Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Het oordeel in Chrif telijke kringen over den oorlog van Engeland met de Z.-A. Republieken. Het is opmerkelijk, hoe in Duitschland in Christelijke kringen de gedachten omtrent de Transvaalsche Boeren veranderd zijn.

In de Allgem.Ev. Luth. Kirchenz. kon men eenige maanden geleden artikelen lezen, waarin de Boeren voorgesteld werden als tegenstanders van de Zending, als menschen die wel een doode rechtzinnigheid zijn toegedaan, doch wien het over het algemeen aan oprechte Godsvrucht ontbreekt. Sedert heeft men een anderen kijk op de dingen gekregen. Een Duitsch zendeling, die 40 jaren lang in de Transvaalsche Republiek gearbeid heeft, schreef, dat hij nooit in zijn arbeid gehinderd werd door de burgers, en liet zich overigens zeer sympathiek over onze stamverwanten in Zuid-Afrika uit. Dit schrijven-werd in ons blad opgenomen, en uit andere uitlatingen kon men merken dat men in Duitsche Christelijke kringen de toestanden in de Zuid-Afrikaansche Republieken niet langer door een Engelschen bril wilde bezien. Er kwa men in de Allgem. Ev. Luth. Kztg. artikelen voor, waaruit het duidelijk bleek dat men veel gevoelde voor het kleine, maar moedige volk, dat biddende ten strijde was getogen.

De redactie ontving nu een anonieme briefkaart uit Glasgow, waarin datgene wat in het blad over Transvaal gestaan had voor „leugens" werd verklaard. Een andere briefkaart ontving de redactie uit Engeland, waarin de gedachte werd geopperd dat zij door president Krüger was omgekocht om „leugens" omtrent Transvaal te verspreiden.

Naar aanleiding van die verdachtmaking zegt de redactie, dat zij uit het feit dat de schrijver haar blad leest, besluit dat deze tot de Christelijke kringen van Engeland behoort. Daaruit is te zien, tot welk een diepte het vroeger zoo geroemde Engelsche Christendom gezonken is. Immers gelijk de schrijvers van de briefkaarten zich uitdrukten, denken er velen. „Er is dus ook bij het Christenvolk van Engeland geen tot zich zelven komen, geen buigen voor de vreeselijke Godsgerichten, die thans over het land gekomen zijn, maar zelfverheffing en laster. De geheele Christelijke wereld staat met gevouwen handen voor hetgeen er in Zuid-Afrika plaats heeft, waar de berekeningen van veldheeren, geoefend in den krijg, tot schande geworden zijn en groote, welgewapende legers door eenvoudige vrome boeren zijn weggemaaid. Alles doet den trots en de vermetelheid der Engelsche aanvoerders kennen — wij zullen niet teruggaan, zeide generaal Duller vóór den slag bij de Toegela — en daarentegen de ootmoed en het weifelen der boeren tegenover de geweldige legermachten, hoewel zij niet versaagden, maar dag en nacht tot God om bijstand riepen en al hun betrouwen op Hem stelden. En hoe God voor hen uittoog, hunne eenvoudige aanvoerders met bewonderenswaardige wijsheid en scherpzinnigheid begaafde en de harten van hunne menschen met leeuwenmoed vervulde, zoodat zij den eenen slag na den anderen wonnen, en thans nog bij het bloedige veld van den Toegela een glorierijke overwinning behaalden. „Dat is niet menschenwerk, " zeide reeds de oude Krüger, toen hem de tijding van de overwinning bij Colenso ge bracht werd. Dat is Gods vinger, zoo zegt men door de geheele Christenheid, en zij bidt en erkent, dat hier een krachtige sprake Gods komt tot alle volken, dat Hij nog de oude God is, die door velen en door weinigen helpen kan, en dat niet paarden en wagens de overwinning geven, maar Hij die het lot der volken in zijne weegschaal hondt, en de zege aan hen geeft, die op Hem vertrouwen. Wanneer men voor dat alles in wereidsche kringen van Engeland blind is, wanneer men, onvatbaar voor alle boetvaardigheid, verwaten op den geldbuidel slaat en verwaten om de uitzending van nog 50, 000 soldaten en nog eens 50, 000 soldaten roept, om de boeren ten slotte tot rede te brengen, hunne vestingen te slechten en ze te ontwapenen, gelijk men met Indië deed, dan kan ons dit niet verwonderen. Maar dat men ook in Christelijke kringen niet erkent: God strijdt tegen Engeland en zegent de gebeden en de wapenen der boeren; dat men de oogen voor de zonden sluit, waardoor Engeland zich het gericht op den hals gehaald heeft, en telkens weer opnieuw op den hals haalt; dat is een van de bedenkelijkste verschijnselen in dezen oorlog. Wanneer het zout smakeloos geworden is, waarmede zal men zouten? Wie zal nu den arm Gods tegenhouden, die dreigend tegen Engelands macht is opgeheven, terwijl geen Mozes noch Samuel boetvaardig voor de zonde des volks bidt? Er is een geest der verblinding over het gansche land uitgegoten, gelijk nog ooit te voren.”

Aldus de redactie van de Alg. E. L. A'. Wij nderschrijven dit oordeel; alleen willen wij operken, dat Christenen als een S'ead en andeen, het wel degelijk uitspreken, dat de oorlog n Zuid-Afrika eene zonde is van het Engelsche olk en van de Engelsche Overheid. Maar al te einig wordt de toon vernomen, dat de zonde an de kapitalisten en de zonde van de staatsieden, die eene imperiahstische politiek dreen, ook de schuld is van het, ja in de erste plaats de schuld, van het Christenvolk. oen de heiligheid des Heeren en de zonde es volks voor den geest van den profeet Jesaia erden gebracht, riep deze Godsmanuit; „Wee ij, want ik verga, omdat ik een man van oneine lippen ben en woon te midden van een d r g i k z b d a d h s o l b w volk dat onrein van lippen is, want mijne oogen hebben den Heere der heirscharen gezien." De profeet verstond het dus goed, dat de zonde van het Joodsche volk mede zijne zonde was.

Eenmaal was het in Engeland anders, toen het namelijk vóór 125 jaren in een oorlog met de Amerikaansche koloniën, die zich vrij wilden vechten, gewikkeld was. Toen kon de stem van het Woord Gods in het Parlement duidelijk gehoord worden. Niemand minder dan de staatsman Pitt (lord Chattam) ried toen aan om vrede te maken, en betoogde dat de Amerikanen recht op vrijheid hadden. En toen lord Suffolk ried om de Indianen in den oorlog tegen de Amerikanen aan te wenden, „omdai men alle middelen moest gebruiken, die God en de natuur in handen gegeven hadden, " toen verhief zich Pitt nog eenmaal van zijn zetel en hield eene krachtige rede. Hij verklaarde zich vernederd te gevoelen een dergelijke taal in het Huis te moeten hooren. Hij wilde niet onderzoeken, welke voorstellingen de edele lord omtrent God en de natuur had, maar hij moest de uitgesproken beginselen in naam der religie en in naam der menschelijkheid als afschuwelijk brandmerken. „De sanctie Gods en der natuur over de moorden van het Indiaansche scalpeermes inroepen, de vernielwoede van bloeddorstige wilden gebruiken tegen onschuldigen, is in strijd met alle moraal, met alle gevoel van humaniteit, met alle eergevoel. Deze afschuwelijke beginselen moeten op het scherpst veroordeeld worden. Pitt beriep zich op het godsdienstig gevoel van de leden van het Hoogerhuis en van de bisschoppen, om Engeland voor dat brandmerk te bewaren; de lords moesten de waardigheid van hunne voorouders en hunne eigene waardigheid bedenken; de eer des lands, de geest der constitutie moet zich tegen het ontzettende voornemen verzetten. „Van de behangsels dezer wanden, " zoo riep Pitt uit, „'.ien de voorvaderen van de edele Lords met tegenzin op de schande des lands De onbarmhartige wilden, die naar bloed dorsten, te willen loslaten! Tegen wie? Tegen onze evangelische broeders! Hun land verwoesten, hunne woningen omverhalen, hunne namen en hun ras laten uitdelgen, door de hulp van afschuwelijke bloedhonden van den oorlog! Spanje kan niet langer aanspraak maken op de eerste plaats in barbaarschheid. De Spanjaarden hebben bloedhonden losgelaten tegen de ellendige inboorgen van Mexico, maar wij, nog roekeloozer, hitsen de bloedhonden van den oorlog aan tegen onze landslieden in Amerika, die met ons door eiken band, welken de humaniteit knoopen kan, verbonden zijn." Hij bezwoer de Lords om op het infame voornemen het stempel van de publieke verachting te zetten, en eischte van de bisschoppen, dat zij het land voor de schrikkelijke zonde zouden bewaren. Mylords! riep hij uit: Ik ben oud en zwak en nu niet in staat meer te zeggen, maar mijn gevoel, mijne ergernis waren te groot, dan dat ik mij korter had kunnen uitdrukken; ik zou mij dezen nacht niet rustig te bed kunnen leggen en mijn oud hoofd op het kussen laten rusten, wanneer ik hier niet mijn afschuw voor de geuite ongehoorde en verachtelijke grondstellingen uitgesproken had." Aldus de oude Pitt voor 125 jaren; en thans?

De A. E. K. wijst er op, dat tegen de gedachte om de wilde Kaffers tegen een Christelijk volk te wapenen, en tegen al de gruwelen die het Engelsche leger in den krijg tegen de Boeren bedreef, geen woord in regeeringskringen en nauwelijks eene stem uit Christelijke kringen gehoord is. Men doet alsof dit alles niets is, men wil de dingen niet onderzoeken, om er niet tegen te getuigen. Men meent dat elk blad, dat zijn ergernis uitspreekt over de wijze waarop de Engelschen krijg voeren en over hunne gemeene soldaten, met goud uit de Transvaal betaald wordt. Men denkt dat de geheele pers van Duitschland, Noord Amerika, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk enz. met Krugers goud is omgekocht! Maar daarmede worden de feiten niet ongedaan gemaakt; veeleer zijn de dingen, intussi-hen door betrouwbare getuigen gestaafd, gebleken veel erger te zijn, dan rnen eerst geloofde.

Het is een feit, hetwelk door blieven van Engelsche soldaten is bevestigd, dat de Engelsche „brave jongens" na den slag bij Elandslaagte horloges en geld in menigte hadden; zij hadden dooden en gewonden beroofd. Brieven van menschen die aan de zijde der boeren streden, deelen mede, dat de landers met de om levensbehoud vragende of gewonde vijanden niet naar het oude rooversparool: „je geld of je leven", maar naar het nieuwe: „eerst je geld, daarna je leven" handelden. Hadden zij het geld ontvangen en het horloge er bij, dan werd de man neergestooten. Zij vergenoegden zich niet met de eenvoudige verwonding hunner tegenstanders, maar bearbeidden ze met ongehoorde ruwheid met hunne lansen. Een Duitsch arts vond in het hospitaal een mensch, die meer dan tien lanssteken gekregen had en zeide dat het omdraaien der lansen in de wonden het smartelijkst geweest was. Zij moeten vreeselijk huisgehouden hebben, die „brave jongens" de lanciers. Daaruit is het te verklaren, dat de boeren gezworen hebben geen van deze roovers en moordenaars te laten leven, wanneer zij in hunne handen vielen. En zij vielen in hunne handen. Ettelijke honderden werden door de boeren omsingeld en tot zes man neergeschoten, welke zes aan de hunnen bericht moesten brengen van hetgeen er gebeurd was. Zij hadden zich als wilde dieren gedragen, zij vonden hun dood als wilde dieren. Maar niet alleen traden enkele ruwe Engelsche soldaten de eischen van het Christendom en de humaniteit met voeten. De Cape Times (een blad dat in de Kaap verschijnt) eischt openlijk, dat men den verwonden boeren geneeskundige hulp en verpleging zooveel mogelijk zal onthouden, om ze te gronde te laten gaan. Overeenkomstig dezen eisch werden dan ook door de Engelschen onderscheidene artsen van het slagveld weggevangen, ofschoon zij geen wapens droegen. Zij werden naar de Kaapstad gebracht, waar men hen weer vrij liet. Doch zij waren een reeks van dagen verhinderd geweest de Boeren te helpen.

Er werden ambulances opgehouden, die den gekwetsten Boeren hulp moesten brengen. Hoe de Engelschen met den gewonden boerengeneraal Koek gehandeld hebben, znodat hij tengevolge van barbaarsche verwaarloozing stierf, is bekend. De wreedheden der Engelschen komen niet voor rekening van enkelen, maar zij hebben volgens een systeem plaats. Dit blijkt ook uit de behandeling der gevangenen, die men in open spoorwagens vervoerde, ze aldus aan wind en weder blootstellende; en in de stad gekomen, werden zij aan den spot van et gemeen prijsgegeven, daarna in een oud schip samengepakt of ook in het tuchthuis onderdak gebracht. Het geheele Engelsche eger schijnt door den geest van Cecil Rhodes bezield, - bij wien „de zedelijke zijde weinig ontwikkeld is", volgens getuigenis van zijne vrien-

den. Vervolgens haalt het blad de getuigenis aan van vrijheer von Dalvvig, een Pruisisch ritmeester, waaruit blijkt, dat Engelsche officieren vrouwen, kinderen en grijsaaards neerschoten en meehielpen, om huizen in brand te steken. In Holfontein werden 5 mei.sjes door Kaffers vastgehouden en door Engelsche officieren op de afschuwelijkste wijze mishandeld; en trois al deze gruwelen is er in Engeland geen boetvaardigheid!

Daarna wordt aangetoond, hoe de Boeren zich tegenover hunne vijanden gedragen, en welke bewijzen er zijn, dat de vinger Gods hen leidt.

Het deed ons goed, deze dingen in een Luthersch blad te lezen. Immers stonden de Calvinisten bij de Duitsche Lutherschen tot hiertoe in geen goed blaadje; volgens vele Lutherschen staat Gereformeerd en rationalistisch op één lijn, terwijl andere van oordeel zijn, dat de Calvinisten niet anders dan drijvers der praedestinatie zijn, waarvan de ongunstige moreele gevolgen volgens hen niet kunnen uitblijven. Men ziet het nu voor oogen, dat het Calvinisme niet dan verderfelijken invloed heeft uitgeoefend, dien men er in sommige kringen aan toeschreef. Wellicht zal men er toe komen om in Christelijke kringen een verband te zoeken tusschen het formalisme, den uitwendigen vormdienst, waartoe velen in Engeland vervielen, die leden willen zijn van de kerk van Engeland, en het ongeloof dat zich in de Nonconformistische kerken openbaarde, waartegen de machtige prediker Spurgeon zijne stem verhief.

Laat men in Duitschland ook niet vergeten, dat het hoofd van de Pruisische landskerk, de Duitsche keizer, officieel de opperste bisschop van de kerk die de meeste leden telt, vriendschappelijke handdrukken heeft gewisseld met den gekroonden moordenaar, onder wiens toelating een driemaal honderdduizend Armenische Christenen zijn vermoord! Laat men in Duitschland niet uit het oog verliezen, dat de Duitsche keizer, toen hij Jeruzalem bezocht om daar eene evangelische kerk te openen, den sultan van Turkije zijn vriend genoemd heeft.

Laten wij Nederlanders ook niet uit het oog verliezen, dat het Ned. Herv. kerkgenootschap bij de ceremoniën in Jerusalem, die ieder tegen de borst moest stuiten, officieel vertegenwoordigd werd.

Laten wij Nederlanders ook niet over het hoofd zien, dat wij nu al langer dan 25 jaren oorlog hebben gevoerd tegen Atjeh, en dat tot hiertoe geen belijder van den Christus tot de overtuiging is gekomen, dat die oorlog rechtvaardig is! Wat al menschenlevens heeft die oorlog reeds gekost!

Mocht de vernedering die Engeland ondergaat, ook ons volk tot een voorbeeld zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's