Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten vcrantwoordelijkheid van de Redactie).

Gestichtsverpleging of gezinsverpleging voor zenuwlijders?

II.

Zoo ook de krankzinnige moeder; al getroostte zij het zich een tijdlang, de leiding van haar gezin en huishouden aan kinderen of anderen over te laten, zij zal bij oogenblikken hare macht willen hernemen, de leiding, die zij zoo noodig heeft, afstooten, en, onbewust van de gevolgen van haar waanzin, haar eigen gezin verwoesten. Zelfs bij jeugdigen van jaren gaat het 'niet. Ook al waren zij vroeger aan onderwerping gewoon, zoo ontwaren zij toch, dat de toon, waarop zij in hun abnormalen toestand behandeld worden; de heerschappij, die over hen wordt uitgeoefend; zoo verschillend is van de vroegere, dat zij als van zelf tot verzet en opstand geprikkeld worden. Zoo ooit, dan is het voor hen zoo waar en noodig: vreemde oogen dwingen het best. M. a. w.: het afstand moeten doen van zelfbeheer en autoriteit maakt de verpleging van krankzinnigen in eigen kring onmogelijk. Verpleging in gestichten is voor hen onvermijdelijk; en hceveel stof tot dank aan den Heere hebben wij dus niet, dat in ons vaderland de Christelijke liefde hare roeping heeft begrepen om die verpleging ter hand te nemen en in de krankzinnigengestichten getracht heeft, het gezinsleven zooveel mogelijk nabij te komen door het pavilloen systeem. Dat blijkt eene uitnemende uitwerking te hebben op vele dier lijders.

En nu onze hoofdvraag, tot welker beant woording het bovenstaande ter voorbereiding strekte: Welke verpleging zal voor onze zenuwlijders het doeltreffendst zijn: gestichts-of gezinsverpleging? Eene vraag, die in onze dagen zoo dringend is, nu aan eene zijde de hoop verlevendigd is. dat die zaak ter hand zal worden genomen, en aan de andere zijde de vraag om voorlichting en hulp al luider wordt, tenge-' volge van het schrikbarend toenemend getal patiënten. In alle standen der maatschappij (betrekkelijk in de hoogere het meest) neemt het getal der slachtoffers van de overdrevene spanning onzer maatschappij met den dag toe en wordt het hoog tijd de gevolgen van die misstanden met Christelijken moed onder de oogen te zien.

Ter beantwoording dier vraag zou het zeker noodig zijn, eene juiste omschrijving te geven van wat wij onder zenuwlijders hebben te verstaan; ook of er, en in hoeverre, verband bestaat tusschen die krankheid en krankzinnigheid; waar de grens gelegen is, die bepaalt, waar krankzinnigheid aanvangt, en meer andere vragen, wier beantwoording wij, leeken op wetenschappelijk terrein, overlaten aan onze geleerde psychiaters. Maar waar ook zij aan de ervaring hare beteekenis niet ontzeggen, dringt de liefde tot die patiënten ons, al vast, ook aan hun oordeel onze opmerkingen te onderwerpen. En dan is naar aanleiding van die gewaande of bestaande verwantschap aan krankzinnigheid onze eerste raadgeving: Laat den zenuwlijder nooit bemerken, dat gij voor hem vreest, dat hij tot krankzinnigheid zal vervallen; vermijd zelfs allen schijn daarvan. Er zijn er onder die patiënten, die zelve gevoelen, dat hunne overspanning hen tot abnormale handelingen zou drijven, die dus zelve reeds met zorg daarvoor vervuld zijn: tracht hun, zo mogelijk, die vrees te ontnemen. Niets staat hunne herstelling zoo in den weg, als juist de angst daarvoor, en alles moet dus aangewend worden, om hen te doen verstaan, zoo mogelijk te overtuigen, dat bij hen van krankzinnigheid geene sprake is. Zelfs zouden wij dezen regel doorgevoerd wenschen bij die patiënten, hij wie zich reeds een "idéé fixe" gevestigd heeft. Een niet ongewoon verschijnsel bij zenuwlijders, en dat ongetwijfeld reeds heenwijst naar abnormale werking der geestvermogens, maar dat bij verstandige leiding toch ook weder verdwijnen kan.

Waar bij krankzinnigen de gedachte aan herstelling vaak zeer verre, bij sommigen zelfs de toestand hopeloos is, daar moet bij zenuwlijders niet alleen de hoop op herstel zeer levendig worden gehouden, maar alles in hunne behandeling daarop zijn aangelegd. Overspanning is bijna altijd de oorzaak hunner krankheid, hetzij door te zwaren geestesarbeid, hetzij door de gejaagde overprikkeling in de concur rentie om het bestaan; of wel te sterke aandoeningen en gemoedsbewegingen, aangrijpende teleurstellingen en levensomstandigheden: alle oorzaken van krankheid, waartegenover rust het eerste en soms voldoende geneesmiddel is. Voor zenuwlijders is herstel zeer mogelijk onder den zegen des Heeren, en dat uitzicht op herstel moet hun steeds voor oogen gehouden worden, zoo mogelijk hunne ernstige medewerking daarin worden gewekt en aangewakkerd.

Door het, zoo als wij meenen, wegzinken hunner krachten, hebben zij eene sterke neiging tot apathie; moedeloos klagend en zuchtend, willen zij liefst zich bij de pakken lijdelijk nederleggcn, en daarom moet^ een eerste streven zijn, hunne aandacht af te takken van eigen persoon en kwalen, en te vestigen op andere personen en omstandigheden, en hunne belang stelling daarin op te wekken.

Om daartoe te geraken is verwijdering uit eigen kring beslist noodzakelijk. In eigen kring toch, hetzij dien van arbeid, hetzij van gezin, is de aanleiding tot hun ziekte opgekomen, en ook al kon men in dien kring de vereischte rust verschaffen, dan zou toch alles wat he omgeeft, eene gedurige heenwijzing en dus herinnering zijn aan wat hunne krankheid veroorzaakte, waardoor gedurig hunne herstelling zou worden belemmerd. Zij het dus om andere oor-. zaken dan bij krankzinnigen, maar ook de zenuwlijders kunnen niet, met hoop op goeden uitslag, in eigen kring verpleegd worden. Zelfs niet door eigene familiebetrekkingen in nieuwe kringen. Absoluut moet alles afgesneden worden, wat aan den vroegeren levenskring herinneren kan. Een geheel nieuwe kring moet voor hen gezocht worden, opdat aan hunne gedachten een geheel nieuwe loop worde gegeven. Zal er rust in hun gemoed, en dus kalmte in het zenuwleven, komen, dan moet tijdelijk voor goed met het oude worden gebroken. Da men bij zulk eene verplaatsing vooral lette op voor zenuwlijders gewenschte luchtstreken spreekt van zelf. Doch dit behoort meer tot he medisch terrein, waarop wij ons opzettelijk nie begeven.

Maar bij zulk eene overplaatsing drage men vooral zorg, dat zij gebracht worden in zulk kringen, die wat levenstoon en beschaving be treft, zooveel mogelijk overeenkomen met dien welken zij verlaten. B.v. een patient uit den hoogeren stand der maatschappij te brengen in een zeer eenvoudig, burgerlijk gezin, zou te groot contrast voor hem zijn, en gesteld zelfs zijn goeden wil, om zich daarin te schikken, eene inspanning, eene overwinning op zich zelven van hem vorderen, die vooral in den eersten tijd zijne gemoedsrust niet zou bevorderen. Wat eenigszins kan, moet aangewend worden, om hem zich zooveel mogelijk op zijn gemak te doen gevoelen. Niet, dat wij alle inspanning zouden afkeuren. Integendeel, die moet zelfs gezocht worden, maar dan zulk eene, die past aan zijne krachten, zijn aard en aanleg. Dat is juist een der geschiktste hulpmiddelen, om aan zijn gedachtengang eene andere richting te geven.

Dat die lijders moeten worden overgeplaatst in kringen, waar de rust in Jezus Christus gezocht en ook gekend wordt, gelijk ook de gave, om zich zelven te verloochenen, en zich te wijden aan zulke verpleging, zal onder Christenen wel geen betoog behoeven. De meest geoefende in humaniteit kan niet presteeren, wat een eenvoudig discipel des Heeren vermag, die door Zijn Geest wordt geleid. Genade schenkt vaak gaven, waaraan de wereld gansch vreemd blijft, ook voor de ziekenverpleging.

Op de vraag nu, of zulk eene verpleging het best in gestichten, of minstens even goed als in gewone gezinnen, kan geschieden, meenen wij beslist ontkennend te moeten antwoorden, en zulks om de volgende redenen.

Reeds de gedachte van in een gesticht geplaatst te worden, heeft voor menigen lijder iets afstootends. Dat moge voor een groot deel het gevolg zijn van het vroegere oordeel over gestichten, die meer aan eene kazerne deden denken dan aan een vriendelijk tehuis, ook doordat velen nog onbekend zijn met hetgeen de Christelijke opvatting en liefde in de hervorming van vele gestichten reeds heeft weten te bewerken; - het feit is niet te loochenen, dat de gedachte aan een gesticht afschrikt. Eer een patient daarover heen is, moet een geruime tijd verloopen.

Eene andere reden, waarom wij gestichtsver pleging voor zenuwlijders minder wenschelijk achten, is, dat zij tot op zekere hoogte van zelfstandig zelfbeheer moeten afzien. Dat is een onvermijdelijk gevolg van de inrichting der gestichten. De goede gang der zaken eischt eeii zich schikken naar de vastgestelde orde; de richtige verpleging stelt niet alleen levensregelen, , maar ook tal van verordeningen, die nageleefd moeten worden. De patiënten komen onder eene geregelde leiding, en moeten die leiding volgen. Nu zullen vele zenuwlijders zich daarin nog al schikken; het eigenaardige van hun toestand is, dat zij zich liever, machteloos als zij zich gevoelen, laten leiden, dan eigen wil uitspreken en doorzetten. Daartoe ontbreekt hun de noodige werkkracht.

Maar dat is juist, wat bij hen bestreden moet worden. Hebben zij leiding noodig, dan geschiede dat zoo bedektelijk, dat zij dat niet bemerken, en in de raeening gebracht worden, dat zij handelen naar eigen zin en wil. Voor hen is een eerste eisch, dat hunne veerkracht worde opgewekt of geprikkeld, om zelfstandig te handelen. Zij mogen zelfs het Vermoeden niet krijgen, dat een ander voor hen beslist, en hunne handelingen bepaalt. Daarom moeten zij (minstens voor zoover dat mogelijk is) de vrije beschikking houden over hun doen en laten. Het belemmert alle inspanning van eigen wilskracht, als hun die, zij het ook gedeeltelijk, ontnomen wordt. En het is juist het opwekken van die inspanning, waarop hoofdzakelijk moet worden aangestuurd.

Eene andere schaduwzijde van de gestichtsverpleging is de uitsluiting uit de maatschappij. Niet, dat een gesticht buiten de maatschappij staat, en daarvan afgesloten is, maar het ge stichtsleven staat op zichzelf; het kan niet medegaan in den gewonen maatschappelijken gang van zaken, en moet natuurlijk op hen, die daarin leven, den indruk maken, dat zij van de maatschappij zijn uitgesloten. En die opvatting mag de zenuwlijder niet hebben.

{Slot volgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's