Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leeraarsambt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leeraarsambt.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 29 December 1899.

Aanmerkelijke winste voor onze kerkelijke litteratuur biedt Dr. Bavinck's rede, die ten titel draagt „het doctorenambt".

Het is geen lichte taak, in den stijl eener redevoering een zoo splinterig historisch betoog te leveren, en toch leest men deze rede van den aanvang tot den einde met gemak en genot. Ze is vloeiend, zaakrijk, boeiend.

Zij, die van deze soort quaesties niet, of bijna niet op de hoogte zijn, kunnen er dan ook veel uit leeren, en het hier besproken vraagstuk zal, bij het hier ontstoken licht, voor menigeen heel anders en in veel klaarder beeld komen te staan.

Toch is het ook aan Dr. Bavinck niet gelukt, hier tot vaste conclusiën te komen. Hij zegt op blz. 59:

In strikten zin is het toch onbewijsbaar, dat het doctorenambt op dezelfde wijze als dat van ouderlingen en diakenen door de apostelen onder leiding des Geestes ingesteld is; de leeraars, die in het Nieuwe Testament voorkomen, waren mannen, die vrij in de gemeente optraden, of een of ander ambt, van apostel of evangelist, van profeet of opziener, bekleedden; doctoren in de beteekenis van professoren waren onbekend; aan de pastores is de regeering der kerk rechtstreeks toebetrouwd, maar de doctores hebben niet vanzelf het recht, om naast leeraars en herders de gemeente Gods te weiden; zij hebben geen kerkelijk ambt in den engeren zin van dit woord.

Hier nu rijst de vraag, of er in de kerk een ambt kan zijn, dat niet door Christus of zijn apostelen, maar door de kerken is ingesteld. M. a. w. of men in de kerk hebben kan tweeërlei soort ambten, het ééne van Goddelijken, het andere van menschelijken oorsprong.

En hiermede in verband deze andere vraag, of men in de kerk van Christus hebben kan ambten die niet tot het wezen van een kerk behooren, maar door meerder kerken ten behoeve van meerdere kerken worden ingesteld.

Leeraars, ouderlingen en diakenen bekleeden ambten van Goddelijken oorsprong, en behooren als zoodanig tot het wezen van elke plaatselijke kerk.

En daarnaast zal nu komen te staan een ambt, dat er niet mede gecoördineerd is, dat door de kerken is ingesteld, en slechts voor vele kerken sa^m zal gelden.

Dat de kerk in haar Roomsche opvatting zulk soort ambten schiep, is duidelijk, doch dat hangt bij Rome saam met haar onderstelling, dat de Heilige Geest in het apostolisch ambt van den Bisschop van Rome zijn wil nog steeds even klaar als ten tijde der Apostelen te kennen geeft.

Doch gaat dit aan op Gereformeerd terrein }

Leidt het ons niet een weg op, die ons zal brengen, waar we niet wezen moeten?

En aangenomen al, dat dit zoo kan en mag, en niet met onze beginselen van kerkrecht strijdt, is het dan goed, om twee zoo heterogene begrippen met éénzelfden naam van ambt aan te duiden?

Het is dan toch een heel ander soort ambt. Het ééne van rechtstreekschen Goddelijken oorsprong, en tot het wezen van elke kerk behoorende. Het andere is van menschelijke herkomst, en diende voor meerdere kerken gelijk, gelijk bij Rome de Bisschoppen.

Nog een andere vraag zij hieraan toegevoegd.

De Engelschen spreken van een pastor, de Duitschers van een Pfarrer, wij, Gereformeerden noemen onze predikanten: leeraars. Onze gemeenten zijn leeraar-lievend. „Herder en leeraar" is een titel die bij ons één begrip uitdrukt, en dat alle niet enkel „regeerende ouderlingen" omvat.

Dit denkbeeld is diep bij ons ingeworteld, en hangt rechtstreeks saam met onze opvatting, dat de leer-ouderlingen zijn Bedienaren des Woords; en alzoo in de eerste plaats leeraren of doctoren.

Gaat het nu aan, van het leeraarsambt ƒ een doctorsambt kerkrechtelijk te onderscheiden ?

Leeraar beteekent toch doctor, en doctor beteekent leer aar. Het latijn zegt niets, zoodra we op het oorspronkelijk teruggaan.

In de boveii aangehaalde woorden doet Dr. Bavinck dat zelf uitkomen. Alleen is het onverstaanbaar, hoe hij in die woorden van „doctoren" naast „leeraars en herders" kan spreken, daar toch doctor en leeraar kerkrechtelijk één woord en één begrip is.

Onderscheidt men daarentegen den doctor van den leeraar, dan verlaat men juist het erf van het kerkelijk instituut, gelijk dit krachtens Goddelijke ordinantie georganiseerd is, en treedt over op het erf der wetenschap, waar het begrip ambt, en dus ook het doctorsambt, geheel andere beduidenis heeft.

Neemt men daarentegen zeker doctorsambt onder de kerkelijke ambten op, en onderscheidt men dit van het ambt der herders, dan ontneemt men aan de predikanten onder ons juist datgene, wat hen dusver in onze Gereformeerde kerken een zoo eigenaardige plaats schonk als „herders en leeraars".

Er zullen dan voortaan enkel „herders" in de gemeenten zijn, en de aangestelden aan de School worden dan de eenige leeraars.

Men gevoelt, hier blijft nog iets onduidelijks, iets onzekers, iets in strijd met onze usantiën en tradition over.

Tot volkomen helderheid gebracht is de zaak nog niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Leeraarsambt.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1899

De Heraut | 4 Pagina's