Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diaconale ontheffing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diaconale ontheffing.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Amsterdam, 12 Januari 1900.

De stand der werklieden is verreweg het talrijkst. Het overlaten van de ouden van dagen, weduwen en weezen uit dézen stand aan de Diaconie, komt er dus op neer, dat in het ééne of andere geval op de Diaconie te leunen, regel wordt. Wat exceptie moest blijven, wordt het normale, het gewone. En dat juist maakt, dat de Diaconie haar te groote taak niet anders dan schriel en schraal vervullen kan. Men vergete toch niet, dat de Diaconie geen ander geld bezit dan gegeven geld. Noch ook, dat op die wijs de kerkleden, en onder hen zij die in beteren doen zijn, schier al den last alleen hebben te dragen. Iets wat daarom te onbillijker wordt, omdat ten onzent niemand verplicht is kerklid te zijn, en vaak de mannen van de grootste inkomens zich óf aan alle kerklidmaatschap, óf aan alle filantropie, dien naam waard, onttrekken. Moet nu in dien toestand verandering komen, dan ware het natuurlijk verreweg het meest gewenscht, dat de werkman zelf dezen misstand kon wegnemen, en wegnam, door zelf van zijn loon voor pensioen en weduwgeld te zorgen.

Twee wegen staan hem daarbij open: Sparen of assurantie.

In een vroegere periode werd steeds op het eerste aangedrongen. Vooral het Nut drong dien weg op. En metterdaad schuilen in het sparen behoudende krachten, die, mits het idealer tegenwicht niet ontbreke, sociaal uitnemend werken kunnen; maar ontkend mag niet worden, dat het sparen evenzoo hoogst verkeerde eigenschappen kan kwee­ ken. En wat alles afdoet: Sparen helpt den werkman voor het thans besproken doel niet.

Sparen is uitstekend, om een penning over te hebben in dagen van werkeloosheid ; om in dagen van bijzonder hooge verdiensten op den én schraler én duurder winter bedacht te zijn; om wat te hebben voor bijzondere uitgaven in huwelijk of opvoeding; om, kon gezegd, te voorzien in de extra-uitgaven, waartoe het leven door leed en vreugd noopt of uitlokt.

Zulk sparen beoogt dan het bijeenbrengen van een kleine som; en over drie, vier jaren verdeeld^ en per week opgelegd, is die som dan bereikbaar.

Maar sparen helpt niet voor weduwen weezen, noch voor het pensioen.

Zal een weduwe, zeg met vier kinderen, redelijk bestaan kunnen, dan heeft ze minstens ƒ 5 per week, d. i. ƒ 260 per jaar noodig, en dat eischt, bij gewone belegging, een som van tusschen de 5 a ƒ6000. Die som nu is met wekelijksche besparing, zelfs van ƒ i, niet bereikbaar, ook al leefde de man lang genoeg, om dertig jaren het sparen geregeld vol te houden.

Maar nu is vooreerst dat geregeld sparen lang niet altoos mogelijk. Dagen van werkeloosheid, van ziekte, van kraam enz. storen het. En in de tweede plaats wat baat zulk sparen, waar het weduwgeld reeds over twee, drie jaren noodig kan zijn.?

Het is daarom voor tegenspraak niet wel vatbaar, dat assurantie het eenig doeltreffend middel is. Dan valt het onzekere van de sterftekans weg, is de bijdrage zoo klein, dat ze geregeld kan doorgaan, en wordt het leed gezamenlijk gedragen.

Kan nu, zoo komt de vraag te staan, een werkman, jong beginnende, zelf in de penningen, noodig voor assurantie van pensioen en weduwengeld, voorzien?

Onmogelijk schijnt dat niet.

Een jongman op i8-jarigen leeftijd beginnende, kan zich tegen zijn 65ste jaar een pensioen van ƒ 3.50 verzekeren door op eenmaal ƒ 170.77 te storten, of door jaarlijks ƒ 9.01 te betalen. En ook, trouwende op 33-jarigen leeftijd, met een even jonge vrouw, verzekert hij haar een weduwgeld van ƒ 4 per week door een jaarpremie van ƒ48.86. Hij is dus misschien wel in staat, zeg op zijn 20ste jaar de koopsom van zijn pensioen te storten, €ie dan een ƒ 200 bedraagt; en, door voorts per week ƒ i te betalen, heeft hij ook aan zijn weduwe eventueel een redelijk weduwengeld verzekerd.

Toch is reeds deze bijdrage zeer zwaar

Op een weekgeld van ƒ 10 gerekend, is het één tiende van het inkomen. Het is dus, alsof iemand van ƒ 2000 tractement, 'sjaars ƒ 200 moet betalen. Doch aangenomen dat dit kan, zoo helpt het althans niet voor wie minder weekloon heeft. En wat het ergst is, alleen de zeer voorzichtigen en bedachtzamen beginnen jong genoeg, terwijl wie later pas begint, veel hooger premie zou moeten betalen. Houdt men nu in het oog, dat bovendien ve'.en in hun jonge jaren schier al hun geld moeten afstaan aan het ouderlijk gezin, en dat het bijeenbrengen van het geld voor huwelijksbenoodigdheden soms reeds zware inspanning eischt, dan is het duidelijk, dat de Diaconie op dien uitweg geen baat vindt.

Ze zou enkele „partijen", gelijk men het noemt, minder krijgen, maar de groote massa zou haar blijven drukken.

Geholpen is zij daarom dan eerst, zoo de assurantie regel voor allen wordt, en indien de noodige maatregelen worden genomen, om de assurantie voor allen én mogelijk én zeker te maken. En juist dit laatste is alleen denkbaar door een maatregel van Staatswege. Alleen indien de landswet de beide assuranties verplichtend stelt en mogelijk maakt, zal de armoede als normaal verschijnsel onder de arbeidersfamilies de wereld uitraken, en zal de Diaconie haar krachten kunnen wijden aan haar eigenlijke, d. i. exceptioneele, taak.

Hoe dit nu moet geschikt en geregeld worden, is een vraagstuk van eigen onderzoek, dat hier niet thuis hoort.

De meest gewenschte toestand ware natuurlijk, dat de werkman zelf onder de verplichting tot assurantie werd gebracht, en dat zijn middelen hem in staat stelden, zich van deze verplichting te kwijten. Zoo bleef hij vrij man, levende uit eigen verdiensten tot zijn dood toe. Reeds met twee cent loonsverhooging per uur ware dit bereikbaar ; maar juist die loonsverhooging laat zich niet dwingen, zoolaiig de markt internationaal is, en de wet van het land niet buiten de grenzen van het land werken kan.

Doch dit vraagstuk overlatende aan behandehng op zijn eigen terrein, is het dan toch duidelijk, dat een Diaconie er het hoogste belang bij heeft, om zoo spoedig mogelijk zulk een algemeene regeling in werking te zien treden, en zulks wel voor beide belangen.

Niet enkel voor het pensioen, maar ook voor het weduwengeld. Anders helpt ge slechts half.

De man blijft leven of niet leven.

Blijft hij leven, dan heeft hij pensioen noodig. Blijft hij niet leven, dan moet er een inkomen voor zijn weduwe zijn, met insluiting van zijn weezen.

Ontstaat er behoefte aan weduwengeld, dan valt het pensioen weg. Krijgt hij pensioen, ' dan is er geen weduwengeld noodig, anders dan tot zeer klein bedrag.

Die f wee hangen onderling saam; en eerst door in beide te voorzien, redt ge den werkenden stand uit zijn ellende. Het komt ons daarom geraden voor, dat de Diaconieën op beide gelijkelijk nadruk leggen. Haar althans voegt het niet, het belang der weduwen en weezen achter te stellen.

Ook al ware er dus geen beweging in die richting gaande, dan nog zou het o. i. op den weg der Diaconieën liggen, deze zaak bij de Overheid des lands aan te dringen.

Maar nu er eenmaal een sterke strooming gaat, om althans tot pensioenregeling te komen, zouden de Diaconieën o. i. in plichtsbetrachting te kort schieten, zoo ze ten deze het stilzwijgen bewaarden, en ook niet haar stem lieten hooren.

Het is haar roeping én in het belang van de armen, én in het belang van haar eigen heilig ambt, om deze zaak aan de Overheid op het hart te binden en de beweging, die gaande is, zoo krachtig mogelijk te steunen.

Doet ze dit niet, houdt ze zich er buiten, dan kan haar het verwijt niet ontgaan, dat ze ten onrechte vrede heeft gehad met den tegenwoordigen, voor haar onhoudbaren toestand; dat ze een schoone gelegenheid om op beter terrein te komen, ongebruikt heeft laten voorbijgaan; en dat ze voor zeer ernstige belangen van de armen te rechter tijd noch oog noch hart heeft gehad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Diaconale ontheffing.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's