Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Monument der eere voor  Calvijn.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Monument der eere voor Calvijn.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 5 Mei 1899.

De week die verliep bracht ons een blijde verrassing, door de toezending uit Lausanne van het eerste deel van Calvijns reusachtige Biographic.

Het is Prof. E. Doumergue, hoogleeraar aan de Theologische faculteit te Montauban, die de literatuur over den grooten Hervormer met deze prachtuitgave verrijkt heeft.

Aan veel schoons heeft de boekenmarkt ons, vooral in de tweede helft dezer eeuw, gewend, maar toch een zoo schoon boekwerk als in dit eerste folio-deel ons wordt voorgelegd, verschijnt (bepaalde prachtwerken nu daargelaten) zelden.

Het is een folio-boekdeel van bijna 650 bladzijden, en behandelt in dien breeden omvang toch nog niets dan Calvijns jeugd, en vier zulke deelen moeten nog volgen, eer de reusachtige onderneming voltooid zal zijn.

De titel van dit deel is: Jean Calvin, les hommes et Ie choses de son temps, par E. Doumergue. Tome premier. La Jeuncse de Calvin. Ouvrage orné de la reproduction de 157 estampes anciennes, autograplies, etc, et de 113 dessins originaux par H. Armand Delille Lausanne, George Bridel et Cie. Editeurs 1899. Tous droits réserves.

Bij inteekening werd voor elk deel slechts 20 fr. gevraagd, zoodat het geheele werk slechts 100 fr. zal kosten. Buiten inteekening zeker iets meer, maar toch in elk geval een betrekkelijk kleine som, als men rekent met den schat die hier geboden wordt.

Wat alleen smart is dat een vertaling van zoo breed opgevat werk niet wel mogelijk zal zijn, en dat dientengevolge alleen zij die Fransch verstaan van zijn rijken inhoud zullen kunnen genieten.

De uitgever heeft dan ook niets gespaard, om de lezing van dit groote werk zoo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het papier is zwaar en blank. De letter groot en duidelijk. En het aantal ingevoegde afdrukken van oude platen, die alle op Calvijns leven of op het terrein waar hij leefde en werkte betrekking hebben, is zoo verbijsterend groot dat het bijna als geïllustreerde uitgave kan doorgaan.

De verschijning van zulk een werk nu ontlokt ons een toon van dank, die ook in breeder publiek moge naklinken.

Zoo lange jaren, eeuwen zeiden we haast, is alles er op toegelegd, om Calvijn te doen vergeten uit het hart, zijn naam en nagedachtenis te smaden, en kon het, 't laatste spoor van zijn werk uit te wisschen.

Zelfs Christenen deden hieraan mede, en nog vindt-men in ons eigen land, dat zoo naamloos veel aan Calvijn te danken heeft, tal van orthodoxe predikanten en geloovigen, die den naam van Calvijn maar nooit zetten kunnen, en letterlijk kriegel worden als men hun met het Calvinisme aankomt.

Luther, .^o, dit is heel iets anders.

Ze zijn wel niet Luthersch, en vah huis uit bewoog zich hun kerk op de Calvinistische lijn, maar toch trekt Luther hen even sterk aan, als Calvijn hen afstoot.

Luther is zoo gemakkelijk, Calvijn maakt het u zoo moeielijk. Hij geeft zoo niets toe.

En uit dien hoofde wordt niet alleen Calvijns nagedachtenis, maar wordt zelfs wie nog voor het Calvinisme op durft komen, als gevaarlijk en schier als besmet, teruggedrongen.

Toch heeft niets den keer ten deze kunnen keeren.

Calvijn en het Calvinisme worden veeleer almeer de weer opgaande zon.

Van allé zijden is, tot in Luthersche landen toe, op het Calvinisme bij vernieuwing de aandacht gevestigd. Schweyzer, Heppe, Ebrard en zoovele anderen in een reeds afgeloopen periode getroostten zich reeds de moeite om de ruïnen van het gereformeerde Leergebouw weer in haar afmetingen te bestudeeren. Scholten ten onzent volgde. In Amerika stond het geloof van Calvijn weer als uit de dooden op, dank zij de studie eerst van Hodge, toen van Stedd, en nu van Warfield. In Duitschland sprak Von Kahler en Muller te Erlangen te zijnen gunste. Uit Schotland viel nog onlangs de stem van Prof. Hastie te beluisteren. Kortom allerwegen werd de stilte van weleer afgebroken, en bleek opnieuw dat Calvijn te machtig en te aangrijpend is, om een eeuw als de onze die Weer denken ging, met rust te laten.

Die nieuwe aandacht aan het Calvinisme geschonken, werd dan ook al spoedig en als op den voet gevolgd door studiën over Calvijn zelf en over_zijn werken. Geheel een reeks van Biographieën verscheen over den Hervormer van Geneve, en uit archief na archief werd een schat van onbekende brieven en actestukken te voorschijn gebracht, tot eindelijk de Straatsburger hoogleeraren Böhm, Reuss en Künitz de groote nieuwe uitgave van Calvijns werken ondernamen, die in nauwkeurigheid en compleetheid en netheid met de beste editiën van Luther wedijveren kan.

Ook ten onzent bleeft men niet achter, om de Calvinistische periode van onze vaderlandsche historie meer in het licht te trekken. Fruin vooraan, stelden bijna alle beoefenaars van onze historie er al meer een eere in, den vroegeren laster van de Staatschen te weerspreken, en de eere van het Calvinisme weer den volke te vertoonen. Bakhuyzen, Van Vloten, Busken Huët, schier een ieder deed meê. lin toen de nog steeds betreurde Acquoy te Leiden hoogleeraar werd, wist hij ook den studenten der daar gevestigde Universiteit voor het Calvinisme belang.stelling in te boezemen, en begon die lange reeks van dissertatiën over de Calvinistische Theologie uit vroeger dagen, die ons zoo menige rijke bijdrage bood.

Wat alleen nog ontbrak was een biographic van eerste orde, die ons Calvijn zelven ten voeten uit teekenen kwam, na ten volle in te zijn gegaan in den rijken schat van nieuwe gegevens, die achtereenvolgens aan het licht waren gebracht.

Doch zie, ook die leemte is nu bezig op zoo schitterende wijze te worden aangevuld, dat welhaast het voor Calvijn hier opgerichte monument dat van alle zijn tijdgenoten overschaduwen zal.

Prof. Doumergue t^ch toonde reeds in dit eerste deel geheel voor zijn taak berekend te zijn, door goede hulp van kundige mannen zijn studie tot op alle zijterreinen te hebben uitgebreid, en wetenschappelijk zóó hoog te staan, dat hij de macht bezit om de onafzienbare stof in heldere orde en terdege organisch te verwerken.

Zijn methode is daarbij meesterlijk, en voor alle biographie een innovatie, gelijk hij dat zelf in zijn voorwoord keurig uiteenzet.

Hij is in Calvijn ingeleefd. Hij verstaat hetn, zonder in partijdige vooringenomenheid te vervallen. En met de stukken in de hand vaagt hij als stof al den laster weg waarmee kleingeestige haat Calvijns nagedachtenis had pogen te onteeren.

Het marmer is blank waar hij zijn beeld uit houwt, en de figuur van Calvijn gelijk ze nu uitkomt, werpt op die blankheid geen schaduw.

Is het dan te verwonderen, dat de verschijning van dit boek ons een oorzaak van vreugde, maar ook van dank is.''

Of doet het niet goed, te zien, hoe God de Heere wel kan toelaten dat voor lange jaren, voor eeuwen zelfs, de heugenis en het beeld van zijn trouwe knechten bezwalkt en verdonkerd wordt, maar hoe in het eind de naam van zulke knechten des Heeren onzes Gods toch kostelijk in zijn oogen is, en hoe onze God op zijn tijd de eere zijner groote dooden handhaaft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Monument der eere voor  Calvijn.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's