Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gapport dan be commissie in zalie net Diaranar.

Bekijk het origineel

Gapport dan be commissie in zalie net Diaranar.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welee7-w. en Eerw. Broeders.

Het zal U wellicht bekend zijn, dat op de laatste Centrak Diaconale Conferentie, gehouden te Amersfoort 14 Juli 1898, door eene daartoe op de vorige Conferentie benoemde Commissie een uitvoerig rapport is uitgebracht in zake meerdere ontwikkeling van het Diaconaat,

Naar aanleiding van de bespreking van dit Rapport met zijne Conclusiën besloot de Conferentie de Commissie te continueeren; een vierde lid (een dienaar des Woords) haar toe te voegen; haar het Rapport met de gemaakte opmerkingen opnieuw in overweging te geven, en haar op te dragen de uitkoiast van haar vernieuwden arbeid te zenden aan alle Kerkeraden en Diaconieën, met verzoek het hun toegezondene in hunne vergaderingen te willen bespreken.

Ondergeteekenden, voornoemde Commissie uitmakende, hebben de eer het navolgende, als mticomst van hun vernieuwden arbeid, bescheiaeniijk onder uwe aandacht te stellen, U met aanarang te verzoeken het in ernstige over-^Q^j"S te wiUg^ j^gi^g^^ hopende dat dit leiden crpiA„ u •, '^ brengen van deze gewichtige aanringen" °^ ^^ meerdere kerkelijke vergade-

op de centrale Diaconale Confereniiën, vooral heholft» ^^'^'^ J^""™, werd steeds sterker

De besprekingen van onderscheidene vraagpunten der Agenda gaven al duidelijker bevsfijs, dat zoowel de Diaconieën der kleinere Kerken en plaatsen als der grootere, in haar arbeid voor allerlei vragen worden gesteld, waarvoor eene bevredigende oplossing tevergeefs gezocht wordt, voornamelijk uit gebrek aan vaste regelen en onderlinge voorlichting en samenwerking.

Met de werkelijkheid voor oogen begint men in en buiten de Diaconieën al meer te beseffen, dat het Diaconaat in onze dagen zooveel stoffelijke en geestelijke zorge insluit, dat, zal die zorge zooveel doenlijk tot haar recht komen, naar een weg dient omgezien te worden, waarin het Diaconaat onzer Gereformeerde Kerken zich naar zijn aard en bestemming ontwikkelen kan.

Bedenkt men wat de Dïputaten onzer Kerken voor de Correspondentie met de Hooge Overheid onder Art. 28 D. K. (Uitgave Ds. Feringa en Ds. Hesscls, Kampen 1897) onder meer ook ten beste van de Diaconieën geven; wat de hooggeachte Redacteur in De Standaard van 2 Juni '98 en in De Heraut van 3 Juli '98 onder de aandacht brenn-t in zake het jongste schrijven der Regeering aan de Diaco nieén; alsook den inhoud der Circulaire, onlangs aan de Diaconieën gezonden door eene daartoe door de Conferentie benoemde Commissie van Advies, — dan valt kwalijk te ontkennen dat de tijd daar is, dat het Diaconaat tot meerdere ontwikkeling dient te komen.

Op de noodzakelijkheid dier meerdere ontwikkeling werd reeds in 1883 gewezen door Dr. A. Kuyper in zijn „Tractaat van de Reformatie der Kerken": § 25 „Wat de Diakenen in de Kerke Christi te doen hebben."

Ook de Generale Synode van Dordrecht 1893 erkende die noodzakelijkheid. Naar aanleiding van een voorstel der Prov. Synode van Utrecht in zake de ontwikkeling van het Diaconaat, benoemde de Synode een drietal Broederen, om voor de e. k. Synode eene studie te leveren, waarin overwogen en aangewezen wordt wat betrekkelijk de ontwikkeling van het Diaconaat te doen zij. Zij droeg dien Broederen op, vier maanden vóór de komende Synode de vrucht van hun arbeid het licht te doen zien en stelde zelfs eene som beschikbaar voor de eventueele schade op de uitgave van die studie.

Op de Synode te Middelburg 1896 werd gerapporteerd, dat er wel samensprekingen tusschen twee van de drie Broederen hadden plaats gehad, maar dat men niet zoozeer gekomen was, dat men eene studie had kunnen leveren, mede uit oorzaak van de bezwaren aan eene gemeenschappelijke studie verbonden.

Vrijelijk kan dus gezegd worden, dat zoowel buiten als in de Kerkeraden en Diaconieën, zoowel door de mannen der theorie als der practijk, de noodzakelijkheid van meerdere ont wikkeling van het Diacotiaat gevoeld en erkend wordt.

De vraag, die hierop volgt is deze: Welke is de weg, tuaarin het Diaconaat tot meerdere 07ttwikkeling kan komenl

De Commissie heeft op die vraag, na vele overwegingen, geen ander antwoord dan dit: het wettig samenkomen der Diaconieën in meerdere vergadering.

Zij wil niet ontveinzen, dat dit antwoord bedenkingen opwerpt, die waardig zijn onder de oogen gezien te worden.

De weg van samenkomen der Diaconieën in meerdere vergadering wordt in deDordtsche Kerkenordening niet gevonden. Hooge bevreemding kan dit evenwel niet wekken. Door de Reformatie der i6de eeuw is het Diaconaat „slechts gedeeltelijk in eere hersteld."

Toch vindt men in de D. K. ingewikkeld de gedachte, dat het Gereformeerd Kerkrecht een samenkomen der Diaconieën toelaat, ja, zijdelings, ook naar den eisch van het kerkverband, aanbeveelt. De D. K. wil dat de Diaconie eener plaatselijke Kerk zich in contact zal stellen met de Diaconieën der andere Kerken.

Immers, in Art. 83 leest men, dat bij vertrek van armen naar eene andere plaats de Diakenen de Diaconie der Kerk aldaar in kennis zullen stellen van de hulpe, die zij dezen armen hebben gedaan. Art. 26 wil, dat de Diakenen goede correspondentie zullen begeeren van hen, die zelfs niet ambtelijk het werk der Barmhartigheid doen, van „Huiszittenmeesters of andere Aalmoezeniers."

Ook in de boven aangehaalde paragraaf van het „Tractaat van de Reformatie der Kerken" wordt aan het slot van het samenkomen der Diaconieën in meerdere vergadering gesproken. Aldaar leest men: „Een andere vraag, die we „slechts aanstippen, zou daarentegen zijn, of ge-„lijk de Classis en Synode vergaderingen zijn „van meerdere Kerken, om de zaken te behar-„tigen, die aller regiment aangaan, zoo ook „Diakenen van onderscheidene Kerken niet „van lieverlee op gelijke wijze zullen moeten „samenkomen, om de zaken te behartigen, die „vele ellendigen aangaan. Voor de inrichting „van de weesverzorging op kleinere dorpen, „voor de verzorging van kranken, idioten, „krankzinnigen, blinden, vreemdelingen, enz. „schijnt zulk eene saamwerking in een Classi-„cale Diaconie a\ meer onmisbaar."

Blijkbaar wil de hooggeachte Schrijver niet, wat ook de Commissie ter zijde stelt, het medeafvaardigen van Diakenen naar de Classis, om daar naar aanleiding van de rondvraag naar Art. 41 D. K.: „of de armen bezorgd worden", Diaconale zaken, „die vele ellendigen aangaan, " in behandeling te nemen.

Gesteld ook, dat daarvoor op de Classis tijd ware, dan zou het ambt van Diaken, dat evenzeer uit het Middelaarsambt van Christus voortkomt, meer of minder aan de andere ambten ondergeschikt worden. Bij afvaardiging van één Diaken uit elke Kerk naar de Classis zou ten slotte de meerderheid, die buiten het Diaken ambt staat, de beslissing hebben over zaken, °'e tot het eigen ambt der Diakenen behooren.

Men zou dan op de Classis een toestand krijgen, dien de D. K. zelfs in de plaatselijke Kerk met wil. Want wel mogen de Diakenen, waar het getal van de Ouderlingen zeer klein ) A r" o^ '°* ^"^^ Kerkeraad genomen worden (Art. 30), en wel hebben de Ouderlingen opzicht over de Diakenen, of zij hun ambt getrouwelijk bedienen (Art. 23), en vandaar de vraag op de Classis: „of de armen bezorgd worden" (Art. 41); en wel hebben de Diakenen rekeninV te doen in den Kerkeraad (Art. 25), maar anders zullen de Diakenen zelf van de zaken, hun ambt betreffende, handelen, en de Dienaren des Woords zullen goede opzicht nemen, en zoo het noodig is, zich in de vergadering der Diakenen laten vinden (Art. 40).

Afvaardiging van Diakenen naar de Classis kan hier dus moeilijk dienen.

Er blijft naar het oordeel der Commissie geen andere weg open dan het samenkomen der Diaconieën in meerdere vergadering.

Alsnu zij het haar vergund dezen weg nader aan te stippen.

De afvaardiging tot die meerdere vergadering, tot die Classicale Diaconie, zou in Kerken, waar de Diakenen eene afzonderlijk college vormen, door dat College moeten geschieden, en waar de Diakenen altijd vergaderen met den Dienaar des Woords en de Ouderlingen, zou zij moeten plaats hebben door den Kerkeraad uit de Diakenen, óf bij stemming óf naar toerbeurt.

Afvaardiging uit elke Kerk van twee Diakenen zou gewenscht zijn.

De credentie-brief zou inhouden, dat in die Classicale Diaconale vergadering alleen mag gehandeld worden van Diaconale zaken, die men in de mindere vergadering niet heeft kunnen afhandelen of die tot de meerdere vergadering in 't gemeen behooren; met de verklaring, dat de Kerkeraad en het College van Diakenen beloven voor bondig te zullen houden alwat de Classicale Diaconie besluit conform den Woorde Gods, de Drie Formulieren van Eenigheid, Dordtsche Kerkenordening en verdere Synodale Bepalingen.

Tweemaal 'sjaars samenkomen, in het vóóren najaar, zou wel genoeg zijn.

Wil de D. K. in Art. 40 dat de Dienaren des Woords betrekkelijk de vergaderingen der Diakenen goede opzicht zullen nemen en zoo noodig zich daarbij laten vinden, zoo zou het zeer nabij liggen, dat de Classis één of twee Dienaren des Woords, of één Dienaar dis Woords en één Ouderling, afvaardigde om tegenwoordig te zijn in de Classicale Diaconie en haar te dienen van advies. Dezen zouden op de Classis van hun arbeid rapport kunnen doen. Er kwam dan verband tusschen die beide meerdere vergaderingen, dat voor beide noodig is.

Ingeval een Kerkeraad of College van Diakenen zich niet zou kunnen vinden in eenig besluit der Classicale Diaconie, zouden, nadat een poging tot beëindiging der zaak door de betrokkene vergaderingen vergeefsch bleek, de Classis en de Classicale Diaconie, elk uit haar midden, een gelijk aantal gecommitteerden voor de aanhangige zaak kunnen benoemen, waarbij de bovengenoemde adviseerende Broeders tol het geven van advies zouden kunnen tegenwoordig zijn.

De kosten dezer Classicale Diaconale Vergaderingen zouden moeten gevonden worden uit de Diaconale kas. De Classicale Diaconie zal die kas ten goede komen. Op de Diaconale Conferentiën is het weleens gebleken, dat er uit de Diaconale kas soms veel geld ging en moest gaan, wat niet noodig zou zijn geweest, zoo daar onderlinge voorlichting en samenwerking der Diaconieën geweest waren.

Betrekkelijk de vraag van sommigen, of het niet wenschelijk en noodig zou zijn op den duur ook te komen tot / rovinciale en Generale Diaconieën, oordeelt de Commissie, dat het niet op haren weg ligt daarop in te gaan.

Komt het naar haren en veler wensch in de naaste toekomst tot Classicale Diaconieën, dan zal het daar de plaats zijn, waar deze omvangrijke en gewichtige vraag in ernstige overweging kan genomen worden.

En hiermede meent de Commissie aan de vernieuwde opdracht van de jongste Centrale Diaconale Confei'entie te hebben voldaan.

Zij heeft eene poging gewaagd de zoodzakelijkheid van meerdere ontwikkeling van het Diaconaat aan te wijzen en bescheidenlijk een weg aangestipt, die naar haar oordeel met goed gevolg daartoe zou kunnen worden bereid en ingeslagen.

Zij zal haar arbeid beloond achten, zoo aan deze Circulaire in den Kerkeraad en in het College van Diakenen het voorrecht eener ernstige bespreking ten deel valt, en daaruit bepaalde voorstellen geboren worden voor de Classes, de Provinciën, en de komende Generale Synode te Groningen.

Het zij haar nog vergund te herinneren, dat door de Generale Synoden meer dan eenmaal uitgesproken is, dat het niet ligt op den weg eener Synode zich in hare zittingen bezig te houden met vraagstukken van algemeenen aard, maar gelijk elke kerkelijke vergadering, meerdere of mindere, alleen met die zaken, die in een concreten vorm aan haar oordeel onderworpen worden. Bepaalde voorstellen in den kerkdijken weg betrekkelijk deze gewichtige aangelegenheid zijn dies noodig, zal de aanstaande Generale Synode haar in behandeling kunnen nemen.

U, Weleerw. en Eerwaarde Broeders, toebiddende de leiding des Heiligen Geestes in al uwe vergaderingen, met broedergroet.

De Commissie voornoetnd:

G. STRUIK CZN., Diaken.

J. B. BLANKENBERG, Diaken.

C. J. VAN DIJK, Diaken.

A. M. DoNNER. V.D.M.

Enkhuizen, Amsterdam, Meppel, Amersfoort, November 1898.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Gapport dan be commissie in zalie net Diaranar.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's