Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De uitgang, dien hij zou volbrengen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De uitgang, dien hij zou volbrengen.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zie, twee mannen spraken met hem, welke waren Mozes en Elias; dewelke, gezien zijnde in heerlijkheid, zeiden zijnen uitgang, dien hij zoude volbrengen te Jeruzalem. Luc. 9 : 30 en 31.

De verheerlijking op den Berg is de lichtschittering die voorafgaat, om de diepdonkere schaduw van het lijden van Messias te sterker te doen uitkomen. Het is de realiteit van het hemelsch heerlijke, die een oogenblik doorschijnt, om de volle realiteit van het lijden van den Man van smarte, als bij tegenstelling, voelbaar te maken.

En dat dit zoo is, behoeft ge er niet uit op te maken, het staat er in het verhaal zelf van den Thabor uitdrukkelijk bij. En zie, twee mannen spraken met Jezus, welke waren Mozes en Elias; dewelke, gezien zijnde in heerlijkheid, zeiden zijn uitgang, dien hij zou vollirengm te Jeruzalem.

Op Thabor, schrijft Petrus ons, zijn "we „toeschouwers geweest van zijn majesteit" (2 Petr. I : 17), en toch gaat juist van Thabor het Goddelijk signaal uit, dat alsnu voor hemel en aarde het ontzettend schouwtooneel van het sterven van den Zoon van God gaat beginnen.

Mozes en Elias verschijnei> als zendboden Gods aan den Man van smarte, en al wat we van hen vernemen, is dit ééne, dat ze hem zeiden zijn uitgang, dien hij volbrengen zou te Jeruzalem.

Over den samenhang valt dus niet te redetwisten. Die ineenschakeling van heerlijkheid en droefenisse bestaat, en Thabor is het praeludium, het voorspel op Golgotha.

Thabor is het eerste „teeken van den Zoon des menschen", ziende op het kruis waaraan hij sterven zou, gelijk straks ten tweeden male „het teeken van den Zoon des menschen" zal gezien worden, als hij wederkomt in heerlijkheid.

Maar gelijk het dan het teeken zal zijn, dat zijn volle heerlijkheid staat door te breken, zoo was het hier het teeken, dat de volheid van dood en vloek over hem stond te worden uitgegoten.

Gelijk oudtijds in onze steden als het schavot werd opgericht, van alle transen de klokken werden geluid, zoo dringt hier het gelui van de klokken des hemels door, om den ernst van Golgotha op aller hart te werpen.

Van Thabor gaat het geroep uit, dat Golgotha komt.

Slechts dit is hier vreemd, dat die aankondiging van den uitgang te Jeruzalem, niet tot de wereld, niet tot Israël, zelfs niet tot de apostelen in vollen getale uitgaat, maar wel verstaan alleen tot Jezus zelf komt, en dat slechts drie vaji zijn jongeren er getuigen van zijn, dat Mozes en Eha hem zijn lijden en zijn sterven verkondigen. Het „teeken des lijdens", zoo ge wilt, het teeken van het Lam Gods, dat geslacht zal worden, blijft verborgen voor het oog van wie buiten staan, en wel verre van het van Thabor de wereld in te dragen, verbiedt Jezus zijn discipelen iets te zeggen van wat i\] gezien hebben, zoolang hij niet zou zijn opgestaan uit de dooden.

En dit bevreemdt te meer, omdat men zich onwillekeurig afvraagt, of er dan eenig stuk was in het drama des lijdens dat te komen stond, dat Jezus zelf niet wist. Hij die zelf straks de jongeren op den weg naar Emmaus de Schriften uitlegt, en beginnende van Mozes en al de profeten, hun toont, dat de Christus alle deze dingen lijden moest en alzoo in zijne heerlijkheid ingaan, had toch zelf allerminst van noode dat hem de uitgang dien hij te Jeruzalem volbrengen zou, nog opzettelijk, en op zoo indrukkende wijze door Mozes en door Elias werd aangekondigd.

Dat de discipelen aan zulk een plechtige verzekering behoefte hadden, verstaat ge. Als zelfs een Petrus nog door een „Satan, ga achter mij!" moest worden teruggewezen, omdat hij aan den bloedigen afloop van Jezus' verschijning niet gelooven wilde, dan kunt ge er in komen, hoe zulk een wonder als van Thabor noodig was, om hen diep van den ernst en de onafwendbaarheid van het komende lijden te doordringen. En toch blijkt uit alles, dat dit niet het doel van Jezus' verheerlijking op Thabor was. Het „teeken van Golgotha" verschijnt op Thabor, niet opdat de wereld het merke, en ook niet opdat de jongeren eiken twijfel opgeven, maar het verschijnt voor Jezus zelven.

Aan hemzelven, en nietaande jongeren wordt door Mozes en Elias de uitgang verkondigd, dien hij volbrengen zou te Jeruzalem.

Straks van het Kruis zal het kruiswoord uitgaan : „Het is volbracht", hier op den Thabor spreken Mozes en EHas van een uitgang dien hij moet volbrengen.

Toont dit niét, dat het op Thabor allerminst de aankondiging van een voor Jezus verborgen lijden was, maar veelmeer, dat Thabor strekte om de volle impressie, den vollen indruk van de realiteit, van de werkelijkheid van het komende lijden in Jezus' zelfbesef te voleinden?

Vergeet toch nooit, dat Jezus' menschelijk bewustzijn, niet plotseling, niet op eenmaal de volheid van wat als kennisse Gods in hem was, in zich opnam.

Natuurlijk als Zone Gods was de kennisse van Messias aan de kennisse des Vaders en des Heiligen Geestes even gelijk. Maar daarom verloor het menschelijk bewustzijn voor Jezus zijn menschelijk karakter niet, en het karakter van ons menschelijk bewustzijn is, dat het eerst bij trappen, eerst van lieverlee, eerst door gestadige rijping in den vollen indruk der dingen overgaat. Of lezen we niet van Jezus dat hij toenam in wijsheid en genade?

Al belijden we dus eerbiediglijk, dat de Goddelijke kennisse van den Christus volkomen en voor geen volmaking vatbaar was, toch moet er aan worden vastgehouden, dat Jezus met zijn menschelijk bewustzijn niet dan allengs zoo meer tot het'volle besef van wat hij tegenging, en dus ook van zijn lijden doordrong.

Wel dat hij alle die dingen lijden moest, en dat hij moest ondergaan in dood en vloek, wist hij, maar het was nog heel iets anders, dat alles te weten, en het zoo vooruit te beseffen, dat ook de indruk van de realiteit van dat lijden en sterven vooruit door hem doorleefd werd.

En daarom is het niet hetzelfde, als de pro fetie hem aankondigt, welk lijden hem te wachten staat, en als hier Mozes en Elia hem in zulk een oogenblik, en bij de verhoogde ontvankelijkheid, die het in heerlijkheid verhoogde levensbewustzijn hem schonk, hem voorhouden, dat al dit lijden tot in den dood moest volbracht worden.

Nog verstrikt het ons zoo vaak in raadselen, waarom die realiteit van Golgotha onmisbaar was. Of waren ook Henoch en Noach, waren Abraham en Israël, waren een David en een Jesaia niet reeds tot de rechtvaardigmaking gekomen? Was ook hunner niet het gelooi in den komenden Messias? En als zij dan reeds tot de schare der volmaakt rechtvaardigen waren ingegaan, zonder dat de realiteit van Golgotha verwezenlijkt was, waarom kon gelijke genade dan ook ons niet bewezen zijn, al ware dat Golgotha steeds verschoven, ten leste verschoven tot het einde der wereld, en daardoor vanzelf overbodig geworden?

De volkomen gewilligheid om te lijden was in Messias toch openbaar, kon God dan niet, den wil voor de daad nemende, van den eisch des stervens hebben afgezien, en nochtans ons in Christus hebben verzoend en vergeven?

Als toch in Jezus' hartebloed de volkomene offerwilligheid was, waarom moest dat bloed zelf dan nog vloeien ?

Hing het aan het vergieten van dat bloed dan? Was hier de reahteit onmisbaar? Moest dan waarlijk al dat bittere lijden volbracht worden? Niet voor ons, opdat wij het zouden aanzien, maar voor God, opdat er verzoening zou wezen?

Aldus spant zich de strik voor ons denken, een strik uit de verwarde draden van den twijfel van ons hart gevlochten.

Want wel kunnen we het onszelven en anderen beredeneeren, dat op de zonde de straffe des doods was gesteld, en dat om ons te verlossen, Jezus voor ons en in onze plaats, dien dood ondergaan moest. Maar als de offerwilligheid om te sterven een volkomene is, wat ontbreekt er dan nog aan de gezindheid des harten, en wat heeft God dan aan dat storten van het bloed?

En tegen dien strik des twijfels nu juist komt Thabor op.

Neen, het is God niet om de beredeneering van de verzoening, maar om de ; Ya/zV«V der verzoening te doen, en daarom gaat nogmaals van Thabor de Goddelijke ordinantie uit, dat dit lijden des doods niet alleen aanvaard en gewild, maar ook werkelijk moest volbracht worden.

Op die realiteit komt het hier aan. De abstractie, de voorstelling der dingen in de gedachte, de ontleding in ons denken, de verbeelding des gëloofs baat hier niet.

Zeker, het denken verklaart het leven, maar het is daarom nog het werkelijke leven niet, en wat ge denkt of u voorstelt, is tot niets nut, als er niet vooraf of daarna wezenlijke realiteit aan beantwoordt.

In de gedachte Gods was de wereld van eeuwigheid. Maar dit was niet genoeg. Uit de Goddelijke gedachte moest die wereld ook in de realiteit overgaan, en dit eerst was de Schepping.

God zelf is niet maar een gedachtenvolheid, maar Hij is. Hij leeft. Zijns is het wezen aller wezenheden.

Hij schiep ons menschelijk leven in volle realiteit. Al wat in die wereld eerst verborgen woelt, komt straks in volle realiteit uit. En daarom kon ook de verzoening niet in de wereld der gedachten blijven hangen, maar moest in volle werkelijkheid uitkomen en volbracht worden. Die in het Oud Verbond zalig werden, geloofden in wat zoit volbracht worden. Wij die na Jezus geboren zijn, gelooven in wat is volbracht. Maar daartusschen moest dan ook de werkelijke volbrenging inliggen.

Messias heet niet maar het Lam Gods, maar hij is het, en daarom moest hij als het Lam Gods ook in volle realiteit geslacht worden.

Eerst door die realiteit gaat ook de verzoening uit het rijk der mogelijkheden in het rijk der waarheid over.

En het is die tverkelijkheid, die volle realiteit van het komende lijden en sterven, die onder de schitterende tegenstelling van heerlijkheid en vloek, Jezus is aangebracht op den 'i'habor.

Een liefdedaad des Vaders voor den Eengeborene, dien Hij der wereld gegeven had.

Dat overgaan op Thabor uit de gedachtenvoorstelling in den vollen indruk der realiteit straalt zijn ernst ook op ons af.

Ge zult eens sterven. Ge weet het. Ge weerspreekt het niet. Ge aanvaardt dit uw lot en zijt bereid het te ondergaan. Maar eens wordt dat realiteit. En de vraag is, of ge daarin, in die realiteit van uw eigen komend sterven, waarlijk leeft en inleeft.

Ge zult eens worden uitgedragen naar het g: raf, en van uw lichaam gescheiden, in enkel zielsbestaan wachten op de wederopstanding des vleesches. En ook dit weet ge, en belijdt ge. Maar is het u realiteit voor uw besef geworden?

Ge gelooft in verzoening. En uw geloof in die verzoening belijdende, .spreekt ge van Golgotha en van wat de Man van smarte doorleed. Maar kwam uw ziel ooit onder den vollen indruk van wat én die verzoening én dat lijden, nu niet als leerstuk en als gedachtenbeeld, maar in de realiteit is?

Ja, om het in het gemeen te zeggen, ge gelooft aan een eeuwig leven, aan een wereld veel rijker en heerlijker dan deze wereld. Ge noemt u pelgrim. Ge roemt in de zaligheden die God zijn uitverkorenen bewaart ais een onvergankelijk goed. Maar is dit alles reeds reéel voor u geworden? Is dit alles reeds uit de gedachte voor u overgegaan in de volle realiteit^

Ge kent op aarde dat verschil tusschen voorstelling en realiteit zoo goed. Wie dorst, en zich eerst het water voorspiegelde, en dan tot de bron komt en in volle realiteit het water drinkt, smaakt zoo diep en heerlijk het onderscheid.

En nu dat onderscheid, kent ge dat ook reeds als ge uw zin en ziel opheft tot de eeuwige dingen ? Weegt in uw waardschatting dat leven des hemels dat bij God is ook voor u reeds in zijn volle realiteit?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's

„De uitgang, dien hij zou volbrengen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's