Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het rijke leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rijke leven.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Ter genezing van bekrompen zin werkt niets zoo weldadig als een bad in een geheel andere tuerkelifkheid, dan waarin ge gemeenlijk verkeert.

Bekrompenheid van zin is de noodlottige, zij het ook natuurlijke vrucht, van beperktheid vain blik en engheid van levenssfeer. Feitelijk kent men het leven slechts in één verschijningsvorm; die ééne vorm vertoont zich te midden onzer omgeving in al zijn vele schakeeringen; en in den strijd tusschen die schakeeringen, kiest wie warm leeft, zóó ernstig partij, dat het hem ten leste te moede wordt, alsof zich geen andere sfeer van werkelijkheid liet denken. En dat juist doet het netvlies onzer waarneming verschrompelen.

Ook op kerkelijk gebied is dat waar.

Vloekerig-los in den mond zijn is, helaas, in breeden kring Hollandsche hebbelijkheid, en al keerden zich in later tijden ook vele Modernen tegen die stuitende vloekgewoonte, hun strijd er tegen gold alleen het fatsoen. Te vloeken stond niet. Op sociëteit, en onder de karnuiten, spekte dat de conversatietaal, maar in deftiger gezelschap, en vooral in het bijzijn van nog niet geëmancipeerde dames moest men zich van zulke taaluitvi'assen onthouden.

Tegen het vloeken als vloeken daarentegen, d. w. z. tegen het door God verboden misbruiken van zijn heihgen Naam, kwam ten onzent alleen „de fijne" op, en dan nog meest alleen „de heel fijne." Als leden van het ongeorganiseerde ««/«'-vloek-verbond deden zich in ons land, welbezien, alleen de steile Gereformeerden kennen, en althans a onze Roomsche landgenooten deden aan dezen socialen kruistocht tegen de zonde der loslippigheid niet meê.

Niet dat de Roomschen meer of erger vloeken dan de aandeelhouders in de „groote Protestantsche partij; " maar al vloeken ze niet erger dan „gewoonweg", bij de propaganda tegen het vloeken lieten ze zich hier te lande toch nimmer inlijven.

Maar nu steekt ge den Atlantischen Oceaan over, ge zet te New-York voet aan wal, en rijdt met een trolley-car van New-York naar het aan New-York aangebouwde Brooklyn, n uitstappende stuit ge op een zee van mannen in een plechtigen optocht onder wuivende banieren; een stroom van ouden n van jongen, die door reporters juist geeld, bleek uit niet minder dan elf duizend mannen te zijn saamgesteld.

Ge vraagt wat dat is, wat die optocht beduidt, en wat in die door den wind gerimpelde vaandels te lezen staat, en nu hoort ge tot uw verbazing, dat die optocht tegen het vloeken is, en dat wel, niet tegen het vloeken als onfatsoenlijk voor fatsoenlijke lippen, maar als hoon aan 'sHeeren heiligen Naam. Het is een optocht, zoo zegt een minzame politieagent u, van de „leden van den Heiligen Naam."

Dus, zoo concludeert ge, zit Brooklyn stijf in de steile Gereformeerden, want mannen die aldus publiekelijk tegen het vloeken optreden, dat moeten Calvinisten zijn.

Maar niets er van.

Uw wegwijzer zegt het, en het Crucifix, dat ginds vooruit wordt gedragen bevestigt het u . . . . die „leden van den Heiligen Naam" zijn... Roomschen. geen „fijnen" ... maar Roomschen.

De Roomschen gaan te Brooklyn in den strijd tegen het vloeken voorop, en het zijn niet de fijnen, maar de Roomschen, die door openlijk protest het ellendige vloeken willen uitroeien.

Na dien eersten verrassenden indruk stelt ge u al verder op de hoogte van der Roomschen bedrijf in Amerika, en ge ontwaart, hoe ze hun kracht zochten in het stichten van een vrije universiteit, hoe ze veel ijveriger dan de Protestanten voor de Christelijke school tegenover de Staatsschool partij kozen, ja, hoe ze zelfs het „leekenelement", op kerkelijk gebied tot invloed poogden te brengen, zóó zelfs dat de verhouding tot Rome meer dan eens gespannen werd. En zoo wordt ge telkens meer in uw overtuiging bevestigd, dat wie naar wat in Nederland Roomsch heet, al wat Roomsch is, dacht te z s e s d e d e g o b e kunnen afmeten, althans in Amerika buiten den waard heeft gerekend.

Doch als ge, hierop afgaande, nu nauwelijks twijfelt, of in Amerika zullen de Roomschen dan ook politiek tegen de beginselen der Fransche Revolutie overstaan, dan keert het blaadje opeens weer om. Bijna alle Roomsche Amerikanen zijn Democraten, ze dwepen met Jefferson, en Jefferson was blijkens zijn strijd in 1793 de man die zelf dweepte, en Amerika wilde doen dwepen, met de helden van het gerevolutioniseerd Parijs.

Reeds aan dat ééne staal merkt ge dus aanstonds, hoe uw maatstaf voor de dingen die ge uit Amsterdam meebracht, in New-York onklaar is geworden, en dat de consequentie waarmee ge aan den Amstel placht te redeneeren, aan den Hudson niet meer opgaat.

En denk nu niet, dat dit alleen ten opzichte van de kerkelijke wereld der Roomschen alzoo is, het geldt evenzoo van der Protestanten kerkelijk bestaan.

Scimilt ten onzent alle kerkelijk leven, en durft het ternauwernood fluisterend, uitkomen, in heel Amerika staat het kerkelijk leven, dat der Protestanten evengoed als dat der Roomschen, energiek en scherp geteekend op den voorgrond.

Ge ergert u soms aan dat publieke kerkelijk leven, soms ergert ge er u aan tot in uw ziel. Zoo \i:4r. als in New Jersey-city, ook al vlak bij New York, een predikant, per advertentie in alle bladen bekend maakt, dat hij voor de jonge mannen en jonge dames, die trouw de Zondagsschool hebben afgeloopen, een dansschool bij zijn kerk geopend heeft, want dat goede Christenen fraai en vlug moeten kunnen dansen, en dat wel niet „geestelijk dansen" zooals weer anderen het invoeren, neen maar dansen jongens en meisjes onder elkaar met zeer gewone walsen en polka's.

Een ander maakt het nog fraaier, en opent, om de geestelijke klandisie der stevigste jongemannen voor zijn kerk te behouden, bij die kerk een klasse, waar onderricht in het boksen gegeven wordt. „Boksen", zoo redeneert deze geestelijke leidsman, verhoogt het „selfrespect". Ge zijt dan niet bang, en kruipt voor niemand in uw schulp. En juist zulke flinke, niemand ontziende jonge mannen, moeten den strijd voor Christus en zijn kerk aanbinden.

Zoo stuit ge op allerlei excessen. Ge treedt in Maddisson Avenue op Zondagavond een openstaand, hel verlicht kerkgebouw binnen, en ziet (er is geen preekstoel) op het platform twee lezenaars staan, en achter den éénen een deftig heer, en achter den ander een nog deftiger dame, en tusschen beiden in hooge Chineesche vazen met prachtige ruikers van rozen en chrysanthemums. Die dame doet niets dan met fluweel-zilveren stem wonderschoon zinsneden uit de Heilige Schrift voorlezen, en het publiekziter verbaasd bij.

Op een Beurtenbriefje vindt ge aangekondigd, dat in die en die kerk de predikant N. N. dienst zal doen, maar voorts in breeder letter dat bij dien dienst zingen zullen de heer X van de Italiaanschë Opera, en Miss Y van de Grand Opera. Sterker nog. Zondagmorgen brengt een bijblad van een politieke courant u het buste-portret van die Miss Y, in echt opera-kostuum, met er onder: Contre alto van Dominee N. N. Altemaal excessen en zonderlingheden, alleszins geschikt om een gewoon Gereformeerd man uit onze lage landen de haren te berge te doen rijzen.

Is dat hier de kerk.

Is dat hier de kerk.^ Ai mij, waar gaat het met Christus' heilige kerk in de nieuwe wereld heen.

Maar tegenover deze ergerende „liabilities", gelijk de Amerikanen zeggen, staan „assets" over die u niet minder verbazen.

In de gemeene buurten, in de salons, in de huizen van „Wijntje en Trijntje", is men voor de kerk bang. In wat hoeken ook de misdaad, de gemeenheid, de ongerechtigheid en de losbandigheid wegsluipt, se vreest er de kerk, want ze weet bij ervaring, en ze voelt nog op het eigen oogenblik, dat de kerk een macht is, die haar nazit en haar schandelijk bedrijf striemt, stuit en inperkt. Reeds de enkele namen van Dr. Parkhurst te New-York en Dr. Henry te Chicago verwekken schrik in de schuilhoeken der zonde. Die mannen vermanen niet enkel de geloovigen die opkomen, maar tasten het zedelijk kwaad in de stad hunner inwoning met naam en toenaam aan. Ze organiseeren er hun hulpcorpsen tegen. Ze controleeren de politie of zij haar plicht wel doet. En schiet de politie te kort, dan hebben ze een aanklachtboek van wel geconstateerde feiten gereed, en klagen eerst hooger op, en zoo dit niet helpt, spreken ze publiek in de pers. Dr. Henry heeft zeïfs een corps van 25.000 kiezers verzameld, dat bij verkiezingen weigert zijn stem aan de candidaten van wat partij ook te geven, die niet als mannen van zede lij ken ernst te boek staan.

Daarbij zijn de kerken, zonder weelderig te zijn, net ingericht, om gedruisch te voorkomen met tapijt in alle looppaden belegd, met electriciteit zacht verlicht, met steamfurnaces aangenaam verwarmd, kortom men zit er als thuis.

En het geld vloeit, stroomt. Giften van een tonne gouds, of ook van een half millioen en meer, zijn lang geen ongewone giften. Vandaar dat kerken niet op een zijgracht schuilen, maar op de deftigste straten voor een ieder in het oog loopen, en alle zonder onderscheid met torenspitsen, slank en hoog, zich van verre aankondigen.

Is dan ook ten onzent een predikant vaak een gedrukte figuur, die op de volle markt des levens zich zelden vertoont, in Amerika is elk Bedienaar van den godsdienst geëerd en gevierd in de volle samenleving.

Hij staat in niets achter, heeft in elk opzicht iets voor. Groote spoor-en stoombootmaatschappijen bieden hem eershahe een clerical-ticket tegen halven prijs.

Zoo mengt zich licht-en schaduwzijde in het kerkelijk leven in Amerika dooreen, Maar onder alles blijft de indruk o verheerschend, dat uw leven in uw vaderland waarlijk niet de éénige bestaanswijs is, maar dat het rijke leven van Christus' kerk ook in heel_ andere verschijningen kan optreden, ongetwijfeld met veel dat u ergert, maar ook even stellig met veel dat u boeit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Het rijke leven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's