Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLIII.

Intusschen ligt achter de Benedictie of Zegenspreuk een nog algemeener vraagstuk, dat het scherpst gevat wordt bij het optreden van de vocaal en instrumentaal muziek in den Eeredienst, de vraag namelijk, of er bij den Eeredienst alleen eèn actie der aanbidding van de geloovigen tot God, oftewel ook een actie van God tot zijn geloovigen uitgaat.

Men versta deze vraag niet verkeerd.

Dat er bij den Eeredienst gepredikt wordt, dat er stukken uit Gods Woord worden gelezen en behandeld, dat er in den Naam des Pleeren wordt vermaand en vertroost, is buiten alle geding. Dat betwist niemand. Maar dit alles kan nog onderling toegaan. Onderling, d. w. z. dat de geloovigen onder elkander Gods Woord nalezen, en er den inhoud van elkander op het hart drukken, maar zonder dat Gods presentie er in meespreekt, of ook zijn stem als tot de ziel uitgaande beluisterd wordt.

Als vader en moeder zijn heengegaan, kunnen de achtergebleven kinderen zeer virel op een dag des jaars saamkomen, om saam nog eens de brieven of ook de testamentaire vermaningen over te lezen, die hun ouders achterlieten. Maar dan zijn het de kinderen zelven die dit onderling doen; die afspreken dit zoo te doen; en die zoo de geestelijke nalatenschap van hun ouders in eere houden.

Maar dan leeft vader, en leeft moeder niet meer. Dan gedenkt men dat ze overleden zijn. En dan is het niet uit en in het heden, maar uit het verleden, dat de afgestorven ouders nogmaals, dank zij der kinderen trouw en gehechtheid, hun woord hooren laten.

En in dien zin nu kunnen ook wij met de Heilige Schrift doen. Ons samen bij die Schrift nederzetten. Saam een stuk uit die Schrift lezen. Saam over het gelezene uit de Schrift mediteeren. Zelfs kan het daarbij regel worden, dat één der broeders of der zusters, die helderder gave van inzicht en rijker gave van taal bezit, daar bij de anderen voorgaat.

Zoo grijpt het feitelijk telkens in den kring der vromen plaats, en op zichzelf is dit uitnemend; edoch het \> Xv\itonderling.

Het is iets dat we onder malkander verhandelen. Saam plaatsen we ons daarbij beschoinvenderwijze voor en tegenover de Heilige Schrift. Wij nemen de Schrift op, en wij handelen er alzoo mede.

Maar dit is niet de presentie des Heeren ervaren en door Hemzelven met Goddelijk gezag vermaand, geordineerd en toegesproken worden.

Wie dit op zichzelf eeredienst of godsdienstoefening noemt, loopt met de Anabaptisten.

Deze toch dreven dit uit beginsel. Zij wilden met opzet alleen het onderlinge. En al zijn de eigenlijke Anabaptisten, met hun extravagantiën, allengs de wereld uitgeraakt, duidelijk toont het voorbeeld der gezelschapsvrienden en der Darbisten, of Plymouth brethern, dat dit beginsel nog wel terdege nawerkt.

Gezelschappen ter onderlinge stichting zijn uitnemend, indien ze bij den Eeredienst bijkomen; maar ze nemen een bedenkelijken plooi aan, zoodra ze deri Eeredienst willen vervangen, en voor de vergadering der geloovigen in de plaats willen treden.

En toch dit juist is het, wat oudtijds de Anabaptisten, en nu nog de Darbisten e. a. bedoelen. Geen kerk, maar het onderling gezelschap. Men weet dan ook, hoe zelfs de Doopsgezinden oorspronkelijk geen leeraars hadden, maar alleen onderlinge gezelschappen hielden, waarin ieder kon voorgaan, en hoe eerst van lieverlee het uitblijven van het vroeger enthousiasme de noodzakelijkheid om een leeraar aan' te stellen, heeft doen inzien.

Maar oorspronkelijk was ook hun beoelen: Geen kerk, maar een geestelijke ociëteit, gelijk de Doopsgezinden ook hans nog hun gemeenschap een sociëteit oemen; en zoo ook geen leeraar, maar nderling vermaan en onderlinge stichting. Geen Dienaar des Woords, die in naam es Heeren optreedt, en door wien de Heere ot zijn volk spreekt maar eenige broeders n zusters die onderling saamkomen, en tot n met elkander handelen van de heilige ingen.

En al is het nu, dat dit standpunt thans ormeel zelfs door de nakomelingen van enno Simons' geestverwanten is losgelaten, n al leiden thans ook de Doopsgezinden tudenten op, en al beroepen en salarieeren ij predikanten, toch zult ge niet voorbijzien, at zakelijk veeleer de Doopersche idee n onze kerken is ingedrongen.

Inzinking van geestelijk leven en uitslijing van ambtelijk besef heeft er in schier lle Gereformeerde en Presby teriaansche keren toe geleid, dat de leeraar „vermaner in en gezelschap" tot onderlinge stichting is eworden. .

Het is die predikant als man en spreer, dien men naloopt, en de aldus nageoopene weet dit, groeit er in, en treedt op m zijn gedachten, zijn denkbeelden, zijn nzichten meê te deelen. Hij is onder de ele broeders een uitnemende, maar het arakter van de samenkomst blijft dat van en „onderling gezelschap", waarin men saam ver de heilige dingen komt handelen.

Het groote, het machtige, het aangrijende denkbeeld, dat er een Tente der samend o komst, een Ohêl Möeêd is, waarin eenerzijds God tot zijn volk nadert, en anderzijds Gods volk voor het aangezicht des Heeren verschijnt, sleet bijna radicaal uit, om niets anders over te houden, dan óf een vroom gezelschap tot onderlinge stichting, óf ook een evangeliseerende meeting om de lieden der wereld tot bekeering te roepen.

En hiermede is natuurlijk het Gereformeerde en Schriftuurlijke beginsel in de hartader aangetast.

Dat beginsel toch wil, dat wij menschen ons voor het aangezicht van den Driemaal Heilige zullen plaatsen, om door Hem gezegend te worden, en Hem eere te geven, en daarom kan dit beginsel niet tot zijn recht komen, of het moet bij alle Eeredienst gevoeld en gesmaakt worden, dat men op datzelfde oogenblik met den levenden God te doen heeft, die ons zijn Woord verkondigt, die ons toespreekt, die ons zegent.

In dit verband is dan ook de Benedictie niet de vriendelijke hartewensch van dien man op den predikstoel, die u alle goeds, en zoo ook genade en vrede toebidt, maar het is God Drieëcnig, die zijn genade en vrede over u uitspreekt, en die hiertoe zijn aangestelden dienaar gebruikt.

Diezelfde tegenstelling nu tusschen een vroom gezelschap tot onderlinge stichting, een verschijnen van 's Heeren volk voor het aangezicht des Heeren, is juist in den laatsten tijd weer scherp, zij het ook op heel andere wijze, aan de orde gekomen, door het invoeren van muzikale prediking.

Ook onder ons is wel bekend, hoe met name Sankey hiertoe den stoot gaf. Minder bekend daarentegen is, hoe ditzelfde denkbeeld in de Engelsche wereld al meer tot een algeheelen omkeer in den vorm van den Eeredienst heeft geleid, en thans reeds gevaar loopt, geheel den Eeredienst van de rechte paden af te leiden.

Uit reactie namelijk tegen de gezelschapsidee, heeft men een spreken Gods door zang en muziek pogen in te voeren, dat ten slotte de solo-Z3.nge.rs in den Dienst heeft gelokt.

De Dienaren des Woords, geestelijk te machteloos, om den Heilige Israels we£r door hun eigen mond te laten spreken, hebben solozangers uit de komedie te hulp geroepen, om God zingend te laten spreken door hun zang.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's