Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ineengroeiïng.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ineengroeiïng.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 3 Maart 1899.

I

. Het jongste vlugschrift van Dr. Bavinck stuurt in de goede richting; en beweegt zich langs de gevvenschte lijn.

Immers er spreekt de ernstige toeleg uit om het proces van ineengroeiïng niet alleen te laten doorwerken, maar te bevorderen, en zoo mogelijk te verhaasten.

Er wordt in deze brochure naar een middel gezocht, om aan de opleiding zekere eenheid te geven, niet het minst omdat te zeer gedeelde opleiding het „ineensmelten" der kerken zelve tegenwerkt.

Toch is het waar, dat door de gedeelde opleiding de kerken der scheiding en die der doleantie nog steeds, in weerwil van de vereeniging in 1892, in twee groepen naast en ten deele ook tegenover elkander blijven staan. De ineensmelting der plaatselijke kerken wordt er door tegengehouden. Het saamvloeien der beide stroomen wordt er door belet. De leden van de kerken A en B voelen zich nog niet één en gaan in neiging en richting uiteen. Tusschen Hoogleeraren, studenten, predikanten, gemeenteleden bestaat nog niet die toenadering en samenwerking, welke voor den bloei der kerken zoo dringend noodig is.

Het hiermee gekozen doel is eisch van Gods ordinantiën, aller broederen wensch, en tegelijk het wit dat keer op keer door alle kerken ter Synode gesteld is.

De kerk van Christus is één, en dat deze eenheid niet ook in haar uitwendige openbaring uitkomt, ligt niet aan den aard der kerk, of aan de natuur en het wezen onzer Religie, maar uitsluitend aan het onvolkomene en zondige van onzen toestand.

Denk u alle verlosten in Christus op aarde plotseling van alle zonde vrij en „opgewassen tot een volkomen man in Christus, " en vanzelf zouden allen saam zich niet dan écne kerk openbaren, en vormen.

De eenheid door Rome gewild, en feitelijk ook, zij het op kleiner schaal, door elke Volkskerk bedoeld, moest mislukken, niet wijl het gekozen ideaal valsch, maar omdat de realiseering er van in dezen zon­ g digen en onvolkomen toestand onmogelijk is. Zoo iets nu kan thans op niet anders uitloopen dan op het voorschrijven van de levensuiting, die zich bij een enkele groep toont, aan anderen, bij wie ze niet past; en alzoo met autoriteit; ja, desnoods direct of indirect met dreigement of geweld. Of ik toch iemand zijn brood ontneem, en sociaal boycot, oftewel in hechtenis opsluit, omdat hij kerkelijk anders wenscht te leven dan ik, verschilt in den vorm, niet in beginsel en wezen.

Maar juist overmits het klare inzicht in de essentieele eenheid van het lichaam van Christus, die in idealen zin ook om eenheid van openbaring roept, niettemin in de realiteit noodzaakt om een veelvoudige en veelvormige openbaring dier kerk [te eerbiedigen, is het zaak en plicht, scherp toe te zien, dat onder den schijn van deze noodzakelijkheid niet binnendringe of zich handhave, wat niet noodzakelijk, niet gerechtvaardigd en deswege schadelijk is.

De noodzakelijke en voorshands onvermijdelijke coördinatie van meerdere kerkformatiën, moet uitgaan van verschil in de grondopvatting der Waarheid. Niet het bijkomstige of in den omtrek zwevende, alleen het principieele, gelijk dit in het middelpunt van het kerkelijk bewustzijn tot uiting komt, kan gedeeldheid rechtvaardigen, en zelfs eischen. Zij die den kinderdoop geboden achten om des Verbonds wille, en zij die den kinderdoop verwerpen, moeten kerkelijk uiteengaan, niet om dit verschil in ritus; want ook in de Gereformeerde kerken bestaat én kinderdoop én bejaardendoop; maar omdat in dit tweeërlei oordeel over den doop zich tweeërlei ^rw/^opvatting uitspreekt: eenerzijds de indivividueele en dualistische, en anderzijds de organische en monistische.

Dit centrale, principieele verschil nu komt vanzelf tot uiting in de belijdenis der kerken, reden waarom het zoo ongehoorde en schadelijke, ja kerkverwoestende dwaling was, toen de Ethischen den regel opstelden, dat voor de Belijdetüskerken de Belijdendegemeentem de plaats moest komen.

Het naast elkander bestaan van meerdere kerken plaatselijk, of van meerdere kerkengroepen in één land, is alzoo alleen verdedigbaar, bijaldien ze leven uit een onderscheidene belijdenis.

Ook de taal, het is zoo, kan noodzaken tot het naast elkander plaatsen van tweeërlei instituut; maar dit deelt de kerken niet. De Waalsche kerken stonden met onze

Nederduitsche kerken van meet af in één kerkverband. Ook behoeft gedeeldheid ter oorzake van de taal nooit anders dan tijdelijk te zijn. Bijna allen die thans in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag enz. in de Waalsche of Engelsche kerken opgaan, verstaan evengoed Nederlandsch als gij en ik; en voor een enkele gouvernante of bonne richt ge geen kerk op. Gedeeldheid om taalverschil draagt alzoo een geheel ander karakter dan die noodzakelijke gedeeldheid, die in onzen onvolkomen en vaak nog zoo gebrekkigen toestand, voortvloeit uit het grondverschil van Belijdenis.

Ook hierbij echter zij men op zijn hoede tegen misverstand.

Onze Belijdenis is niet die der Presbyteriaansche ketken. Die hebben de dusgenaamde Westminsterconfessie.

Dit echter geeft wel verschil in den vorm maar niet in den inhoud der Belijdenis. De grondopvatting van beide kerkengroepen is in beide Confessiën één en dezelfde. Reeds in de i6de eeuw heeft men dit ingezien, en daarom de dusjjenaamde Harmonia Confessionum uitgegeven, om duidelijk te doen uitkomen, dat alle Gereformeerde kerken metterdaad éénzelfde IBelijdenis hadden.

Gereformeerden en Presbyterianen behooren bijeen, en zijn verplicht en gehouden zich allerwegen kerkelijk te vereenigen. Ook in Amerika; en Engeland.

Haar gedeeldheid is misbruik, in strijd met de ordinantiën Gods, en in zooverre zonde.

Voor zoover uw grondopvatting van de Waarheid ééne en dezelfde is, kunt ge, en moet ge dus ook, kerkelijk saamleven.

Wel sluit dit niet uit, dat ge dezelfde grondopvatting der Waarheid op veelvormige wijze uitwerkt. Eenvormigheid ware ook hier de dood, en juist in de veelvormige ontwikkeling schuilt ook hier de stuwkracht van het levensproces. Gomarus en Walaeus, Maccovius en Lubbertus, hadden elk hun eigen wijze om de Waarheid uiteen te zetten. Toch dachten ze niet aan afzonderlijke kerkformatie. En als ook in onze dagen Ds. Bos van Bedum met zekere aanhoudendheid op meer dan één punt naar een andere uiteenzetting streefde, dan de Herant gewenscht acht, maakte hij slechts gebruik van dat onbetwistbaar recht, om eenzelfde grondopvatting van verschillende zijden toe te lichten, dat steeds in onze kerken geëerbiedigd is, en niet onderdrukt mag worden. Wel blijft het bij opkomende verschillen plicht, zich steeds af te vragen, of ze al dan niet de grondopvatting der Waarheid gelden, gelijk Voetius en de zijnen dit te hunner tijd zoo meesterlijk aan Coccejus aantoonden, maar het recht tot onderscheiden uiteenzetting moet ongedeerd blijven, en mag door geen pers of synode worden op zij gedrongen.

Voor de kerkelijke formatie daarentegen mag alleen op de grondopvatting der Waarheid, gelijk die in de Belijdenis tot uiting kwam, gelet worden. En zij allen, die, waar die grondopvatting één is, om bijzaak of traditie of usantie, gedeeld blijven leven, doen wat ongeoorloofd is.

Dit wil nu wel niet zeggen, dat men allerwegen op staanden voet, elke coördinatie van plaatselijke kerken kan te niet doen. Voor alles 'is tijd noodig. Inzicht moet doorwerken. Slechts moet steeds onverbiddelijk het beginsel worden gehandhaafd, dat wie één in belijdenis zijn, en nochtans kerkelijk gedeeld leven, op hereeniing bedacht hebben te zijn, en niet mogen aflaten van hun pogen om ineen te groeien,

In zooverre nu Dr. Bavincks brochure op ditzelfde doel afgaat, heeft ze onze onverdeelde sympathie, en mag gezegd worden, dat ze een heilig doel nastreeft.

Een geheel andere vraag is het intusschen, of gedeeldheid in opleiding van dienaren des Woords op zichzelf rechtstreeks uit de eenheid van kerkformatie voortvloeit.

Dit toch moet ontkend.

Het is zeer wel denkbaar, dat kerken in één kerkverband levende, bediend worden door dienaren des Woords die hun opleiding genoten aan zeer onderscheidene scholen.

Natuurlijk wordt dit ook door Dr. Bavinck volmondig erkend.

Ook hij toch handhaaft het dusgenaamde recht van Vrije studie, . wat zeggen wil, dat ter praeparatoire en peremtoire examinatie ook z. i. moet worden toegelaten een iegelijk die zich daarvoor aanbiedt, en dat tziet de regel mag worden gesteld, dat alleen zij zullen worden toegelaten, die opgeleid zijn aan eene daartoe vanwege de kerken aan te wijzen inrichting.

Iemand die geheel particulier, of in het buitenland opgeleid, zich aanmeldt, moeteven goed als een student van de Vrije Universiteit of een student van de School te Kampen examinabel zijn.

Voor zeer groote kerken zal zelfs meer dan ééne gelegenheid ter opleiding steeds noodzakelijk blijven. Oudtijds werden de dienaren des Woords opgeleid in Leiden, Utrecht, Groningen, Franeker, Harderwijk en waar niet al.

Zeer juist wijst Dr. Bavinck er dan ook op, dat het schadelijke niet ligt in het hebben van tweeërlei inrichting ter opleiding, maar wel in het hebben van twee inrichtingen, waar de omvang van onze kerkengroep uitnemend wel met ééne volstaan kan, en voorts, sterker nog, in het feit, dat aan de thans bestaande inrichtingen historische traditiën kleven, die den A-en B-geest, als we ons zoo mogen uit^ drukken, bestendigen.

Ook dit nu zijn wij geheel met Dr. Ba, vinck eens.

Voor het eigenlijke theologisch onderwijs komen zich voorshands 'sjaars op zijn hoogst een 25 studenten aanmelden, en al rekent men nu op vier jaar studie, zoo geeft dit nog slechts een honderdtal studenten, wat niets te veel is voor een­ zelfde college. Veeleer is een klein getal een gebrek, daar het aan de studenten te weinig keuze laat voor hun omgang, en te weinig wrijving geeft.

Plier komt bij dat mannen te vinden, die met hooge genialiteit de theologische vakken doceeren, niet zoo gemakkelijk is, en dat, voorzooverre men door Gods genade over zulke mannen beschikken mag, de uitbreiding der theologische studiën, het gewenscht doet schijnen, dat ze de gemeenschappelijke taak onderling verdeelen kunnen, in plaats dat ze aan twee inrichtingen tweemaal hetzelfde gaan doen.

Om één voorbeeld te noemen. Er is dogmatiek, en er is dogmengeschiedenis, beide vakken van hoog aanbelang en van veel omvang, waar dan nog tal van andere vakken, zooals symboliek, polemiek enz. mede verbonden zijn. En nu spreekt het toch vanzelf, dat het meer gewenscht is, dat twee hoogleeraren zich elk aan één dezer beide vakken kunnen wijden, dan dat beiden alle twee moeten doceeren, en dus den noodigen tijd missen om het goed te doen.

Maar veel bedenkelijker nog is het tweede bezwaar.

Vrije Universiteit en Theologische School verschillen in historischen oorsprong. Die oorsprong valt saam met 1834 en 1886. En aldus kan het niet anders, of wie uit 1834 zijn, voelen iets voor de T.".eologische School, wat die van 1886 er niet voor voelen. En omgekeerd is het evenzoo met de Vrije Universiteit.

In onze krankheden zijn we historisch uiteengeraakt, hebben we beiden een eigen weg bewandeld, zijn we beiden aan zekere kerkelijke levensusantie, en aan zekeren kring van beschouwingen gewend geraakt, en alzoo is een A-geest en een B-geest opgekomen.

Deze geesten der gedeeldheid zijn nu bezig uit te slijten, en dit gaat zelfs boven verwachting goed, maar toch die tweeheid is er nog, en leeft nog voort. En nu heeft Dr. • Bavinck volkomen gelijk, dat het uitslijten van dat verschil wordt tegengehouden door een tweeheid van opleiding. Wat in aller oog een kwaad is, wordt er door bestendigd en gevoed.

Ook al bleek later, dat ééne opleiding niet genoeg was, toch zou het zaak zijn, op dit oogenblik de tweeheid in eenheid op te lossen.

Thans doet de tweeheid in elk geval kwaad.

Gelijk men ziet, is alzoo het uitgangspunt van Dr. Bavincks brochure in elk geval goed te keuren.

Zijn doel is ook het onze. P2n het moet aller zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Ineengroeiïng.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's