Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

,.Arbeid om boort te brengen."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,.Arbeid om boort te brengen."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions, als eene barende vrouw. Micha 4 : loa.

, , Arbeid om voort te brengen" is de „steen der wijzen" voor deri Sociaal-democraat.

Hij zegt u, dat aan de grootst mogelijke voortbrenging het levensgeluk der grootste menigte hangt. Wat thans de rijkeren zooveel gelukkiger maakt dan de minder bedeelden is dat ze kleiner huis, min goede ligging, een minder soort kleeding, minder huisraad en artikelen van aangeuaamheid en gemak, en vooral dat ze minder uitgezochte spijzen en dranken bezitten. Dit komt daar vandaan, dat dit alles voor de armeren te duur is. En het is alles te duur, omdat er te wemig van is.

Beterschap is naar hun zeggen alleen te wachten, zoo er van alles overvloed, en voor een ieder genoeg en te over is.

Er moet dus meer voortgebracht, en opdat er meer voortgebracht worde, moet er meer gearbeid worden. En dit doel nu is alleen te bereiken, zoo allen aan voortbrengenden arbeid worden gezet, en zoo het groote leger der niets-doende mannen en het nog grootere leger der niets-doende vrouwen, die letterlijk voor niets anders leven, dan om te eten en te drinken, zich te kleeden en te genieten, gedwongen wordt dit leven der traagheid vaarwel te zeggen, en mede hun aandeel te aanvaarden in de groote gemeenschappelijke taak der voortbrenging.

Juist dit „arbeiden om voort te brengen, " mits op allen zonder onderscheid toegepast, zal dan, na den arbeid, voor allen de zoo noodige vrije uren voor de genieting van het leven over doen blijven. En het is op die wijs, dat men acht een maatschappij te zullen verkrijgen, waarin allen zonder onderscheid arbeiden, maar waarin dan ook allen zonder onderscheid in het bezit zullen zijn van de goede dingen des levens, en tijd te over zullen hebben, om het profijt dier goede dingen te genieten.

Een ongetwijfeld verlokkelijk ideaal, waarvan men begrijpt dat het niet alleen vele minder-bedeelden meesleept, maar dat het ook dwepende liefde wekt in zoo me nig edel hart van man en vrouw, dat, door zooveel gebrek en lijden als ons telkens aangrijnst geërgerd, op niets liever zint en peinst dan op verandering van een toestand, welks ongerechtigheid zoo vaak luide schreeuwt.

Wat ernstiger denkers van het meê lofzingen van het Socialisme afhoudt, is dan ook niet, dat ze voor dit ongerechtige in den toestand minder fijn gevoel hebben, maar alleen de zekerheid v/aarop ze telkens weer stuiten, dat hoe verlokkelijk zulke voor.spiegelingen ook mogen zijn, het tot de verwezenlijking van dit voorgehouden ideaal nooit komt, ja dat de poging om het te verwezenlijken ons een nog schreiender ellende in de armen zou voeren.

Is het nu niet opmerkelijk, dat de Heilige Schrift ons geheel diezelfde leuze: „arbeid om voort te brengen", van Godswege toeroept, maar in zoo heel anderen zin, en met zooveel hooger strekking.

Niet alsof de Heilige Schrift den stoffelijken arbeid, waarop de Socialisten zoo eenzijdig turen, gering zou schatten, noch ook alsof de Heilige Schrift iets minder hard oordeelen zou over zoo velen, als hun leven verspelen in nietigheid en niets doen. Het „in het zweet uws aanschijns zult ge brood eten, " was van het paradijs af de ordinantie Gods voor elk kind des menschen. En Jezus heeft het niet anders geleeraard toen hij sprak: „Werkt terwijl het dag is, want de nacht komt, waarin niemand werken kan."

En toch, hoe heilig die ordinantie zij, ze regelt slechts een klein deel van ons leven, en de ernst van de Schrift spreekt zich juist daarin uit, dat ze keel onze existentie, heel ons aanzijn, heel ons leven, nu en voor eeuwig, onder één gezichtspunt saamvat.

„Arbeiden om voort te brengen" is voor de Heilige Schrift, niet enkel het middel, om huisvesting, kleeding en voeding te bezitten, maar om, naar eisch van het beeld Gods, dat zich in ons menschelijk bestaan afspiegelt, op onze wijze het scheppen Gods na te doen.

„Mijn Vader werkt tot nu toe, en ik •^erk ook, " en hierin ligt de prikkel, waarom ook wij, menschen, werken, arbeiden zullen.

Arbeiden om voort te brengen, gelijk God werkte en schiep.

Naar de opvatting der Socialisten heeft Jezus al de dagen van zijn openlijk optre­ den nooit gewerkt, want hij leefde van liefdegaven, uit de beui's van Judas, en hij deed niets dan het land doortrekken, en .spreken, en lijden, en sterven.

Naar luid van de Heilige Schrift daarentegen heeft niemand ooit een werk gewrocht als Jezus voleindde, en staat onder alles wat Jezus deed dat groote werk op den voorgrond, dat hij volbracht, toen hij roerloos hing aan het kruis.

Geheel in dien zin nu riep reeds vanouds de profeet Micha het aan Israd toe: „Lijd smart en arbeid om voort te brengen."

Het is een beeldspraak ontleend aan het paradijs, evenals de ordinantie om brood te eten in het zweet des aanschijns.

Die arbeid in het zweet des aanschijns werd aan Adam, die andere arbeid werd aan Eva opgelegd, want Micha zegt het er uitdrukkelijk bij: „Arbeid om voort te brengen, o dochter Sions, als eene barende vrouw."

De man arbeidt in het zweet zijns aanschijns, en wat hij voortbrengt is het brood des levens. De vrouw arbeidt ook, maar in haar bloed, en wat zij voortbrengt is een schepsel, een kind des menschen, een beelddrager Gods.

De arbeid van den man is verdeeld over heel den dag en elk uur, de arbeid der vrouw is geconcentreerd, ten slotte sterk geconcentreerd in de ure als haar de weeën overkomen, en haar vrucht is een kindeke, waaraan ze straks haar arbeid in het zogen en verzorgen en opvoeden voortzet.

Zoo vult beider arbeid elkander dan aan. Beider arbeid is onmisbaar. Maar de arbeid van man en vrouw zijn toch anders, ze zijn niet eender, ze zijn van andere natuur.

En het is nu die tweeërlei arieid, die arbeid van man en vrouw, die, bij overdracht, in ieders leven verwezenlijkt moet worden.

Er is in ieders leven de dagelij ksche bezigheid, het telkens weerkeerende, het bij stukjens en beetjens af te werken deel van onze levenstaak. Dat is onze gewone arbeid, die eiken dag terugkeert. Voor een ieder in zijn beroep, in zijn bedrijf, ­in zijn ambacht. In huis en buitenshuis. En zal het wel zijn, dan moet ook deze arbeid gearbeid worden om voort te brengen. Niet om het loon, niet om het geld, niet om het brood alleen. Niet omdat het moet, en anders de straf op het niets doen volgt. Neen maar uit bist aan onzen arbeid. Om het onder onze hand te zien gelukken. Om schik te hebben als het slaagt. En om er ons in te verlustigen, als het voleind is.

Maar dit is niet al.

Behalve die stuksgewijze arbeid van eiken dag, is er voor een iegelijk mensch nog die heel andere arbeid om voort te brengen als van een barende vrouw.

Een arbeid die over geheele perioden van ons leven opeens gaat. Een arbeid die er zich op richt, om karakter voort te brengen. Om wilskracht voort te brengen. Om rijpheid van denken en inzicht voort te brengen. Om geduld, geoefendheid, lijdzaamheid voort te brengen. Om een vrucht voort te brengen die voor eeuwig rijpt. En bij en onder dit alles in ons voort te brengen die hoogere harmonie in ons bestaan, waarin onze ziel zich verlustigen kan.

Dat dit niet anders dan onder de bezwangering van den Heiligen Geest toegaat, spreekt vanzelf, maar is het punt niet dat hier ter sprake komt.

Micha spreekt hier alleen van onze groote levensdaad, v/aardoor ons leven een resultaat, een vrucht, een uitkomst erlangt.

Zoo te leven, dat heel ons innerlijk leven één arbeiden wordt, en een arbeiden, dat op iets uitloopt, waaruit vrucht voortkomt.

Arbeiden, maar om te baren.

Arbeiden in het lijden niet het minst.

Ge gevoelt het veel hoogere levensdoel, de veel hoogere levensopvatting, die uit deze leuze der Heilige Schrift, dan uit de gelijkluidende leuze van den SociaHst spreekt.

Bij hem is het arbeiden om het wel te hebben, om te eten, te drinken, vrijaf te hebben en te genieten.

Hij arbeidt om voort te brengen, en straks zelf te vertoonen wat hij had voortgebracht.

Het is Adam, zonder Eva. De mensch gehalveerd. Slechts de ééne zijde van zijn bestaan.

Maar in de Heilige Schrift is het heel uw leven als één geheel saamvattcn, al wat u in dit leven overkomt richten op levensveredeling en levensverhooging, en eens bij uw sterven een vrucht meê in de eeuwig­ heid nemen, waar al uw levenskracht in geconcentreerd ligt.

Dit is de Eva-ka.nt van uv/ bestaan.

Ook arbeiden, maar om een lev^end wezen voort te brengen. Ook irbeiden, maar om een vrucht die ije MC zelf opteert, maar die blijft en uw leven verrijkt. Maar dan ook een arbeiden, evenals bij de barende vrouw, in smarte.

Bij het lijden schijnt ge alleen lijdelijk, maar uw eere als mensch is juist, in het lijden dat u overkomt, zelf te arbeiden. In het lijden zelf te arbeiden om voort te brengen. Niet lijden om niet, maar voor een doel. Voor een doel dat ge zelf grijpt. En t straks na het lijden u in de winste der uitgestane smart verlustigen. Nu rijk niet met een brood, dat ge opteert, maar met een kindeke dat ge gewonnen hebt, en als den lust uwer ziele nu drukken moogt aan het hart.

Is het dan niet ontzettend, dat er zelfs nog zooveel Christenen en Christinnen zijn, die levenslang hun lijden doorworstelen, hun verdriet en hun teleurstelling, zonder dat ze ooit in hun lijden gearbeid, of ooit uit hun lijdensarbeid iets voortgebracht hebben}

Het Kruis van Golgotha is zoo het inbegrip van alle levenswijsheid.

Ook hier.

Om den arbeid zijner ziele", had reeds Jesaia gezegd, „zal hij het zien en verzadigd worden."

En dit is de heerlijke les die dat Kruis ook ons brengt.

Ook ons lijden moet een arbeid onzer ziele zijn. Een arbeid om voort te brengen. Of wilt ge om nzelven altoos opnieuw voort te brengen. Rijker in liefde, rijker in heiligen zin, minder van de wereld, en meer van uw God zich afspiegelend in uw innerlijk wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's

,.Arbeid om boort te brengen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's