Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ineengroeiïng.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ineengroeiïng.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

Natuurlijk onderstelt een contractueel verband tusschen de institutaire Kerk en de Universiteit, dat de Universiteit, waarmede contract zal gesloten worden, confessioneel 7A], en wel in den zin en geest der institutaire Kerk.

Dit moet geen uitvloeisel zijn van het contract, maar alzoo zijn, alvorens tot het sluiten van een contract kan worden overgegaan.

Nu zijn er ook «z^'^confessioncele Universiteiten, d. w. z. Universiteiten, die eiken belijdenden grondslag missen, en, uitgaande van de overtuiging, dat er nog geen genoegzame waarheid gevonden is, zich opmaken om de nog steeds zoek zijnde waarheid op te sporen.

Zulk een Universiteit laat dan allerhande geesten toe, en zou er krachtens haar beginsel geen bedenking tegen kunnen hebben, om niet alleen Joden, maar ook Mahomedanen of Heidenen te laten doceeren. larger nog, de atheïst is bij zulk een Universiteit even welkom als de monotheïst, de pantheïst soms zelfs meer geacht dan de 'oelijder der Twaalf Geloofsartikelen.

Van dien aard zijn heden ten dage alle onze Overheids-Universiteiten. In theorie zijn ze blank papier, en kan er alles aan onderwezen worden, al is het ook dat ze practisch tot de katheders zoogoed als uitsluitend mannen roepen, die niet alleen finaal met elke kerkelijke belijdenis, maar ook met alle geloof aan den Christus Gods, ja met het geloof aan den levenden God zelven gebroken hebben.

Met zulke Universiteiten nu mag de kerk van Christus zelfs niet in contact noch in contract treden. En het feit dat de Nederlandsche Hervormde kerk dit toch doet, en hoogleeraren van\vege de kerk benoemt, om het onderwijs aan zulke Universiteiten aan te vullen, is een wegwerpen van haar kerkelijk karakter, een publieke schending van de eere van Christus, een openbare ontrouw aan den levenden God.

Toch is hiermede nog niet genoeg gezegd.

Stel een publieke of private Universiteit ging wel niet zóóver, en sloot althans al wat de eere Gods of van zijnen Christus te na kwam, van haar scholen uit, dan nog zou dit voor de institutaire kerk niet genoegzaam zijn, om met zulk een Universiteit een contract aan te gaan.

Een institutaire kerk is thans iets anders dan in de Middeleeuwen. Toen kende men maar ééne kerk, ééne belijdenis, ééne Christelijke levens-en wereldbeschouwing.

Maar sinds is dit anders geworden.

Er zijn tegenstellingen opgekomen, en tegenstellingen van principieelen aard. Ten eerste de tegenstelling die reeds van oudsher bestond tusschen de Roomsche en de Grieksche kerk. Ten tweede de tegensteUing tusschen de Roomsche kerk en het Protestantisme. En ten derde, in den boezem van het Protestantisme, de tegenstelling tusschen het Luthersche, het Gereformeerde en het Doopersch-Methodistische leven.

Deze tegenstellingen hebbeu historisch allengs een geheel onderscheiden levens-en wereldbeschouwing uit zich ontwikkeld, die niet alleen op kerkelijk, maar evenzo'o op maatschappelijk en staatkundig gebied, tot principieel uiteenloopende zienswijzen hebben geleid.

In een Luthersch land denkt, voelt, bestaat en leeft men anders dan in een Calvinistisch. Geheel anders weer in een Roomsch land. En weer geheel anders in landen a's Rusland en Griekenland.

Er is hier verschil en onderscheid van levensopvatting, voortspruitende uit verschil en onderscheid van levensbeginsel. P^n verschil en onderscheid dat historisch geworden is, en alleen door historisch onderzoek kan worden gekend.

„Christelijk-historisch" wil dan ook zeggen, dat men met tweeërlei rekent: lo. met de Christelijke waarheid, en z^. met de onderscheidene levensopvattingen, waarin de belijdenis van deze Christelijke waarheid zich allengs belichaamd heeft.

Het feit dat thans juist zij, die dat recht der historie ten eenemale miskennen, en naar het amalgama terug willen, zich met den naam van „Christelijk-historisch" sieren, toont, helaas, hoever de onbezonnenheid bij het aannemen van onderscheidingsnamen gaan kan.

Uit het bovengezegde volgt, dat ook een institutaire kerk heden ten dage, zoo ze Chris­ telijk is, zijn moet óf Grieksch, óf Roomsch, óf Luthersch, óf Gereformeerd, óf Doopcrsch-Methodistisch.

Want wel geven we toe, dat zich allengs nog andere levensopvattingen gevormd hebben, die noch Grieksch, noch Roomsch, noch Luthersch, noch Gereformeerd, noch Doopersch zijn, maar deze nieuwe levensopvattingen zijn niet uit den Christelijken wortel, en rekenen hier als zoodanig, waar sprake is van de institutaire kerk, niet mede.

Alle deze levensopvattingen zijn uit den wortel der P^ransche Revolutie, of wil men uit den wortel der Philo.sophie, wier leidende gedachte in die Revolutie doorbrak.

Niet dan oneigenlijk kan men dan ook spreken van een „Moderne kerk, " o{ zen „Ethische kerk." „Moderne kerk" is een contradictio in terminis. En al denken v/e er niet aan de Ethischen met de Modernen op één lijn te stellen, toch is het onloochenbaar, dat hun „levensopvatting" veel sterker door de moderne philosophic dan door deChri; telijke belijdenis beheerscht wordt. In de Schriftcritiek zijn ze nu reeds, evenals in hun beschouwing van de p.seudoreligiën geheel op het standpunt der Modernen uitgekomen.

Voorshands blijven we alzoo bij de oude historische tegenstelling. Een institutaire kerk kan zijn: Griek.sch, Roomsch, Luthersch, Gereformeerd of Doopersch.

In het onderhavig geval hebben we dan ook te doen met een institutaire kerk, die beslist Gereformeerd is, en alzoo welbewust tegen de Grieksche, Roomsche, Luthersclie en Doopersche kerkelijke instituten overstaat.

Overmits nu dezo vijf confessioneele tegcn.steningen ook vijf verschillende levensen wereldbeschouwingen uit haar wortel gegenereerd hebben, zoo volgt hieruit, dat een Gereformeerde institutaire kerk niet anders, in zake de opleiding, in contact en contract kan treden, dan met eene Universiteit, die én in theorie én in praxi de Gereformeerde of Calvinistische levens-en wereldbeschouwing huldigt, onderzoekt, toelicht, critiseert en propageert.

Dit nu is met de vrije Universiteit metterdaad het geval, blijkens Art. 2 van haar statuten, en blijkens het bekende optreden van al haar hoogleeraren. En toen, niet zoo lang na haar optreden bleek, dat te dien opzichte twijfel rees omtrent een van haar hoogleeraren, heeft ze den pijnlijken moed gehad, om ter redding van haar levensbeginsel een zeer ernstig offer te brengen, en zich bij het brengen van dat offer aan velerlei smaad en verguizing bloot te stellen.

Maar hiermede heeft ze dan ook de vuurproef doorstaan, en getoond, niet alleen in haar statuten theoretisch, maar ook in de practijk voor geen andere propaganda dan voor die van de Gereformeerde of Calvinistische wereld-en levensbeschouwing te willen bestaan.

Zij, die zonder eenige waardeering hiervoor, gelijk Veritas, than.s op het ingekrompen zijn van haar Juridische faculteit wijzen, als op iets dat haar ten brandmerk zou zijn, zouden dan ook van edeler zin blijk hebben gegeven, zoo ze in dit tragische der kleinheid den onkreukbaren band aan het beleden beginsel geëerd hadden.

Doch dit ter zijde latende, staat het dan toch va.st, dat de Vrije Universiteit metterdaad juist datgene oplevert, wat een Gereformeerde institutaire kerk verlangen moet, zal ze met een Universiteit in contract treden.

Onder één voorbehoiid intusschen.

Namelijk de Gereformeerde leven.s-en wereldbeschouv.'ing moet voor de Theolo-gische faculteit tot nadere bepaling leiden.

Al zal toch niemand loochenen, tenzij hij de klare waarheid in het aangezicht wilde slaan, dat het klaar besef, het helder bewustzijn van het bestaan van een Gereformeerde levens-en wereldbeschouwing ten onzent zoek was, en eerst als vrucht van het optreden der Vrije Universiteit weer allengs het deel van ons Gereformeerde volk wordt, voor de Theologische faculteit is dit niet genoeg.

Immers op het enger gebied der kerkelijke belijdenis is niet alle Gereformeerde strooming steeds dezelfde geweest.

De Duitschc Gereformeerde kerken, de Schotsche Gereformeerde kerken, de Fransche Gereformeerde kerken, en zoo ook de Nederlandsche Gereformeerde kerken hebben op dogmatisch gebied elk haar eigen roeping gehad. Dit heeft op het stuk der belijdenis, en bij de theologische uitwerking dier belijdenis op dogmatisch terrein, tot zekere verschillen geleid. Verschillen die wel niet den wortel der zaak raakten, maar toch niet mogen verwaarloo.sd worden.

In de Nederlanden moeten de Gereformeerde kerken haar eigen karakter blijven bewaren, en dit karakter zou teloor gaan, indien de Universiteit voor haar Theologische faculteit met dit speciaal karakter verzuimde te rekenen. Ze mocht dan „Gereformeerd" in algemeenen zin zijn, maar ze zou het niet wezen in Nederlandschen zin.

Een universitaire kerk, die niet van haar historischen grondslag wil worden afgedrongen, is derhalve verplicht ook te onderzoeken of de Theologische faculteit van zulk een Universiteit ook met dit nader verschil rekent.

Ook dit onderzoek nu leidt ten opzichte van de Vrije Universiteit tot geheel bevredigend resultaat, beide theoretisch en practisch.

In haar statuten bindt deze Universiteit het onderwijs der Theologische faculteit nader aan de Formulieren van eenigheid der Gereformeerde kerken in Nederland en practisch staan hare hoogleeraren in deze faculteit, zoo hier te lande, als in het buitenland, bekend, als voorstanders, en wil men zelft als voorvechters, voor de ons door onze vaderen overgeleverde belijdenis.

Want wel is op de Generale Synode van Middelburg een aanklacht ingediend tegen

Dr. A. Kuyper, maar met zoogoed als algemeene stemmen verklaarden de kerken, in Synode vergaderd, dat deze klacht grond miste.

Zelfs kan men zeggen, dat die klacht haar uitsluitenden oorsprong vond in de volhardende poging van de Theologische faculteit, om wat in later eeuwen van elders over het kerkelijk plaveisel der vaderen was heengeschoven, weer op zij te schuiven, en de historische belijdenis der vaderen nogmaals in haar volle kracht te doen uitkomen; terwijl hierbij tevens aan het licht trad, dat ook in den boezem onzer Nederlandsche Gereformeerde kerken verschil van opvatting, ten aanzien van eenige ondergeschikte punten, steeds als toelaatbaar, ten deele zelfs als gewenscht gold.

Slechts op één punt ontbreekt er iets in de statuten.

Nu de chaotische verwarring op kerkelijk terrein zich begint op te klaren, en de Gereformeerde kerken sterk genoeg georganiseerd zijn, om zich als de Gereformeerde kerken in Nederland te kunnen aandienen, mag de institutaire kerk niet langer toelaten, dat een Universiteit het als onverschillig beschouwe, of haar Theologische hoogleeraren ook leden van dit instituut zijn.

Dit niet zoo zijnde, zou de institutaire lierk niet wel in definitief contract kunnen treden, overmits hierin een miskenning van haar ambt zou gelegen zijn.

Nu levert dit practisch wel geen bezwaar op, want feitelijk zijn deze hoogleeraren allen leden van eene der institutaire Gereformeerde kerken. Maar dit dient dan ook in de theorie erkend te worden; geen onderteekening der I< "ormulieren volstaat hier. Aan een Gereformeerde Universiteit moet niemand in de Theologi.sche faculteit kunnen doceeren die geen lid der Gereformeerde kerken is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Ineengroeiïng.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's