Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De innerlijke bewegingen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De innerlijke bewegingen.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte. Luk. I : 78.

Oppervlakkige lieden denken dat het eigenlijke kwaad der zonde schuilt in roof of moord, en dat de wezenlijke ellende geleden wordt in dood of pestilentie. Dat soort lieden leeft van binnen niet. Ze gaan op in het uitwendige. Arbeid met houweel of troffel of zaag. Voor dien arbeid klinkend geld. Zonde zoo dat geld gestolen wordt. En ellende zoo ze geen geld hebben en gebrek lijden.

En gelijk dit toegaat bij de lieden der uitwendigheid, zoo gaat het feitelijk ook toe bij de lieden der afgetrokkenheid. Redeneerders voor wier dorre vertoogen ge uit den weg gaat. Die u haarfijn uw schuld in Adam voorrekenen, en u even geleerd voorrekenen, waarom de gehoorzaamheid van den Middelaar én lijdelijk én werkend was. U voorrekenen waarom ieder mensch tot alle goed onbekwaam is, en wie niet in het Verbond is geen vrede kan hebben, en dus ongelukkig en in ellende moet wezen. Maar wier hart onder dat alles nooit geroerd wordt, wier gevoel nooit een enkele trilling kent, in wier toon van stem nooit een diepere zielsaandoening klinkt. Kortom een soort geleerde geloovigen, maar die in plaats van zelf het land der genade te bereizen, zich altoos moê staren en moê turen op de kaart die van dat „land van genade" aan den wand hangt.

Feitelijk dus ook tiitwendigheid. Bij - ^e lieden die stoffelijk bezig zijn, tastbare uitivendigheid: een stuk gereedschap, een stuk "hout, een stuk geld, en een mond die om eten vraagt van honger, of een lichaamsdeel dat van pijn trekt in krankheid. En bij de geleerde geloovigen wel niet dat tastbare, want bij hen gaat alles in het redeneeren en denken op. Maar zij het dan al een verstandsuitwendigheid, uitwendig is en blijft toch ook derzulken leven.

Van binnen is het huis ook bij hen gesloten. Van binnen is en blijft het ook bij hen al de dagen en al de nachten duf, dor en doodsch.

In de religie komt dat dan ook aan den dag.

Tusschen het leven dat iemand zelf leidt, en het leven dat hij zich van zijn God voorstelt, bestaat altoos overeenkomst. We zijn nu eenmaal feitelijk naar Gods beeld geschapen, en hoever de in zonde gezonken mensch ook van dat beeld afga, ja, het in zijn tegendeel verkeere, het feit van overeenkomst in trekken is niet weg te nemen. Zelfs onze Mat is niet anders dan de omgiieerde trek van de liefde die in ons viel uit bet beeld Gods.

Ook ongeloovige wijsgeeren wezen hierop, al keerden ze de orde om, door te zeggen, dat ieder mensch zijn God schept naar 'zijn eigen beeld. Hoe vermetel dat ook zij uitgedrukt, ook alzoo voorgesteld wordt dan toch het denkbeeld van oi'ereenkomst gehandhaafd. Een kopie en een origineel lijken op elkaar, ook al twisten twee schilders er over, wat het origineel, en wat de kopie is.

De lieden der oppervlakkigheid en de lieden der afgetrokkenheid hebben dan ook feitelijk niet anders dan etn God van uitwendigheden.

Ge merkt dat bij wie in het stoffelijke opgaan aanstonds daaraan, dat ze nooit aan God denken, nooit van God spreken, of ook nooit tot God bidden, of het moet zijn ter oorzake van uitwendige, stoffelijke levensnooden. Janmaat bij schipbreuk. Een ruwe klant van het ambacht als zijn kind ligt te sterven. Een koopman als een bankroet dreigt. Een werkman als er geen werk is, en daardoor in de broodkast geen brood.

Een soort materieele religie, die aan de bede om schuldvergiffenis zelfs nooit toekomt. Een relegie, die ook zoo nog wel waarde bezit, want als van twee werkeloozen de één mort en vloekt, en de ander het benauwd krijgt en met zijn vrouw en kinderen bidden gaat, staat die tweede nog altoos veel, veel hooger in menschelijke waardigheid. Maar toch het dringt ook bij dien tweede niet tot het wezen der religie door. Hij verstaat en kent zijn God niet. Zijn God ligt niet in zijn hart besloten. Hij kent geen liefde voor zijn God. En feitelijk is zijn God hem niet anders dan een noodhulp. Als zijn kind ziek ligt, en dreigt te gaan sterven, roept hij eerst den dokter, en als de dokter niet helpen kan, roept hij den professor, en] als de professor geen raad weet, dan ja, roept hij naar zijn God. Maar - ook die God blijft dan in zijn oog een uitwendige hulpaanbrenger. De dokter bestelt het medicijn, de professor opereert misschien, en God doet evenzoo iets aan het lichaam van zijn kind, wel ongemerkt, maar dan toch zoo wezenlijk en stoffelijk, dat zijn kind er van opkomt.

En even uitwendig blijft de God van den dorren redeneerde!.

AUicht een zeer orthodox man. Een dusgenaamd „kenner van de waarheid." Een die tekst na tekst van buiten kent. En al de betoogen over zonde en genade zich in het hoofd heeft geprent, en het u nu voorrekent, dat zóó een zondaar is, en dat aldus een begenadigde er aan toe is. Alsook dat de overgang van het een op het ander op die en die-manier met het werk van Christus in verband staat. En dat wie het anders uitrekent en betoogt een ketter is.

Op denkgebied is daar dan ook niets tegen in te brengen. De man beredeneert het zuiverlijk. Alleen maar het is het redeneeren over de bergen terwijl men rustig in het dal blijft zitten. Het is het voorlezen van de programma's vooi: een examen, maar zonder dat men zelf door dat examen heengaat. Het is het narekenen van den slag van Waterloo, zonder dat men zelf ooit kruit geroken heeft. Het is zooals we het uitdrukten, een reizen op de kaart, zonder dat nnen een voet verzet.

Vcrstandsheiligen zonder religie van het hart.

En ook hier nu gaat de regel door, dat wie aldus redeneerénd vroom is, feitelijk ook geen anderen God aanbidt, dan een God bij wien het al in denkbeeldige redenen verloopt. De God van deze verstandsheiligen is een God die bij zkhzelyen niets dan overleggingen heeft. Een God die steeds al redeneerénd én zijn eigen heiligheid én de zonde van zijn creatuur tegen elkan der opweegt, en nu de verdienste van Christus uittrekt als den grootcn factor, waardoor dit verschil en deze tegenstelling in het gelijk komt.

Zijn eigen afgetrokkenheid brengt zulk afge trokken redeneerder dan op zijn God over. O'^ok bij hem^ blijft de overeenkomst tusschen het beeld Gods en den men? ch, die er naar geschapen werd, nawerken. Hij denkt er zich in, hoe _ God in zijn majesteit al deze dingen wel bij zichzelf moet beredcneeren. En indien hij het! zichzelvcn en anderen nu maar duidelijk kan' maken, dat deze goddelijke redeneering, mits' stipt en streng genomen, zóó uitkomt, dat de conclusie tot 's menschen zaligheid kan leiden is hij gerust.

Wil dit nu zeggen dat niet nadenken, niet overleggen, «/«/redeneeren, beter en veiliger is, en dat de gevoelsmensch, die zich deze inspannende moeite spaart, daarin bewijs van hoogere vroomheid geeft, en dat alzoo de man die zijn geloof wel op een stuivertje kan schrijven hooger staat dan wie het houdt met den Heidelberger Catechismus?

Stellig niet.

Een huisvader, die er maar op toeleeft, zon der boek te houden, en zijn inkomsten en uitga ven na te rekenen, staat-veeleer schuldig, en voor kooplieden en handelaars wordt dit ordelijk boekhouden zelfs door de wet van de Overheid geëischt.

Ook boekhouden is wel terdege verplicht, maar boekhouden, als er geen zaken achter zitten, en het boekhouden puur denkbeeldig is, laat u broodeloos. Een archivaris, die in zijn archiel een interessante rekening van een koopman uit de i6e eeuw vindt, en die naschrijft, houdt ook boek, zoo men wil, maar het brengt hem niets in zijn kas.

En zoo is het ook hier : achter het narekenen moet de realiteit van het leven, achter het nadenken van het hoofd, de werkelijke levensbeweging van het hart zitten.

We spreken daarom in het minst geen kwaad van het indenken, narekenen en uitteekenen van den weg der zaligheid. Alleen maar, doel treft dit alles dan alleen, als die weg der zaligheid en ter zaiit; heid dan ook voetje voor voetje betreden en ten einde toe afgeloopen wordt.

Boekhouden ook in den handel tusschen uw ziel en uw God, en in uw handel met het werk van uw Heiland, mits maar de wezenlijke handeling tusschen God en de ziel plaats grijpt, en er niets wordt in rekening gebracht bij uw vertoogen, wat niet ook wezenlijk alzoo toeging en tcegaat in de levenservaring van uwinnerlijken mensch.

Zoo eerst wordt het ware wezenlijke religie, want zoo eerst komt het tot actie tusschen u en den eenig Waarachtige.

Die eenig Waarachtige is geen God, die enkel als noodhulp bijspringt. Die eenig Waarachtige is geen God, die het werk der Verlossing alleen beredeneert. Die eenig Waarachtige God is een God, die leeft, die werkt, die het heil tot stand brengt buiten u, maar het ook in u brengt door zijn Heiligen Geest.

Natuurlijk dat God ook denkt. Vanwaar anders toch zouden wij het leven onzer gedachten hebben, zoo het ons uit het beeld Gods niet in ons .bewustzijn ware geprent? Maar het denken Gods is geen abstractie, is geen afgetrokkenheid, is geen op zich zelf drijvende redeneering. Onze vaderen hebben het steeds zoo juist beleden: het denken Gods is de denkende God zelf. Een denken dat in de Goddelijke realiteit zelf inkleeft, en een Goddelijke realiteit die nooit anders dan in en met het helderste, klaarste zelfbewustzijn bestaan kan.

Het denken en de realiteit waarover gedacht wordt, alzoo nooit en nimmer gescheiden, maar in God altoos één, en daarom onze religie dan alleen ware religie, zoo er een werkelijke actie van God op ons hart en van ons hart naar God uitgaat, en indien beide die werkingen met klaar en helder bewustzijn door ons denkend wezen worden ingedacht en verstaan.

Zacharia, onder de aandrijving van den Heiligen Geest, zong het in zijn zang zoo schoon. Hij toch aanbad en loofde den God Israels, die eenerzijds aan zijn volk „kennisse der zaligheid" had geschonken, maar die ook anderzijds zelf „innerlijke bewegingen" had. Een God die sprak en kennisse schonk „door den mond zijner heilige profeten", maar ook anderzijds „barmhartigheid deed". Een God die eenerzijds „licht deed verschijnen in onze duisternis", maar ook anderzijds „onze voeten richtte op den weg des vredes."

Niet een starre God, die ons enkel redeneeringen voorlegt, opdat wij die zouden narekenen en haspreken, maar een God van „innerlijke bewegingen". Een God in Wien alles leven, alles actie, alles beioeging is, en wiens innerlijke bewegingen natrillen in het geroerd worden van óns innerlijk wezen en in de gewaarwordingen en aandoeningen van onze eigen ziel.

Met een God nu die alzoo altoos leeft, zich beweegt en werkingen van zich doet uitgaan, wordt ook de religie een levende religie, een religie van actie en veerkracht, een religie vol van innerlijke aandoeningen, van vreeze Gods en van zielsinnige liefde voor dien God beide.

Zoo handhaaft zich ook hier de overeenkomst met het beeld Gods. Ons geschapen zijn naar dat beeld bepaalt de natuur van echte, ware religie. En uit die echte, ware religie verschijnt allengs voor ons zielsoog die wezenlijke, levende God, die noch een noodhulp in verlegenheid, noch een gedachtebeeld van ons denken is, maar die ons boeit, onze ziel aantrekt en overwint, met wien we bezig zijn, met wien we wandelen op den levensweg, dien we minnen om zijn Goddelijke beminnelijkheid, wiens leven ons leven wekt, en wiens „innerlijke bewegingen" ook ons innerlijk aandoen, in ons natrillen, en ons zelven in beweging brengen.

Leven in onze ziel, omdat God leeft, en dat leven in ons gewerkt, door de „innerlijke bewegingen" die in Godzelven zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

„De innerlijke bewegingen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's