefs God eerde. Thans was dit geheel anders. Het gesprek met Luther had bij hem, die reeds lang de dwalingen van Rome had vaarwel gezegd en de waarheid was toegedaan, als het ware den doorslag gegeven. Gerechtvaardigd uit het geloof, om niet! — dat was de leus die hij ophief, waarin hij roemde. Geen roem in de werken maar in Gods genade, opdat Gode al de eer zij! — Zoo was 't bij hem en hij betoonde dit ook in handel en wandel, ook nu hij weder den troon zijner vaderen had bestegen.

Gelijk Phihp van Hessen en Frederik van de Paltz en Catharina van Schwartzburg en zooveel andere vorsten en vorstinnen, ijverde ook Ulrich krachtig voor de invoering en uitbreiding van de Hervorming en de prediking des Evangelies in zijn staten. Zich een beschermer en handhaver der waarheid te toonen, was zijn lust. Wel gingen de vorsten, ook de Protestantsche van dien tijd, daarin vaak den verkeerden weg, dat zij meenden in de zaken der kerk mede te moeten spreken, ja soms 't hoogste woord te hebben, doch wij moeten — al is het beslist af te keuren — hen niet te hard daarover vallen. Zij hadden het in hun jeugd van de Roomsche kerk nooit anders geleerd, en daarbij werden de Hervormden ten alle tijde door het zwaard hunner vijanden bedreigd, zoodat het wel zeker plicht van den vorst was, althans de vrijheid zijner onderdanen om God te dienen, met kracht te handhaven.

Janowitz was zijn heer onder alle lotswisselingen trouw gebleven; evenzoo als Hans de rij knecht, 't Was dus natuurlijk dat ze ook deelden in zijn geluk, nu hij weder in eer en aanzien was hersteld.

Had Janowitz steeds lust gevoeld tot den krijg, hij had nu gelegenheid gehad zich te onderscheiden. In den slag bij Lauffen, waar het heet toeging, had hij als hoofdman meegestreden en zich aan het hoofd van een troep ruiters door den vijand heengeslagen, die hem met overmacht omsingelde. Toen hij, met stof overdekt en aan het been gewond, voor zijn meester verscheen, riep deze uit: „God zij geloofd, dat gij nog leeft. Mijn zoon, gij zijt de dapperste onder de dapperen Neem dit! En zijn sjerp afdoende hing Ulrich die zijn gunsteling om.

Zoodra de zaken in het hertogdom eenigszins geregeld waren, werd Janowitz een gewichtiger betrekking aangewezen. Hij werd benoemd tot bevelhebber der sterke vesting Hohenasperg, een der gewichtigste versterkte punten des lands. Met blijdschap aanvaarde Janowitz dezen eervollen en in dubbelen zin hoogen post, waartoe hij, de vluchteling van vroeger, die als een onbeschermde wees de wereld inging, nu was gestegen.

Hij trad in het huwelijk met een vrouw uit een voornaam, adellijk geslacht, en had de vreugde zijn huis later vervuld te zien van kinderen, die hun ouders en hertog Ulrich ten vreugd waren.

Had alzoo Janowitz zijn meester nagevolgd in ridderplicht, moed en strijdhaftigheid, het verblijdt me er bij te voegen, dat hij heer Ulrich ook in het allerhoogste ten voorbeeld koos.

Immers we vinden van hem gemeld, dat hij „zijn zonen opvoedde in de liefde tot het Evangelie." Dit nu bewijst, dat hij ook zelf dit Evangelie liefhad, en dat was nog veel beter dan alle vorstengunst en aardsche heerlijkheid.

Wat Hans betreft, die de oudste was van het drietal, hij kreeg een aanstelling in de hertogelijke stallen als opziener, en had daar een goed leven.

Zijn grootste lust was, te vertellen wat hij al had doorleefd, en daarbij ontbrak het hem nooit aan hoorders. Trouwens hij kon veel merkwaardigs verhalen, gelijk elk zal toestemmen, die ons verhaal heeft gevolgd.

In 't najaar van 1550 werd hertog Ulrich ongesteld en weldra voelde hij zijn einde naderen. Veel had hij doorleefd, veel ook dat we hier niet vertelden. Hij had zijn vriend Philip door den keizer zien overwinnen en gevangen nemen; dezelfde die later door 's Heeren bestier in een wonderlijken weg weer vrij zou worden. Hij had den strijd voor en tegen de waarheid bijgewoond en meegestreden, een strijd met woord, pen en zwaard. En thans verschrikte het hem niet, te gevoelen, dat hij een wereld vol moeite en strijd ging verlaten. Want wierd zijn aardsche huis verbroken, dan had hij een gebouw bij God, een huis niet met handen gemaakt, eeuwig m de hemelen.

Den 6den November r55o lag de hertog op zijn sterf bed, waar allen bedroefd omheen stonden. Doch hij was welgemoed en sprak: „Eer vergaan hemel en aarde dan Gods Woord; dat zal eeuwig bestaan."

En toen hij dit gezegd had, ontsliep hij.

CORRESPONDENTIE.

De vragers komen nu aan de beurt. Wegens den grooten voorraad zullen we telkens eenige behandelen. Nader schrijven is dus onnoodig.

De toelichting van L. de B. te H. in dank ontvangen..

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's