Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Uit het lichaam dezes doods.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Uit het lichaam dezes doods.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ellendig mensch! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods ? Rom. 7 : 24.

Gelooft ge aan het plaatshekleedend karakter van het lijden en sterven van Jezus?

Belijdt ge met stillen dank dat het lijden, dat naar Gods rechtvaardig oordeel op u had moeten aankomen, voor u door Jezus is gedragen, zoodat gij het niet droegt, noch draagt, noch eeuwiglijk dragen zult? En belijdt ge zoo ook, dat de dood, dien gij verdiend hadt, door Jezus in nw plaats ondergaan is, zoodat hij stierf voor u, en alzoo stierf dien dood dien gij hadt moeten sterven?

Zoo ja, hoe komt het dan, dat gij toch ook sterft? Zoo de borg betaalt, betaalt toch hij, die den borg stelde, zelf niet. Eenzelfde straf wordt toch niet tweemaal afgevergd. Van nature en naar Gods scheppingsordinantie zoudt ge niet gestorven zijn, maar zonder dood en zonder sterven in hooger heerlijkheid zijn veranderd. Toen is om en door de zonde de dood als straf voor die zonde in de wereld gekomen. Daardoor alleen. Enkel als straf. Heeft nu Jezus die straf van het sterven, die straf van den dood, voor u gedragen, — en dat gelooft ge — volgt daaruit dan niet, dat gij dan van dien dood ook af zijt, dat die dood op u geen recht meer heeft, en dat gij, als die dood ook bij u aanklopt, hem af kunt wijzen met den kwijtbrief, die toont hoe Ujde7i noch sterven meer voor uw rekening komt, overmits die beide door Jezus voor u en in uw plaats voldaan zijn ?

De dood is dan ook, volgens de Heilige Schrift, door meer dan één van Gods heiligen niet ondergaan. Van Henoch staat geschreven, niet dat hij stierf, gelijk de overige patriarchen, maar dat God hem wegnam, en dat hij dientengevolge er niet meer was. Ook van Elia lezen we, dat hij opvoer in vurige wagenen met vurige paarden. Jezus sprak tot Petrus van Johannes: Indien ik wil, dat hij blijve, totdat ik kome, wat gaat het u aan ? Een zeggen, wat evenzoo de mogelijkheid stelt van een zonder sterven overgaan in de heerlijkheid. En de apostel zegt ons niet alleen op de meest stellige wijze, dat zij, die Jezus belijden zullen in de ure als hij wederkomt, niet sterven zullen, maar veranderd zullen worden, doch laat tevens duidelijk doorstralen, dat hij het, o, zoo heerlijk zou hebben gevonden, indien aan hemzelven dat hooge voorrecht ware ten deel gevallen.

Naar het plaatshekleedend sterven van Jezus zou het zoo moeten; uit wat we aanhaalden, blijkt dat het kan. En zoo is de vraag van den Heidelberger niet te ontwijken: Indien dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het dat wij nochtans ook zelven sterven? En nog steeds is op die vraag geen juister antwoord gevonden dan wat de Heidelberger zelf er op geeft: Onze dood is geen betaling voor onze zonde, wel een afsterven van de zonde, en de doorgang tot het eeuwig leven.

Het blijkt hieruit duidelijk, dat wie in zijn Heere en Heiland ontslaapt, niet den „dood ster f f' in den zin van Gen. Il : 17, en dus ook niet den dood sterft zoo als Jezus dien op Golgotha gestorven is, ja ook niet den dood sterft zoo als die ondergaan wordt door wie wegsterft buiten Jezus.

In Gen. II : 17 wordt de dood bedreigd als een straf, als de wezenlijke betaling voor de zonde. Op Golgotha is Jezus den dood als straf, en dus eveneens als de betaling voor de zonde, gestorven. En nu nog ondergaat een iegelijk die buiten Jezus sterft, den dood evenzoo als een straf, en derhalve als een betaling voor zijn eigen zonde.

In eenzelfde ziekenzaal kunnen op hetzelfde oogenblik twee kranken sterven, dat toch het sterven van den één heel iets anders is dan het sterven van dien ander.

Voor den één zijn straf, die vreeslijke betaling van zijn zonde, die nu een aanvang neemt; en voor den ander een heerlijke genade Gods en zijn doorgang tot het eeuwige leven.

Dat schijnt dan wel hetzelfde, maar het is niet hetzelfde.

Ze gaan wel beide door eenzelfde poort, maar nauwlijks zijn ze die poort door, of achter die poort loopen de twee wegen ganschelijk uiteen. De ééne weg gaat naar beneden in den eeuwigen dood, en de andere weg gaat den rechtvaardige naar boven, naar het heilig Sion Gods.

En dat we ons hierin zoo telkens vergissen, komt alleen daar vandaan, dat we het ^«'< ? « z'tfw den geest voor het eigenlijke sterven, voor den wezenlijken dood aanzien.

De eigenlijke dood begint pas na het sterven. De dood is met het sterven niet uit, maar het geven van den geest is voor den ver lorene slechts de eerste schrede, die hij op het pad naar den eeuwigen dood zet. De dood breidt zich achter de poorte van het sterven eindeloos in de eeuwige diepte uit.

En het verschil is derhalve geen minder dan dit, dat wie ontslaapt in zijn Heer en Heiland, wei de poort van het sterven doorgaat, maar nooit in den dood komt, terwijl wie sterft buiten Jezus terstond na zijn sterven langs het hellend pad van den dood wegzinkt, om eeuwiglijk een prooi van dien dood te blijven, en zonder ooit meer uit de banden van den dood te kunnen loskomen..

Dat Jezus zelf die banden van den eeuwigen dood losbrak, danken we aan zijn Goddelijke natuur. Maar alwie mensch, en niets dan mensch is, kan, eenmaal in den dood verzonken, nooit meer uit den dood loskomen.

Daarom nu sterven de verlosten des Heeren wel, maar zonder ooit één oogenblik in de macht des doods te komen.

Zoo als ze sterven, gaan ze niet links in de diepte des doods, maar rechts het hooge pad des levens op.

Het geven van den geest, het uitblazen van den laatsten adem, is voor hen niets dan het doorgaan van de poort, die uit deze wereld naar de wereld die bij God is, leidt, en alzoo voor wie in Jezus sterven mag, niets dan een doorgang tot het eeuwige leven.

Ge moogt het sterven van Jezus dan ook nooit bij uw eigen sterven vergelijken.

Voor Jezus was het sterven even vreeslijk als het heerlijk voor u is.

Eens de poorte door, moest Jezus het pad links af naar beneden, in de diepte van den eeuwigen dood.

Ware Jezus' sterven niet anders geweest dan uw sterven, zoo zou zijn ziel niet hebben gebeefd, gelijk in Gethsemané, maar zou hij, veel heerlijker nog dan het liefste kind van God. op aarde, juichend en jubelend, het sterven zijn tegengegaan.

De lijdensweg zou dan voor hem niet een weg van bloed en tranen, maar één triomftocht zijn geweest. Een heengaan uit deze wereld naar de wereld daarboven. Een ontkomen aan de beklemdheid van dit leven, om in de vrijheid en heerlijkheid van Gods kinderen in te gaan.

Maar zoo was het voor Jezus niet.

Jezus stierf niet slechts, maar hij stierf den dood. Wat in Gen. 2 : 17 staat: an zult gij den dood sterven, dat is het wat op uw Heiland is neergekomen. Hij gaf niet maar den geest, maar hij onderging de straffe des doods, opdat die straffe des doods u nimmermeer genaken zou.

Hij ging niet door het sterven den hemel binnen, maar daalde, na zijn sterven, in de diepte van den eeuwigen dood neder. En eerst na in die diepte van den eeuwigen dood verzonken te zijn, is hij, dank de onverwinnelijke kracht zijner Goddelijke natuur, weer opgeklommen, en in het Paradijs ingegaan, om uit dat Paradijs, door zijn opstanding, naar deze wereld terug te keeren, en eerst veertig dagen daarna van den Olijtberg ten hemel in te gaan.

Dat voor ons de doorgang naar het eeuwige leven nochtans door de poorte van het sterven gaat, is dan ook alleen daaruit te verklaren, dat we geen op onszelf staande wezens zijn, maar in verband staan met heel het menschelijk geslacht.

Eerst dan als dat menschelijk geslacht ten einde loopt, en Jezus wederkomt, zal die poorte kunnen gemeden worden. Dan gaan Gods heiligen zonder sterven de eeuwigheid in.

Maar zoolang de menschelijke alheid nog niet in al haar geslachten geboren is, en er nog nieuwe geslachten komen moeten, duurt de historie hier op aarde voort, is het leven hier op aarde nog niet afgeloopen, en moet dus wie ten eeuwigen leven zal ingaan, uit dit leven worden uitgeleid, van de levenden geheel worden afgescheiden, deze wereld voor een tijd vaarwel zeggen, en daartoe zijn lichaam afschudden, om nu, van het lichaam dezes doods vrijgemaakt, alvast, en in afwachting van wat daarna komt, ten hemel in te gaan.

Anders zou hij op aarde moeten blijven, en wachten tot het laatste kind op aarde geboren was, en de historie een einde nam.

Hij zou hier op aarde moeten blijven al den tijd tot aan de wederkomst des Heeren.

En dit nu spaart de Heere zijn heiligen.

Hij weet, dat dit eindelooze hier op aarde blijven, hun een ondragelijke last zou worden.

Hij weet, dat zijn heiligen hier op aarde nog door allerlei zonde en ellende gekweld worden. En dat ze in de ziel een heimwee dragen, om uit dien min-heiligen toestand verlost te worden.

Hij hoort dat diepe'roepen, dat nu en dan uit de ziel van elk geloovige opklimt: „Ik ellendig mensch! wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods.”

En daarom roept Hij ze af. Daarom maakt Hij aan dien toestand voor hen een einde. Daarom laat Hij ze niet wachten, maar laat ze nu alvast in zijn hemel binnen, opdat ze daar, veel heerlijker dan op deze aarde, de wederkomst des Heeren verbeiden kunnen.

En al gaat dit door het sterven, dat sterven maakt Hij hun zacht, voor elke aanraking met den eigenlijken dood vrijwaart Hij hen, en zijn engelen wachten hen aan de andere zijde der poorte op, om hen in het Vaderhuis binnen te dragen.

Vandaar dat voor de geloovigen zulk sterven een genade is geworden.

Een genade, waarom ze hier op aarde reeds naar God roepen. Maar zeer zeker een genade, waarvoor ze Hem, bij hun binnentreden in zijn hemel, vuriglijk danken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Uit het lichaam dezes doods.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's