Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De taak der toekomst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taak der toekomst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

Amsterdam, 26 Januari 1900.

Hooren we thans de bedenkingen, die tegen hetgeen we aan onze kerken als eisch stellen, worden ingebracht.

Ongetwijfeld, zoo luidt de eerste bedenking, moeten de kerken tegen de dwalingen van eiken tijd en van elke eeuw optreden, voor zoover die dwalingen de Waarheid Gods te na komen. Dat zijn ze verschuldigd aan Hem, wiens die Waarheid is, aan zich-zelvenj, als] die deze Waarheid belijden, en aan de wereld, die door haar verzet tegen die Waarheid een oordeel over zich haalt. Alleen maar, daar is volstrekt noch wijziging, noch ampliatie, noch herziening der Belijdenis of van den Catechismus voor noodig. Wat gij wenscht dat aan de Formulieren zal worden toegevoegd, zit in die Formulieren reeds in.

Ongetwijfeld. Dat alles zit er ook in. Maar is daarmee de door ons gestelde eisch afgewezen?

Zult ge dan zoo ook tot den landman zeggen: Spaar u de moeite van het uitzaaien van uw zaadkoren. In dat zaadkoren van een vorig jaar, zit halm, aire en graan reeds kiemsgewijze in ?

Of voelt ge dan niet, dat wie zoo spreekt, der vaderen doen op de Dordtsche Synode van 1618/9 ten eenenmale veroordeelt? Zij toch voegden aan de belijdenis een stel van vijf nieuwe hoofdstukken toe, waarin eerst thetisch en daarna antithetisch gehandeld werd: i". van de verkiezing en verwerping, 2". van den dood van Christus, 30. van de verdorvenheid des menschen, 4". van de bekeering en 5". van de volharding der heiligen.

Zaten ook soms deze vijf leerstukken niet in de Belijdenis, niet in den Heidelberger in? Valt er één oogenblik aan te denken, dat niet elk leeraar u terstond elk dezer vijf stukken in Belijdenis en Catechismus zou weten aan te wijzen ? Niet allen zoo afzonderlijk en niet zoo opzettelijk en niet zoo breed, elk dezer vijf punten, het is zoo. Maar ze zaten er dan toch reeds heel anders in, dan de appelboom in het appelpitje, dat op uw bord spat, of zelfs dan de halm in de graankorrel. Er was van elk dezer vijf leerstukken ia Belijdenis en Catechismus reeds heel wat uitgebot te zien.

Zou men nu daarom tot onze vaderen van 1619 hebben moeten zeggen: Gij onverstandigen en tragen van hart om te verstaan al wat in uw Belijdenis reeds inzat! Al wat ge kwaamt aandragen, was er reeds. Ge verloort u in onnoodige drukte. Ge beroerdet de kerken om niet. Neemt ze terug uw fraaie Canones. Voor wie niet ziender oogen blind is, en lezen wil wat er inzit, is onze schoone Belijdenis en evenzoo onze fraaie Catechismus volkomen voldoende en genoegzaam.

Zoo hebben de kerken toen tiiet gesproken. En zij, die nu om wat liefs willen zouden, dat die Canones in de pen waren gebleven, zijn niet de Gereformeerde broederen, maar juist zij die nog altoos loopen achter den beschimmelden Armijn.

Hoe zou deze tegenwerping ook steek houden ?

Ge kent den man van het stuivertje.

Hij was ten slotte zoo wijs in de concentratie van zijn belijdenis geworden, dat hij zijn heele geloof wel op een stuivertje kon schrijven.

En tegenover hen, die deze bedenking opwerpen, heeft de man van het stuivertje volkomen gelijk en is alleen hij de consequente.

Zoo het ons te doen is om de zaadkorrel, waar het alles inzit, en niet om halmen en airen die er uit opschoten, dan zijn onze drie Formulieren reeds veel te breed. Dan moet ge van de canones van Dordt op de 37 artikelen; van de 37 artikelen op de 12 artikelen, van de 12 artikelen op de Doopsformule teruggaan. En zelfs kunt ge dan van de Doopsformule teruggaan op den enkelen naam van God Drie'éenig. Want metterdaad, in dien éénen Naam zit alles in. En dan wint het de man van het stuivertje. Dit toch zou op een stuivertje gaan.

Ge moet dus wel weten wat ge wilt.

Ge moet voor uzelven beslissen en uitmaken, wat ge onder de Belijdenis der kerken verstaat. Om verder te komen, moet het vaststaan, of de Belijdenis der kerken een belijdenis in de kleinst mogelijke kiem, of wel een in tak en blad en vrucht uitgegroeide belijdenis moet zijn.

Nu toont het verleden, dat onze vaderen van zulk een belijdenis in kiem niets wilden weten. Dat ze integendeel een uitgewerkte belijdenis bedoelden. En dat ze, zoodra de opkomende dwalingen daartoe noodzaakten, hun belijdenis steeds verder uitwerkten. Alleen zoodoende kwamen ze van de 12 artikelen op de 37 artikelen, en van de 37 artikelen op de Canones van Dordt, en later nog op Walchersche artikelen.

Van die kiem-belijdenis waren daarentegen steeds zij de voorstanders, die of in het mystiek-onbestemde zich terugtrokken, of ook rationalisten die van geen belijdenis weten wilden, om allerlei dwaling binnen te loodsen.

En dit ligt ook in den aard der zaak.

Hoe minder de kerken zich uitspreken, hoe meer ze hun belijdenis in de kiem houden, des te minder komt het onderscheid tusschen waarheid en dwaling uit.

Schrap uit uw Belijdenis de artikelen over de Heilige Schrift, en belijd niet anders dan dat we in de Heilige Schrift een Godswoord hebben, en ge zult zóó geen loochenaar der Schrift vinden, of hij zal met uw kiem-formule meegaan, en zich redden met de verklaring, dat er zeer zeker in de Heilige Schrift, gelijk in tal van andere geschriften, een woord staat dat waar is, en dus een Godswoord mag heeten. Heb uw naaste lief! Zeer zeker is dat een woord Gods, en het staat o. m. ook in de Schrift.

Schrap uit uw Belijdenis de breed uitgewerkte artikelen over den Christus, en vervang die door de kiem-belijdenis: Jesus onze Heiland, en zóó vindt ge geen loochenaar van den Christus, of hij gaat met die belijdenis meê. Of moet niet onder de velen die der menschheid ten zegen zijn geweest, óók Jezus genoemd worden? Zijn er niet invloeden ten goede, heiligende invloeden óók van Jezus uitgegaan?

Zoo konden we voortgaan. Maar waarom meer ? Of voelt ge niet terstond, dat op die wijs hét denkbeeld zelf van Belijdenis vernietigd wordt?

Belijdenis is wat u in moeite, in strijd met anderen, en als het moet in lijden brengt. Dat komt daar van daan, dat gij belijdt wat anderen loochenen. Dat ge hun verwijt, dat ze de waarheid tegenstaan, en hen deswege schuldig stelt. En nu door hen zoo ze de macht daartoe hebben, om uw wakkere en machtige, maar voor hen hinderlijke, belijdenis vervolgd wordt.

En hoe zou dat nu kunnen, als ge u niet uitspreekt, maar u terugtrekt in zulk een algemeen woord, waar niemand iets tegen heeft, en waar ieder mee medegaat?

Het zaad van een distel en een myrth kunt ge rustig in uw land naast elkander leggen, en de distel doet aan de myrth niets. En eerst dan ais distel en myrth zijn opgeschoten, dan ontstaat de strijd en poogt de distel met zijn scherpe doornen den myrth dood te drukken.

Belijdenis is een daad van het bewustzijn. Niet van een bewustzijn dat nog slaapt. Maar van een bewustzijn, dat helder wakker is geworden, en zich daarom klaar en helder op alle punten thuis voelt, en de tegenstellingen inziet, en die uitspreekt. Belijdenis is altoos een aannemen van het een en het verwerpen van het ander

Al geven we dus voetstoots toe, dat er noch in het Pantheïsme, noch in de Evolutie, noch in het Modernisme, noch in de Ethische, noch in de Ritschliaansche dwa­ ling ook maar iets opkwam, waartegen ge in onze Formulieren geen verweer vindt, zoo e het er uithaalt, - toch mag geen oogenblik worden vastgehouden aan de voorstelling, alsof deswege de kerken zich van het verder uitwerken van haar Belijdenis tegenover die thans heerschende dwalingen ontslagen mochten achten.

Het zit er in, en het komt er uit, zoo gij het er uit afleidt en het er uithaalt, ongetwijfeld; maar doe dat dan ook. Haal het er uit. Breng het er uit te voorschijn. Laat het zien, en toon het. Doch dan zult ge juist gedaan hebben, wat wij als plicht stelden. Dan zult ge uw Formulieren hebben verbreed.

Of zeg ons, wie heeft het recht tot dit uithalen van wat er in zit?

Moet gij dit doen? Komt dit aan A of B toe? Is het u te doen, om te weten wat A of B tusschen de regels leest? Of komt het er niet juist op aan, te weten, wat de kerken, als daartoe in haar ambt bevoegd en gelast, als inhoud van uw Belijdenis vaststellen?

En indien het laatste, is het dan niet klaar als de dag, dat de kerken, als dit noodig is, den verborgen inhoud van haar Belijdenis nader aan het licht hebben te brengen; dat zij alleen daartoe gerechtigd en bekwaam zijn, en dat niet deze of die voorganger, maar alleen de kerken in wettige Synode vergaderd, het recht hebben om de leerstukken vast te stellen?

Staat het dus vast, dat wel alles in onze Formulieren inzit, maar dat hetgeen onze eeuw noodig heeft, er nog uit moet gehaald en te voorschijn moet gebracht worden, — volgt hieruit dan niet rechtstreeks, dat dit de taak en de roeping der kerken is; en wat is hiermee nu anders gezegd, dan juist datzelfde wat wij aan de kerken als haar taak, met het oog op de toekomst, op het hart bonden?

Hierbij komt nog iets anders.

Wat we ter sprake brachten, is de roeping der kerken tegenover de wereld.

En wat baat het u nu met het oog hierop, of ge al een belijdenis hebt, waarin wat de wereld noodig heeft, verborgen inzit, indien ieder het er zelf nog eerst uit moet halen ?

Denkt ge soms dat de wereld dit zelve doen zal?

Merkt ge er ook maar iets van, dat ze uw Formulieren raadpleegt, en er mee rekent als in de dagen onzer vaderen? Denkt ge, dat zij zal onderzoeken, of er ook nog meer inzit, dan er is uitgesproten? Waant ge, dat zij er dat zelve uit zal halen?

Ge weet beter.

Doch dan volgt ook hieruit, dat de kerken het om Christus wille aan de wereld verschuldigd zijn, wat er inzit, in zoo duidelijke taal uit te spreken, dat de wereld de tegenstelling voelt en voelen kan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

De taak der toekomst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's