Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Appeltern.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Appeltern.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het gruwelijk fanatisme, dat in Appeltern uitbrak, schreef de Standaard:

De gruwel van Appeltern heeft heel het land door de gemoederen ontsteld.

Men staat hier voor een misdaad van seclarisch fanatisme, als men in onze dagen niet meer voor mogelijk had gehouden.

Godsdienstwaanzin is hier volstrekt niet in het spel, alleen een sectarisme, dat in zijn fanatieke drift de ordinantiën Gods, in natuur en Woord, in het aangezicht slaat.

Niemand die nog het Onze Vader bidt, en daarin óók bidt: „Verlos ons van den Booze", kan de inwerking op ons leven van demonische machten ontkennen.

De vraag is alleen maar, hoe, op wat wijs we ons tegen deze hebben te verweren. Daartoe nu wees de Christus het geestelijk middel aan van vasten en bidden, maar het Heidendom nam zijn toevlucht tot niliücndige middelen van slaan, branden en dooden; en het zijn deze Heidensche usantiën, die in strijd met Gods Woord voor een deel nog in enkele streken ook van ons land hangen bleven.

Schrijver dezes is er te Scheveningen voor ruim twintig jaren zelf getuige van geweest, hoe in de groote kerk, toen bij een paniek, uit vrees voor brand, al het volk wegstoof, en een beteuterde vrouw, geheel buiten zichzelf, in het ruim zitten bleef en gilde, twee mannen op haar aanvlogen, en zeggende dat ze den booze inhad, haar uit al hun macht begonnen te slaan, zoo zelfs, dat het moeite kostte hen te bewegen, hiervan af te laten.

In Brazilië is de regeering voor jaren zelfs met een brigade krijgsvolk tegen zulk een secte moeten optrekken, om haar wilde orgiën te stuiten.

Tegea de excessen van zulk fanatisme moet de Overheid dan ook ingaan. Hier is gruwelijke overtreding van de ordinantiën Gods. Ilier is moord en mishandeling, en dit moet zonder aanzien der personen gestraft. .

Zulke overblijfselen van het Heidendom moeten worden tegengestaan.

En als de Overheid haar plicht heeft gedaan, heeft de kerk te Appeltern te onderzoeken, welk deel van schuld aan haar ligt, en moet ze door de macht van het Woord met tak en wortel zulk fanatisme geestelijk pogen uit te roeien.

Er moet in Appeltern een biddag worden uitgeschreven tegen den demon van zulk wild fanatisme!

Hier komt de Hervorming tegen op.

Zij wraakt het, dat de Stand, het geloof in demonische machten beschermt, in plaats van het te helpen uitroeien.

Dit kan niet doen, wie de Openbaring der Heilige Schrift als waarheid aanneemt. Jezus leert zeer beslist dat er een duivel bestaat, en de Schrift zegt dat die voer in Judas. Jezus ontmoette telkens „bezetenen". Hij zelf wierp duivelen uit, en gaf aan zijn discipelen de macht om desgelijks te doen. En ook de apostelen leeren ons, dat we den strijd hebben niet tegen vleesch en bloed, maar tegen „de geestelijke boosheden in de lucht". Jezus' gansche levensstrijd was tegen den „Overste dezer wereld”.

Door het feit zelf van de inwerking van demonen op den mensch voor onwaarheid te verklaren, zou de Stand., dus de apostelen en heel de Schrift lijnrecht weersproken hebben.

De Stand, schreef:

„Niemand die nog het Onze Vader bidt en daarin óók bidt: Verlos ons van den Booze, kan de inwerking op ons leven van demonische machten ontkennen.”

De Herv. zegt hiervan :

Maar doet dit hier, in dit verband, terzake? En indien het hier ter zake doet, kan het dan een andere strekking hebben, dan den waan dier Appelternsche dwepers in bescherming te nemen ?

„De vraag is alleen maar, heet het verder, hoe, op wat wijs, we ons tegen deze (demonische machten) hebben te verweren.”

Neen, dit niet alleen is de vraag.

Ue vraag is in de eerste plaats, of gij, die bij uw volk het geloof in demonische machten onderhoudt, zonder dat gij bij machte zijt aan te wijzen, waardoor het die demonische invloeden van andere invloeden zal kunnen onderscheiden, niet mede verantwoordelijk zijt voor zijn vreeselijken waan, dat een bepaald persoon in onderscheiding van anderen, van zoo'n boozen demon zou bezeten zijn.

Daar ligt in de eerste plaats de vraag waarmee gij te doen hebt.

Indien dit zoo is, laat dan de Herv. ook staande houden, dat de Heilige Schrift, dat Jezus, dat de apostelen de verdwaasden van Appeltern in bescherming nemen, en voorts de Schrift uitbannen.

Ja maar, zegt de Hervorming, gij mist het middel om aan te wijzen, „waardoor men de demonische invloeden van andere zal kunnen onderscheiden”.

Ei zoo, als de arts ziekte constateert van psychischen oorsprong, zal hij dan dezen oorsprong niet mogen constateeren, ook al is hij nog buiten staat, een volledige diagnose te geven?

Voor u, gaat de Herv. voort, kan dat geen kwaad, uw hooge ontwikkeling bewaart u voor excessen, maar bij anderen leidt dat vanzelf tot fanatisme.

Ze schrijft:

U zal het Joodsche, en nieuw-testamentische, en middeneeuwsche geloof aan de inwerking van demonen, specifiek onderscheiden van andere invloeden, niet deren. Voor uw levenspraclijk heeft het geen gevolg. Heel uw ontwikkeling en de levenskring waarin gij ademt, bewaart er u voor, dat de voorstelling van den baarlijken duivel en zijn trawanten u tot een concrete werkelijkheid wordt. Maar de volkskringen, die onder uw invloed staan, verkeeren, ook thans weder blijkens de bloedige tooneelen te Appeltern, in een ander geval.

Dit wordt door de Standaard geheel en al voorbijgezien. En ongemerkt worden zij, die den demon op zoo gruwelijke, en, ook volgens de Standaard natuurlijk, op zoo misdadige wijze te lijf gingen, zelven aangewezen als menschen die de slachtoffers zijn van den demon van zulk wild fanatisme, waartegen te Appeltern een biddag moet worden uitgeschreven.

Met uw verlof.

Duizenden en nogmaals duizenden, die op gelijke trap van ontwikkeling staan als de fanatici van Appeltern, gelooven evenals wij aan demonen, en toch komt er nooit een exces bij hen voor. Vv^at hen bewaart is, dat ze zich aan de Schrift houden, en aan wat Jezus voorschreef, aan het vasten en bidden.

Uw distinctie gaat dus niet op. De ervaring weerspreekt haar.

De Stand, beweerde, dat men hier niet met krankzinnigheid, maar met fanatisme te doen heeft.

De Herv. antwoordde:

Onze psychiaters zullen er waarschijnlijk anders over denken. Indien hier geen godsdienstwaanzin in het spel is, waarbij zou dan ooit van godsdienstwaanzin sprake kunnen zijn, zouden wij meenen.

Wat zegt dit? Zijn de Psychiaters dan - de mannen die recht van meespreken op het gebied van de religie hebben.' Waardoor hebben ze zich dan dit recht verworven?

Ook dat we de Overheid er bij riepen, deugt volgens de Herv. niet, althans niet om te straffen.

Nu nog fraaier. God zegt: gij zult niet dooden. Hier greep moord plaats, en de Overheid zal niet moeten straffen? Weet dan de Herv. niet, dat we een strafwetboek hebben, en dat op moord straf staat?

Ze zegt er van:

De Standaard wil, dat de Overheid die Appelternsche verdwaasden zal straffen — niet onschadelijk zal maken in het belang van rust en veiligheid, ter voorkoming ook van uitbreiding van een kwaad, dat, zooals de ervaring bij soortgelijke gevallen leert, besmettelijk is; — maar zal straffen, omdat hier gruwelijke overtreding is van de ordinantiën Gods, omdat zulke overblijfselen van het Heidendom moeten worden tegengestaan; m. a. w. omdat de Standaard van oordeel is, dat de wijze waarop men in Appeltern den demon bestreed, in strijd is met de Schrift en met Christus bevel.

Nu is, moet men weten, de Heraut juist dezer dagen bezig geweest, van nieuws het bekende gravamen van Dr. Kuyper tegen art. 36 der Nederlandsche geloofsbelijdenis, waarbij de Overheid wordt opgedragen voor de ware religie te waken, toe te lichten en te bepleiten. Wij laten daar, of, in overeenstemming met dat artikel, de Overheid in dien geest tegen de Appelternsche euveldaden te laten optreden, niet in strijd is met die wraking van art. 36. Maar' getuigt het niet van verwarring dat de Standaard At Overheid beveelt, tegen menschen, die volgens het slot van zijn schrijven bezeten zijn, op te treden op een wijze, die door de Schrift en door den Christus wordt veroordeeld?

Wij begrijpen het niet.

„Bezetenen" hebben wij die „moordenaars" volstrekt niet genoemd. Ze wilden omgekeerd een „bezetene" verdoen.

Dat dit geval met Art. T, 6 niets uitstaande heeft, is te duidelijk om er ons bij op te houden.

En wij blijven met de Stand, beweren, dat de kerk en de kerkeraad hier een zware verantwoordelijkheid draagt; dat een vasteen biddag onverwijld moest worden uitgeschreven; en dat dit vreeselijk kwaad niet opkwam uit de overtuiging, dat „de duivel omgaat als een brieschende leeuw, zoekende wien hij kan vershnden", maar daaruit, dat men tegen demonische machten op Heidensche in plaats van op Christelijke wijze den strijd aanbond.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Appeltern.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's