Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ineengroelïng.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ineengroelïng.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 19 Mei 1899.

XI.

Het Voorstel zelf van Dr. Bavinck in zake de Theologische faculteit, luidt aldus:

De Gereformeerde kerken in Nederland,

overwegende, dat de wetenschap in heel haar omvang behoort beoefend te worden bij het licht van Gods Woord,

overwegende, dat de Vereeniging voor Hooger Onderwijs en de door haar gestichte Schooi, genaamd de Vrije Universiteit, reeds sedert jaten aan dezen arbeid zich wijdt en daardoor aanspraak heeft op den dank en de waardeering der kerken,

overwegende, dat samenwerking van beide inrichtingen, met behoud van wederzijdsche zelfstandigheid, met het oog op de kleinheid onzer kracht dringend noodzakelijk is,

besluiten: aan Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs het verzoek te richten,

l". dat zij met eenige deputaten vanwege de Synode in overleg willen treden over de vestiging van Hoogeschool en Vrije Universiteit op eene en dezelfde plaats.

2". dat zij de Hoogleeraren in de Theol. faculteit vrijheid geven, om de benoeming aan de Hoogeschool, welke de Synode der Geref. kerken op hen, met behoud van alle verkregen rechten, uitbrengen zal, op te volgen; of ook dat zij, indien dit bij hen, bij Curatoren of Hoogleeraren beswaar ontmoeten mocht, in den eersten tijd zoolang de katheders in de andere faculteiten in het geheel niet of slechts schaarsch bezet zijn, bij bestaande of ontstaande vacaturen in de Theol. faculteit, , tot geen nieinue benoeming overgaan.

3". dat zij, tot tijd en wijle zij zelven wegens overvloed van bekwame mannen en geldelijke middelen tot de oprichting eener eigene Theol. faculteit willen besluiten, de Hoogeschool, die door de Geref. kerken voor de Godgeleerdheid onderhouden wordt, beschouwen en erkennen, als Theol. faculteit der Vrije Universiteit en haar als zoodanig gelijken rang en eere schenken als aan de andere faculteiten.

4". dat zij, in overleg met deputaten der Synode, deze Hoogeschool als Theol. faculteit met de andere faculteiten zoo in verband zetten, dat

a. deze samen naar buiten en officieel den naam dragen van Vrije Universiteit op Gere formeerden grondslag.

b. dat Directeuren, Curatoren en Hoogleeraren beiderzijds telkens één college vormen, saam zorgen voor den bloei van Gereformeerd Hooger Onderwijs in ons vaderland in het algemeen, en met elkander die gemeenschappelijke belangen behartigen, die de gansche Universiteit raken, en op alle faculteiten betrekking hebben.

c. dat benoeming, schorsing en ontslag van de Hoogleeraren in de Theologie geschiede als boven is bepaald, en die van de Hoogleeraren in de andere faculteiten plaats hebbe overeenkomstig de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs; met dien verstande, dat ter goede verstandhouding de colleges van Directeuren, Curatoren en Hoogleeraren beiderzijds in al deze gevallen en voorzoover zij er bij betrokken zijn, onderling met elkander overleg plegen, zonder elkander over en weer te binden.

d. dat de Geref. kerken en de Vereeniging voor Hooger Onderwijs, elk voor hare eigen inrichting van onderwijs, een eigene kas houden, de kosten van gebouwen enz. waarvan zij samen gebruik mochten maken, naar evenredigheid dragen en ten allen tijde ten opzichte van elkander vrij blijven, om aan het samenwonen een einde te maken en ieder haars weegs te gaan.

Zou nu aanneming van dit Voorstel, nog alvorens deze eeuw sloot, tot eenheid van opleiding leiden.''

Sub 2". stelt Dr. Bavinck zelf/iw^ mogelijkheden.

Nemen we de laatste. De mogelijkheid namelijk, dat het bij hoogleeraren, curatoren of directeuren der Vrije Universiteit bezwaar ontmoette tot echtscheiding over te gaan.

In dat geval zouden de hoogleeraren in de Theologie aan de Vrije Universiteit blijven. Die Universiteit zou alzoo haar Theologische faculteit behouden. P21ke band tusschen de Theologische faculteit en de Theo­ ­ logische school zou ontbreken. De opleiding zou in tweeën gedeeld blijven. En deze gedeelde toestand zou voortduren tot tijd en wijle alle Theologische hoogleeraren, die op het oogenblik van het sluiten van dat contract in dienst zullen zijn, door den dood of door vertrek naar elders uitvielen.

De bestaande gedeelde toestand zou alzoo voor, zeg, dertig jaar misschien bestendigd worden. Immers zelfs de jongste der drie thans reeds in deze faculteit aanwezige leeraren is nog een betrekkelijk jong man.

Nu hebben wij de kieschheid van Dr. Bavinck om deze mogelijkheid toe te geven gewaardeerd.

De logica van zijn Voorstel eischte natuurlijk deze mogelijkheid niet toe te geven. Dan toch alleen zou de door hem beoogde eenheid van opleiding aanstonds, na, sluiting van het contract, bereikt zijn.

Maar aan dit kiesche punt in zijn Voorstel toekomende, heeft hij toch zelf gevoeld, dat het wat al te kras zou zijn, o. a. de twee hoogleeraren, die steeds „de geestelijkevaders van deze stichting" worden genoemd, te verzoeken aan die stichting den scheldbrief te zenden.

Hij heeft zelf doorzien, dat Curatoren en Directeuren toch moeilijk anders zouden kunnen doen, dan juist omgekeerd bij haar hooglecraren op blijven aandringen.

En hij heeft gevoeld, dat de kans op het verhuizen van deze heeren naar de Theologische School, kieschheidshalve, niet dan als tdterst gering kon worden aangeslagen.

Voor zoover onze persoonlijke inlichtingen strekken, kunnen we er bijvoegen, dat die kans niet alleen gering, maar volstrekt geene zou zijn.

Goed, zegt Dr. Bavinck, laat die heeren dan tot aan hun dood toe blijven, en laat ze uit de poorte hunner stichting met eere begraven worden. Maar verbindt u dan ten minste bij contract, oni tot tijd en wijle ge „geld en mannen in overvloed hebt, " na hun sterven geen hoogleeraren meer in de Theologie aan te stellen.

Geld en mannen in overvloed, d. w. z. als ge na de vier dan overige P""aculteiten redelijk bezet en voorzien te hebben, met uw geld geen weg weet. Reken nu elk dier vier Faculteiten op vijf man, dan zouden deze twintig katheders reeds een tonne gouds per jaar, zonder pensioen enz. vragen.

Nu komt het daar mettertijd wel toe. Maar ge zoudt dan bovendien voor de Theologische Faculteit er nog een twintig duizend gulden bij moeten hebben. En zoo snel gaat de ontwikkeling niet, of ge kunt veilig rekenen, dat allen die thans, hetzij als Directeuren, hetzij als Curatoren hetzij als hoogleeraren aan de Vrije Universiteit verbonden zijn, dan reeds voorlang van het tooneel zullen zijn afgetreden.

Voor hen beteekent het dus: Voorgoed van de Theologische Faculteit afstand doen.

Wel ontbreekt de mogelijkheid niet, dat doorvoering van den strijd op onderwijsgebied, niet enkel bij het Lager maar ook bij het Middelbaar en Hooger onderwijs, ten slotte een geheelen keer in de zaak brenge, en daarom is het van zoo hoog belang, dat we den strijd ook op politiek gebied met alle beschikbare kracht voeren, maar met zóó onzekere kansen moogt ge niet rekenen in een contract.

Het slagen der eenheid zou alzoo wachten moeten op den dood of de pensionneering van den langst levenden onder de hoogleeraren.

Maar juist dit ware, dunkt ons, noch voor hen noch voor de kerken eene aannemelijke, laat staan aangename positie.

Voor hen niet, als ze eiken morgen denken moesten: Ik leef nog, en sta daardoor aan de eenheid van opleiding in den weg^ En voor de kerken niet, als ze op elke komende Synode concludeeren moesten: Het lukt nog niet, omdat die mannen nog niet stierven.

Zoo zou men wachten op htm dood l

Iets wat Dr. Bavinck natuurlijk van verre niet bedoeld heeft, ja, wat hem zelfs reeds bij de eerste gedachte tegen de borst zou stuiten, maar wat er toch ontegenzeggelijk inzit.

Juist daarom had bij zoo kiesche zaak, naar ons voorkomt, bespreking en onderhandehng met de betrokken hoogleeraren, en de verkrijging van hun toestemming, aan alle publicatie van zoodanig Voorstel moeten voorafgaan.

En voorts, loopt het?

Stel, op het oogenblik dat men het contract sloot, waren de vier katheder^ weder bezet. Nu sterft, zeg over tien jaren, één dezer vier hoogleeraren. De overige drie zouden dan zijn vakken er bij moeten nemen. Misschien ging dit nog. Maar nu wordt, vijf jaren later, ook no. 2 ten grave gedragen, en zullen alsdan de twee overblijvenden al het werk saam moeten doen. En als ten slotte, nog weer vijf jaren later, ook no. 3 uitvalt, zal dan no. 4 als de laatste der Abenceragiers heel de Faculteit moeten doceeren.''

Er is, dit stemmen we toe, een graf lucht aan deze vragen, maar zóó moet men ze toch practisch stellen, want zóó zou het loopen.

Geen eenheid van opleiding dan over tien, twintig, dertig jaren, en voor de Theologische Faculteit, zoolang ze nog adem had, een met elk sterfgeval klimmend onmoge-lijke positie.

Metterdaad is dan ook deze positie, die aldus voor de Theologische hoogleeraren zou gecreëerd worden, iets waartegen het menschelijk hart in verzet komt.

Ieder voelt, dat kan en dat mag niet.

Want wat men op deze mannen ook hebbe aan te merken, zulk een ouden dag hebben ze niet verdiend.

Dit zou een marteling bij levenden lijve zijn.

Iets waarvan we nogmaals zeggen, dat natuurlijk Dr. Bavinck de eerste zou zijn, om er tegenop te komen, maar waarop het dan, met dat al, toch zou neerkomen.

Was het dan te sterk gesproken, toen we van meet af zeiden, dat het Voorstel, gelijk liet daar ligt, niet is aan te nemen, en dat de eenheid van opleiding op andere wijze zal moeten worden gezocht?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Ineengroelïng.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's