Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„En tot gezette tijden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En tot gezette tijden.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En God zeide: at er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maicen tusschen den dag en tusschen den nacht; en dat zij zijn tot teekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren. Gen. I : 14.

Nog altoos lijden we te veel onder het valsdie denkbeeld, alsof de rekening van jaren en dagen buiten de religie omging, enkel burgerlijk was, en haar ontstaan dankte aan zekere afspraak onder menschen.

Men geeft dan wel toe, dat we bij die afspraak zeker verband lieten gelden met den loop der jaargetijden, en met het opkomen en weer schuil gaan van de maan, maar toch blijft ook zoo de hoofdgedachte, dat onze jaarrekening iets van menschelijke vinding is.

Men is het nu zóó overeengekomen; maar men had het ook anders kunnen overeenkomen. Zulk een jaarrekening is alleen uitgedacht en opgemaakt, om zekere tijdsorde in het burgerlijk leven, en zekere tijdsorde in de geschiedenis waar te nemen. Doch hoe ook beschouwd, ze gaat buiten God om, en mist elk religieus karakter.

Zelfs al is het, dat men op Oudejaar een ure van gebed en dankzegging houdt, toch plaatst ook dit de tijdrekening zelve niet op een religieus standpunt. Immers de Oudejaarsavond is dan niets dan een gelegenheid, die tot indenken van het verleden en inzien in de toekomst aanleiding geeft. Men kon dat ook op andere dagen doen, men behoorde het zelfs eiken dag te doen, maar nu het burgerlijk leven een tijdperk afsluit, werkt de aanleiding zooveel te sterker.

Men drijft bij zulk een dankstond meer op gevoel en aandoening dan op belijdenis en geloof.

En de uitkomst toont dan ook, hoe zij, die voor onze belijdenis onverschillig zijn, en ons geloof niet deelen, toch nog veelszins smaak behielden in het plechtige en aandoenlijke karakter, dat onze gewaarwordingen aannemen bij de wisseling van den jaarkring.

De nieuwe geest, die thans in de toongevende klasse is gevaren, doet dit nog te sterker uitkomen.

Die geest der verzinningen bant ten slotte elk geloof aan een rechtstreeksche schepping van hemel en aarde door een wils-en machtsdaad van den Almachtige. Daarvoor in plaats neemt men dan de voorstelling aan, dat in een eindelooze reeks van millioenen en millioenen jaren uit ondeelbare stotjes zich allengs allerlei vormen, krachten, lichamen en wezens ontwikkeld hebben, en dat zoo ten slotte de plant, en uit de plant het dier, en uit het dier de mensch is ontstaan.

Het verloop van tijd, van dagen, maanden, jaren is alzoo ongemerkt opgekomen, als het resultaat van de verhouding, waarin die allengs ontstane bollen tot elkander stonden. Daar zit geen denken van een eeuwige Wijsheid, geen willen van een almachtig God achter. Dat is alles geworden zooals het is, door blinde werking, zonder een geest die het beheerschte, blindelings en als door een noodlot geleid, is de tegenwoordige gedaante der wereld ontstaan.

Toch hebben menschen behoefte gevoeld aan tijdsindeeling. Die behoefte heeft allerlei tijdrekeningen geschapen. En zoo is vanzelf en van lieverlede die indeeling in uren en seconden, en zoo ook die saamvoeging in dagen en jaren ontstaan, waaraan wij thans gewend zijn.

Niet dus door opzettelijke afspraak, zooals men eertijds het zich wel voorstelde, maar door den loop der dingen zijn we in maanden en jaren gaan leven.

Maar 'tzij dan door afspraak, 'tzij door den blinden loop der dingen ontstaan, de tijdrekening blijft in beide gevallen elk religieus karakter missen; want immers dat religieuse stempel drukt ge op uw tijdrekening dan eerst, als ge haar oorsprong in God zoekt, er zijn heilige ordinantie in eert, en ook in het wisselen der jaren Hem grootmaakt.

En daartoe brengt u alleen uw Christelijke belijdenis, zoo ge belijdt te gelooven in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde, en zoo ge uit den aanvang der Heilige Schrift u gezeggen laat, wat in die ure, toen het alles ontstaan is, door de wijsheid en de majesteit des Heeren is gewrocht.

Dan toch verneemt ge, hoe God lichten in het uitspansel besteld heeft met het doel „om scheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht; en opdat zij zijn zouden tot teekenen, en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren.

Natuurlijk wil dit niet zeggen, dat de zonnen en sterren aan het firmament geen ander doel ; iebben, en geen andere werking doen, dan ons den tijd van ons aanzijn aanduiden. Onze zon geeft ons ook gloed en licht, en verwarmt en koestert ons, en doet alle leven op aarde uitspruiten. Maar toch is dit niet het hoogste. Hooger dan ons stoffelijk aanzijn staat het leven van ons bewustzijn. God heeft de eeuw in ons menschelijk hart gelegd. Hij schonk ons, door de schepping naar zijn beeld, het vermogen, om in het verleden terug te leven, om de toekomst vooruit te voelen, en van ons zelven af te weten in het heden. Daardoor bestaat er verband tusschen ons hart en het eeuwige dat in God is. En dit nu, dit met bewustzijn inleven in het zich spreiden van de eeuwigheid in de deelen van den tijd, is alleen mogelijk geworden, doordien God afwisseling in ons aanzijn heeft aangebracht, en teekens heeft gezet, waardoor die afwisseling voor ons waarneembaar werd.

Leefden we op een doodsch vlak, met een onbewogen, altoos eentonige zoldering boven ons, er zou geen besef, geen gewaarwording van verschil, van onderscheid, van overgang of voortgang in ons menschelijk bewustzijn ontwaakt zijn.

We zouden lager hebben gestaan dan de plant.

En daarom bij den mensch geschapen naar Gods beeld, en bestemd voor een eeuwig leven, hoort een wereld met vaste bewegingen, bewegingen die voor den mensch waarneembaar zijn, en die zijn menschelijk leven in vaste deelen indeelen.

En opdat nu de mensch zulk een leven zou kunnen genieten, en in zulk een aanzijn tot zijn hooger bewustzijn zou komen, daarom gaf God aan zon en maan onder meer deze heilige ordinantie, dat zij ons menschelijk leven in deelen indeelen, in gezette tijden splitsen, en naar den ommegang van jaren, maanden en dagen beheerschen zouden.

Meer dan in iets komt juist hierin het geestelijk karakter van heel de schepping uit.

In de schepping is de mensch het hoogst, in den mensch is zijn bewuste leven het hoogst, en dat hooge bewuste leven van den mensch wordt alleen mogelijk doordien God zon en maan aan het firmament stelt, om ons te zijn tot gezette tijden.

En zoo, het behoeft geen nader betoog, bezit de jaarwisseling vanzelf een onmiskenbaar religieus karakter.

Die indeeling in jaren en dagen is niet door afspraak, en niet uit het blinde verloop der dingen opgekomen, maar door God uitgedacht, door God besteld, door God verwezenlijkt, en wordt door God in stand gehouden. s t e i d

Het is het kader van den tijd, waarin Hij zelf ons menschelijk aanzijn besloten heeft.

En nu is het wel waar, dat de mensch, na de verduistering door de zonde, onbekwaam bleek, om die jaarrekening aanstonds van het firmament af te lezen; en hieruit verklaart het zich, dat oudtijds schier elk volk een eigen tijdrekening had, en dat het tot in de nieuwe geschiedenis geduurd heeft, eer eindelijk de jaarrekening met nauwkeurigheid kon worden vastgesteld; maar hierin faalde het werk Gods niet.

Dat lag aan ons, aan onze traagheid en verblindheid, en onderwijl had alle eeuwen door die volkomen juiste indeeling plaats, die God verordend had, en die Hij maintineerde. g t J

Rechtstreeks leidt alzoo de jaarindeeling en weekindeeling tot God als den auteur van ons tijdwezen op.

Zooals God het verloop van zon, maan en aarde in haar onderling verband besteld heeft, en deze weer in verband heeft gezet met den polsslag van ons bloed, en met de wisseling der seizoenen, zoo is de tijd, zoo moet hij ingedeeld, en zoo moet die deeling en wisseling door ons gekend, ingedacht en doorleefd worden.

Het is dus niet: Ons genadeleven in Christus' kerk religieus, maar ons leven in den tijd, ons burgerlijk leven, in gezin, en maatschappij, en staat buiten God omgaande; neen, ook waar in het burgerlijk leven de dagen geteld en de jaren berekend en afgesloten worden, moet het Eeuwige Wezen zijn eere ontvangen, en moet het bestel van zijn heilige ordinantie worden geëerbiedigd.

Dat meê te doorleven, en als zelf in zijn overgangen meê te gevoelen, is niet beneden de waardigheid van Gods kind, als moest de verloste des Heeren deze uitwendigheden aan de onbekeerde wereld overlaten.

Integendeel, zulk een jaarwisseling te minachten is onvröom, strijdt tegen den eisch der religie, en voedt altoos weer dat valsche dualisme, dat natuur en genade vaneen scheidt.

Eer omgekeerd mag gezegd, dat alleen, wie uit de fontein des eeuwigen levens dronk, ook dien voetstap Gods op den weg van den tijd klaarlijk opmerken en in zijn beteekenis voor ons leven waardeeren zal.

Voor wie buiten staat gaat Oudejaar in aandoeningen, in naweeën en voorgevoelens op. Maar wie, als Gods kind; de eere zijns Vaders in alle dingen zoekt, zal ook in deze perken die aan den tijd zijn gesteld, de wijsheid zijns Gods aanbidden, en verstaan hoe God wil, dat we in dit kader, en niet anders, ons leven op aarde doorleven zullen.

Zooals de regenboog ons het teeken is van het Genadeverbond der behoudenis, zoo staan zon en maan aan den hemeltrans als getuigen hoe het God, en God alleen is, die over ons aanzijn beschikt, en ons leven indeelt, uiteenscheurt, en dan weer saamvoegt naar zijn welgevallen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

„En tot gezette tijden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's