Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

LVII.

De hoofdbedenking tegen de publieke absolutie gerezen is haar voorwaardelijk karakter.

Wat, zoo vraagt men, heeft de Gemeente aan eene absolutie, die haar niet aangezegd en verkondigd, maar slechts voorwaardelijk aangeboden wordt, zoodat ieder voor zichzelf heeft te bepalen, of ze hem geldt dan niet.?

Is het dan wel iets anders dan de doellooze herhaling van een algemeen bekende waarheid, die ieder thuis evengoed kan lezen, en op zichzelf toepassen.'

Deze bedenking is niet zonder gewicht. De ziel die zich van zonde bewust is, neigt er toe, om een gezag te zoeken, dat haar stelliglijk en zekerlijk kan aankon­ digen : „ Uw zonden zijn u vergeven." En dat deze neiging van de ziel op zichzelve niet verkeerd is, blijkt wel uit het feit, dat Jezus zelf aan deze behoefte voldoening schonk, en het: „Uw zonden zijn u vergeven, " meer dan ééns uitsprak. De gelukkigen wien dat te beurt viel, hadden dan ook geen eigen onderzoek in te stellen. Het is Jezus die hun hart doorschouwde. En het was zijn macht woord dat hun de zekerheid van schuldvergeving schonk.

Er is dan ook geen twijfel, of als we met den Heiland nog dezelfde gemeenschap konden oefenen, als destijds deze gelukkigen, of ook nu nog zou dat woord van onzen Heiland tot dezen en genen uitgaan, en hij die het zich hoorde toespreken, zou er zalig in zijn.

Het behoeft ons dan ook volstrekt niet te bevreemden, dat reeds spoedig in de Christelijke kerk de poging van de zijde der voorgangers gewaagd werd om den geloovigen ten deze ter wille te zijn. Men beleed dan zijn zonden. De regel stond vast dat alleen beleden zonden vergeven werden. En in dat belijden van de verborgen zonden des harten werd dan zulk een blijk van oprechtheid en gebrokenheid des harten geëerd, dat men achtte op dien grond te kunnen vergeven.

Later ontving deze belijdenis van zonden en de haar volgende absolutie zekere regeling, en ten slotte is alzoo de Biecht opgekomen, die in de Reformatie niet geheel is afgeschaft, maar met name bij de Lutherschen nog stand hield, en in sommige streken van Duitschland en Engeland thans weer opleeft.

Men beriep zich dan op Jezus'uitspraak tot zijn apostelen: „Wien gij de zonden vergeeft, dien zijn ze vergeven", en verklaarde zulks in den zin, dat deze apostolische macht in de kerk, zij het ook in gewijzigden vorm, voortleefde.

Dat dit ook zoo de Gereformeerden niet overtuigd heeft, heeft niettemin zijn goeden grond. Al aanstonds toch is het uit de Evangeliën duidelijk, dat Jezus wel eigener beweging, een enkel maal, meest alvorens een zieke te genezen, de zondenvergeving uitsprak, maar dat er geen sprake van is, dat óf de discipelen óf de schare op geregelde tijden tot Jezus zouden gekomen zijn, om te biechten en absolutie te ontvangen. Zelfs bij hen, die absolutie ontvingen, is voorafgaande schuldbelijdenis of biecht allerminst regel. En evenzoo is het uit de Handelingen der Apostelen en uit de brieven der Apostelen duidelijk, dat van een geregelde biecht en absolutie in den kring der Apostelen niets te bespeuren valt. Ook bij de aanstelling der Presbyters, en in de pastorale brieven aan Timotheüs en Titus is van zulk een instelling, als onmisbaar voor het gemeenteleven zoogoed als geen spoor te ontdekken. In Jac. 5 : 16 staat wel: Belijdt eikanderen uwe misdaden, " maar dat is heel iets anders dan een biecht bij daarvoor aangestelde personen. En zoo men verwijst naar vs. 14, dat een kranke de ouderlingen der gemeente zal roepen, zoo zij vooreerst opgemerkt, dat dit op kranke personen en niet op gezonde slaat, en dat als vrucht van het gebed der ouderlingen in de eerste plaats niet de> absolutie, maar de genezing wordt genoemd. Alsmede dat in vs. 16 op het: Belijdt eikanderen uwe misdaden, " niet volgt: opdat gij vergeving moogt ontvangen, "(daarover wordt in VS 15 gehandeld, en wel als een vergeving niet door de ouderlingen, maar door den Heer) doch heel anders: Belijdt eikanderen de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt." En ook dit laatste wordt niet voorgesteld als een priesterlijke daad, maar als een daad Gods, want er volgt op: Hetgebed eens rechtvaardigen vermag veel." Niet: ant het gebed van een priester vermag veel, maar van een rechtvaardige. En ook, de genezing komt niet door een priesterlijke machtsdaad, maar van God op het gebed.

Afgezien hiervan werd voorts opgemerkt, dat vergeving van zonden niet magisch kan toegaan. Ze hangt af van de gesteldheid van het hart. Als er oprechte belijdenis is en die belijdenis komt uit een berouwvol, gebroken hart en_uit een verslagen geest, waar wel waarlijk geloof in heerscht, dan is er vergeving. Kon dus een mensch over de gesteldheid van het hart naar waarheid oordeelen, dan, maar ook dan alleen, kon hij met personeele toepassing tot dezen of tot dien zeggen: „Xj'fi zonden zijn u vergeven." Jezus had die kennis, hij wist wat in den mensch was, en daarom kon hij de absolutie/^; -i-w? ^i? / toepassen. Neemt men dus aan, dat de Apostelen in gelijken zin als Jezus de absolutie konden schenken, dan onderstelt men daarbij, dat hun de macht verleend was, om het hart van wie zich presenteerde, te doorgronden. En acht men, dat deze apostolische macht thans nog in de kerk resideert, en door den priester kan worden uitgeoefend, dan onderstelt men van tweeën één, óf dat elk priester die kennisse van het menschelijk hart bezit, ófwel dat hem, buiten zulk een kennis, een verborgen leiding wordt gegeven, om de absolutie alleen te schenken aan wie de leiding des Geestes hem aanwijst. Dan echter ware evenals bij Jezus de voorafgaande schuldbelijdenis geen onmisbaar vereischte. Hetzij door eigen inzicht van het hart, hetzij door die verborgen leiding wisten ze dan, wie wel, wie niet vergeving van zonden heeft, en diensvolgens konden ze absolutie schenken of weigeren. En stelt men dit niet, acht men voorafgaande schuldbelijdenis als conditio sine qua non, dan komt het altoos weer op de vraag naar de oprechtheid dier belijdenis neer, en baat het niet, of men al aan Confessio oralis de Coniritio cordis laat voorafgaan, ende& ^wfactio er op volgen laat, eenvoudig omdat noch de Confessio met den mond, noch de Satifactio operis vaste en zekere teekenen van oprecht berouw zijn. Het voorwaardelijke blijft daarom ter laatste instantie altoos aan de absolutie kleven. En als iemand die absolutie ontving, van achteren o bij zichzelven weet: ik heb den priester bedrogen, dan neemt deze wetenschap zelve toch weer het gevoel van zoen en vrede weg; en moet zelfs nieuwe absolutie voor K zoo stuitende zonde volgen. De poging om M wat subjectief Let gemoed raakt, tot een zuiver objectieve handeling te maken, gelukt m nooit, tenzij men wat niemand wil, een premie op bedrog zou willen stellen.

Het is uit dien hoofde, dat onze vaderen zich met dit stelsel van de Biecht niet hebben kunnen vereenigen, en voor de personeele absolutie de gemeenschappelijke abso­ v lutie in. de vergadering van geloovigen in de plaats hebben gesteld, zonder daarom in het minst het belijden van zijn zonden m g aan elkander onderling of aan een voorganger der gemeente te willen ontraden. Integendeel de practische godgeleerden heb­ w ben deze private belijdenis van zonden aan vader of moeder, of wel aan broeder of zuster, en zoo ook aan de ouderlingen der gemeente, steeds aangeraden. Alleen maar ze hebben er geen private absolutie aan verbonden, overtu'gd, dat deze toch nooit anders dan conditioneel kon zijn, en den schuldige dus in de oprechtigheid zijns harten de vergeving van zijn God moest toekomen, gelijk Psarm 32 ons dit leert.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1899

De Heraut | 4 Pagina's