Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik ben de Heere uw heelmeester.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik ben de Heere uw heelmeester.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben de Heere, uw heelmeester. Exodus 15 : 26b

Als de Heere onze Heelmeester is, dan volgt hieruit, dat wij krank zijn en dat Hij bezig is ons te genezen.

Deze gedachte vinden wij in allerlei vorm, voortdurend in de Heilige Schrift terug. Onze Heiland zelf heeft het werk zijner redding vergeleken bij den arbeid van een medicijnmeester. Hij was gekomen om zalig te maken, wat zwak en ellendig en verloren was. „Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn".

Ook David is in zijn Psalmen gedurig met deze gedachte bezig, en nog altijd bidt de kerk van Christus met zijne woorden: „Genees mij, Heere, genees mijne ziel!" Óf ze zingt van haren hemelschen Medicijnmeester dat: „Hij geneest de gebrokenen van harte."

Telkenmale worden wij in de Schrift herinnerd aan die verhouding tusschen ons en God, aan het feit, dat wij ziek zijn en dat Hij in ontfermende liefde onze Heelmeester is, die ons geneest.

En toch klaagt de Heere reeds over het oude Israël, dat het in zijn ondankbaarheid niet bekennen wilde, dat Hij hen genas (Hosea 11:3).

Is deze klacht van onzen Medicijnmeester ook niet maar al te dikwijls op ons toepasselijk.? Bekennen wij, dat Hij ons geneest en dat wij krank zijn.''

o. Zeker, wij zouden het niet durven cwfennen. Maar gelooven wij het ten volle? Leeft die waarheid voor ons in al onze levensomstandigheden.' Houden wij er rekening mede, bij al wat ons wedervaart 'i

Wij krank, en Hij onze Heelmeester.

Onze krankheid is ten doode. Het gif dezer krankheid is zoo ontzettend, dat het al onze levensorganen aangetast heeft. Het heeft ons verstand beneveld en ons bewustzijn verdoofd, zoodat wij niet eenmaal weten, dat wij krank zijn. Totdat de Medicijnmeester komt en het ons aanzegt. Dan weten wij het alleen van Hem. Als Hij ons heeft opgezocht, als we Hem ontmoeten, als Hij, de Medicijnmeester, tot ons zegt: „Gij hebt Mij van noode", dan ontwaren we eerst, dat wij krank zijn. En ofschoon wij nooit den vollen omvang onzer ellende kunnen verstaan, leert de Medicijnmeester ons toch gaandeweg iets verstaan van onze kwalen en gebreken, opdat we ook iets verstaan mochten van zijne kracht ter genezing en van zijne liefdevolle behandeling.

Reeds van de lippen van een aardschen arts vangen wij met zoo blijde verrukking de verzekering op, dat onze krankheid niet ten doode zal zijn. Maar hier is het de Almachtige, de Alwetende, die zegt: „Ik zal u genezen." Dat woord is reeds genezing. Geen wonde is te onrein voor zijne liefde, geen gebrek te verouderd voor zijn almacht, geen kwaal te ver heen voor zijn wijsheid.

Daar moet dan ook volkomen vertrouwen zijn in zijn behandeling van ons kranke leven, volkomen onderwerping aan alle middelen, die Hij noodig acht te gebruiken.

Doen wij dit.' Wij, die van een aardschen arts, die feilbaar is in inzicht en keusmiddelen, de bitterste medicijn innemen en aan de pijnlijkste behandeling ons willig onderwerpen, alleen omdat wij gelooven dat wij in gevaar zijn en hij ons genezing kan aanbrengen.

En als wij nu ook zóó gelooven, dat wij in ons geheele bestaan voor God krank zijn, en belijden dat de Heere onze Heelmeester is, en zeggen Hem in alles te vertrouwen en zeker te gelooven dat Hij ons genezen zal — waarom verbazen wij ons dan nog telkens over zooveel bittere medicijn, over zooveel pijnlijks, als het leven ons brengt, over zooveel als ons ontnomen wordt en over zooveel raadselachtigs en onbegrijpelijks als voortdurend op onzen levensweg voor ons geplaatst wordt.'

Het kleine, onwetende kind weigert den bitteren drank, omdat het niets weet van ziekte en kwalen en genezing. Mogen wij alzoo doen? Als onze Medicijnmeester ons den bitteren teug aan de lippen brengt, en soms telkens weer hetzelfde lijden ons oplegt, waarom nemen wij het dan niet uit zijne hand aan, stil geloovende dat Hij met liefde en met wijsheid dien drank voor ons gemengd heeft.'

Er zijn kwalen, die genezen worden door pijnlijke aanrakingen van het kranke lichaamsdeel. Ook deze behandeling kent de hemelsche Medicijnmeester. Pijnlijke aanrakingen en ontmoetingen en wrijvingen, die Hij ons doet ondervinden. Want niet het leven noch de menschen om ons heen kunnen ons uit zichzelf genezing aanbrengen, maar alleen, zoo de Medicijnmeester er zijn instrumenten van maakt. Soms zijn het wonde plekken in ons leven, die ons niet eenmaal zeer zouden doen, zoo er niet telkens de vinger op werd gelegd. Denk er aan, dat uw Heelmeester er zijn Goddelijken vinger op legt, opdat Hij ugeneze. En dan trekt ge u immers niet terug, maar geeft u gewillig, zij het ook met een traan in het oog, aan zijn behandeling over.'

Zeer dikwijls wordt aan een kranke allerlei spijs en drank, allerlei genot en gemak ontzegd. Waarom.' Niet omdat die dingen op zichzelf schadelijk zijn, maar omdat ze in zijn toestand zijn kwaal verergeren zouden, en dus omgekeerd onthouding de genezing bevordert. Vinden wij nu ook deze geneeswijze niet telkens terug in ons eigen leven.' Zooveel dat wij begeeren, op zichzelf goed en edel en verheven, en dat tóch God ons onthoudt.' Wij dorsten, en zie Hij reikt geen lafenis, wij hongeren, en zie, daar is geen spijze.. En om ons heen hebben anderen overvloed! Mogen wij daarom vertwijfelen aan zijne liefde.' Indien wij gezond waren, dan zouden wij mogen hebben al wat ons hart begeerde. Maar nu zou het ons schaden. Eenmaal, niet nu reeds, zal Hij vervullen alle de begeerten van ons hart.

Maar de kranke, die wezenlijk ziek is, en van wien zijn arts zegt, dat hij alles hebben mag, voor dien is geen hoop meer!

En dan al het raadselachtige en onbegrijpelijke in ons leven komt dat ook niet in een gansch ander licht te staan, als wij er rekening mede houden, dat de Heere onze Heelmeester is.'

Kunt gij dan de recepten altijd lezen, die uv/ dokter voor u schrijft, en al kondt ge ze lezen, zcudt ge het „v/aarom" verstaan.' Maar zoo ge Hem vertrouwt, dan tobt ge hier immers niet over.' Wat onze Heelmeester-daarboven ons voorschrijft, moeten wij geloovig aannemen en niet in onze waanwijsheid pogen te ontcijferen wat ons begrip verre te boven gaat. Dat wij het niet begrijpen, ligt niet aan Hem, noch aan zijn voorschrift, maar eenig en-alleen aan de beperktheid van ons inzicht.

o, Wat zijn wij in al deze dingen ondankbaar jegens Hem, die ons zoo uitnemend liefheeft. Telkens wantrouwen wij zijn leiding en weigeren den beker te drinken, dien Hij ons geeft, of we doen het murmureerend en tegenstrevend. Hoe zalig te weten, dat niettegenstaande onze dwaasheid zijn hefde nimmer ophoudt en zijn wijsheid nimmer faalt. Want indien Hij ons onzen gang liet gaan, wat zouden wij telkens dwaze dingen doen, hoe zouden wij voor ons zelf en voor die ons lief zijn, dikwijls kiezen wat slecht en schadelijk is.

Doch geen nood. Hij heeft beloofd ons te zullen genezen en Hij zal woord houden. Het lijden, de bitterheid, de teleurstelling, de beleediging, de uitgestelde hoop het zijn alle de geneesmiddelen van zijn wijze hand ons toekomende.

Wel hem, wien de Medicijnmeest'er leert al deze dingen alzóó te ontvangen. Die alzoo leert verstaan, dat hun die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede.

Die ook het bitterste, het moeilijkste lijden uit de hand van zijnen Heelmeester aanneemt. Die niet met afkeer en angst ziet op het pijnlijk instrument, maar het oog opslaat en eeuwiglijk op den Medicijnmeester ziet, die hem zóózéer met zij liefde nabij is.

Hij is een kranke, die niet alleen weet dat hij krank is, maar die ook iets verstaat van zijn wondere genezing.

Want hij heeft Hem gezien en geloofd, die tot ons zegt: „Ik ben de Heere, uw Heelmeester".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's

Ik ben de Heere uw heelmeester.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's