Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE AANBIEDING.

U.

Zoodra de lange, prachtige stoet binnen de poort van Annaberg was, scheen aan het gejuich geen einde te zullen komeh. Het volk in het Ertsgebergte toch was te allen tijde als goed Roomsch bekend geweest, en slechts enkelen Jjiadden door de leeringen van Johannes Huss en van diens volgers in het naburig Bohemen een inzicht gekregen in het bederf der kerk en in de waarheid, gelijk het Woord Gods die leert. De meesten verwachtten nog het heil uit Rome in plaats van uit den hemel, en van den paus in stede van Christus.

Langzaam en plechtig bewoog zich de optocht naar de groote, fraaie hoofdkerk of dom der stad, die in een oogenblik door duizenden gevuld was, welke nieuwsgierig wachtten wat volgen zou. Midden in de kerk, in 't gezicht van den preekstoel werd een groot kruis opgericht en met de pauselijke banier versierd. Voor het kruis plaatsten ettelijke mannen een groote kist, en nu beklom de man op wien allermeest de bukken gevestigd waren, Johan Tetzel, den kansel, en de prediking begon.

Met forsche, zware stem wendde zich de prediker tot het volk, om den volke duidelijk te maken welke voordeelen en zegeningen de aflaat aanbracht. Allen luisterden met gespannen aan dacht. Immers 't betrof, zoo geloofden zij, het eeuwig heil hunner onsterflijke zielen.

„Hier is het goed te zijn", zoo klonk zijn stem door het kerkgebouw, „hier is de genade en de vergeving der zonden tot kleinen prijs te verkrijgen. Al had ook iemand de grootste euveldaad begaan, en hij legt slechts geld in de aflaatkist van den paus, zoo heeft de heilige vader macht en gezag om wat geschied is te vergeven. Want hem zijn de sleutelen toevertrouwd om te binden en te ontbinden in hemel en op aarde; en zoo wanneer hij 't vergeven heeft, moet ook God het vergeven,

„Ja", zoo vervolgde Tetzel, „wanneer gij uw geld stort, gij lieve menschen uit het Saksenland, gij goede bergheeren uit het Ertsgebergte, en genade en aflaat verkrijgt met uw geld, zoo zullen alle bergen om Annaberg in een oogwenk tot louter gedegen zilver worden. Zoodra het geld in den kist khnkt, de ziel ten hemel springt! Komt, komt, want alle dingen zijn gereed."

Zoo ging de prediker voort. Hij schilderde in woorden die 't hart zijner hoorders troffen de groote genade, die God hun bewees, nu zij van den paus voor een klein geld schuldvergeving konden ontvangen, en van hun zonden wor den ontheven.

„Waartoe, " zoo sprak hij, „zult gij den last uwer zonden langer voortslepen? Hier is de boete en de verlossing vereenigd. Wat gij niet kunt doen is voor u gedaan. Vrij moogt gij uitgaan, zoo gij het geringe aardsche goed of zeer weinig er van ruilen wilt voor het groote en hemelsche. Koopt thans nu het tijd is ! En niet alleen voor u zelf. Gij hebt het in uw macht ook de dooden te helpen, die de smarten des vagevuurs lijden, en door den aflaat daaruit bevrijd kunnen worden. Koopt, zoo niet voor u zelf, dan voor hen, uw vader, uw moeder. Niemand is buitengesloten. Over levenden en dooden heeft zich de heilige vader ontfermd. Dit kruis is u als het kruis van Christus."

Verbaasd, als geloofden ze hun ooren niet, staar­ R den de Annabergers en wie er - eerder in de kerk m waren, den spreker aan. Enkelen kwamen voor­ tdDg uit, offerden hun geld, en ontvingen het papier, dat, zooals de arme, bedrogen lieden meenden, hun vergiffenis van zonden verzekerde. De meesten echter schenen, hoeveel ze ook van afla­ t ten gehoord hadden, toch te zeer verrast of te slecht bij kas om dadelijk toe te tasten. Tetzel die als een wijs man zijn handwerk verstond, drong zijn waar niet op; hij deelde even mee dat hij eenigen tijd in de stad dacht te blijven, en men in dien tijd bij hem voor aflaten terecht kon.

Daarna ging elk zijns' weegs,

„'t Is toch een groote genade Gods, dat we den vermaarden heer Tetzel ook hier hebben", sprak een oud man, die met zijn beide volwassen zoons huiswaarts keerde, „dat ik het nog beleven mag!"

„Ja vader", was 't antwoord, „maar we moeten er toch maar niet te veel aan uitgeven. Vroeger heeft men het oOk wel zonder aflaten gedaan."

„Och wat haalt het wereldsche goed bij het eeuwige", sprak de oude man; „we kunnen 't wel missen."

„Zoo denkt de heilige vader te Rome er niet over, vader, " sprak nu de tweede zoon, die misschien aan de wachtende ertenis dacht; „ze J^ebben in Rome geld noodig voor de mooie St. Pieterskerk, waar nu al vijftig jaar en meer aan gewerkt wordt.

„Dat is toch ook een christelijk werk, " zei de vader.

„Zeker", hernam de eerste zoon, „maar dat behoeven wij niet op te brengen. Ik zeg als mijn broer: vroeger waren er geen aflaten. Niet dat ik er geheel geen gebruik van wil maken, maar met wijsheid."

„Dat is verstandig gesproken, " sprak een stem achter hen. 't Was die van Dr. Lysius, een geneesheer uit Annaberg. 't Is echter de vraag of alles te Rome komt wat voor die aflaten wordt geofferd. Er blijft zeker wel wat in Duitschland hangen. Gij weet misschien niet, dat de paus den verkoop van aflaten verpacht heeft aan den keurvorst Albrecht van Mainz, en Tetzel is slechts zijn handlanger. Maar ze wisten wel wat ze deden, toen ze dien Dominicaner voor dat werk kozen."

't Zal wel niet noodig zijn met veel woorden duidelijk te maken waar onze lieden op doelden. Te Rome, waar men ook nog voor andere dingen dan voor kerken geld gebruiken kon, had men het een geschikten weg gevonden den verkoop der aflaten in vreemde landen als 't ware te verhuren of te verpachten. Zoo ging het ook in Duitschland, en natuurlijk moest dan de pachter zorgen zijn waar aan den man te brengen. Zoo werd reeds deze handel zelf een aanleiding tot veel ongerechtigheid. Nog erger was echter de misleiding met den aflaat zelf. Immers, we weten uit het Woord Gods, ten eerste dat zoo iemand als een paus of opperste in de Gemeente des Heeren volkomen in strijd is met Gods gebod, en ten tweede, dat de Heere God Zijn genadegaven nooit verkoopt, maar als een Koning vol majesteit eenvoudig genade schenkt, en dat wel om niet, gelijk trouwens reeds het woord genade aanduidt. Daarom hebben dan ook de Hervormers op dit „om niet" zoo grooten nadruk gelegd. De Roomsche kerk deed juist anders, en de aflaathandel bewees dit zoo duidelijk, dat, gelijk gij weet Luther, schoon toen zelf nog priester, voelde: dat kan en mag zoo niet.

Laat ons er bij opmerken, dat deze dwaling van het pausdom om door eigen deugd en braafheid en offers de zaligheid te willen verwerven ook velen niet-Roomschen eigen is, ja van nature allen menschen. We willen liefst den Heere iets laten doen en voor de rest zelf zorgen. Maar dat gaat niet. Zoo laat geen Koning met zich handelen. „Ik doe het niet om Uwentwil, maar om Mijns grooten naams wil", zegt de Heere. Maar daar komt ons hart tegen op. Laat ons des te meer Gode den dank brengen, dat Hij door zijn Woord ons heeft verlichti opdat wij "tpiet meer zoeken in onze werken, maar in het volbrachte werk van Christus.

AAN VRAGERS.

A. S. te M. vraagt naar het onderscheid tusschen naam en zinspreuk eener Vereeniging, en wat voorgaat.

De naam van een zaak of van een vereeniging duidt aan wat zij is of beoogt of bestrijdt, kortom welk haar doel is, waartoe zij dient. Ook kan de naam aan een of andere gebeurtenis of persoon ontleend zijn, daaraan doen denken. Maar in elk geval doet de naam de vereeniging kennen en onderscheiden.

Nu is 't echter met die namen gegaan als met de namen van personen: doordat er meer da.n dan één zoo heet, en de naam om zeer verschillende oorzaken zoo luidt als hij luidt, heeft men er vaak weinig aan. „Vooruitgang" is b.v. een naam, geschikt voor een vereeniging van schaatsenrijders maar ook van kantoorschrijvers. Er komt dus vaak bij den naam nog iets ter verduidelijking. Wil men nu het wezen en bedoelen eener zaak omschrijven, krachtiger uitdrukken, dan kiest men bij den naam nog een zinspretik. De naam gaat natuurlijk voor, daarmee wordt de vereeniging ^«/(? (r; «rf. De zinspreuk is de verdere aanduiding. Soms echter zijn naam en zinspreuk één, of is de eerste de soortnaam, de tweede de bijzondere.

A. J. B. te H. Het beste is, dat ge eens overleest wat in de Heraut van 8 Januari staat, en ook hetgeen waarnaar daar wordt verwezen. Doch gij en uw vriendinnetjes kunt er u meê troosten, dat er over die onnoozele zaak al veel is getwist, en ook menschen als de dichter Goethe en koning Lodewijk XIV er meê in de war waren. Zelfs zijn er verschillende boekjes en ver handelingen geschreven over de vraag, wanneer een eeuw eigenlijk begint. Onlangs heeft de Fransche geleerde Bertrand nog weer een stuk er over geschreven, waarvan de slotsom was, dat de 20ste eeuw begint met 1901 —wat iedereen vooraf had kunnen zeggen. Men zou haast meenen, dat sommige menschen met hun ledigen tijd geen raad weten. Maar hoe dit zij, kleine kinren en groote geleerden kunnen het nu natellen, dat er honderd jaren moeten verloopen zijn, eer de eeuvi' om is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's