Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Cot eene voorbereiding van mijne begrafenis.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Cot eene voorbereiding van mijne begrafenis.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want als zij deze zalf op mijn lichaam gegoten heeft, zoo heeft zij het gedaan tot [eene voorbereiding van] mijne begrafenis Math. 26: I2.

Met het woord heeft het zinnebeeld één doel, maar het is iets anders en het werkt anders. De heilige Schriftuur is van zinnebeelden vol. Reeds in het Paradijs wordt ons gemeld van een „boom des levens". Heel Israels eeredienst was rijk aan ziijbeeldige plechtigheden. De heilige profeten ontvingen gedurig Goddelijk bevel om met de zinbeelden van kruik en gordel, van de korven vijgen, en wat niet al, voor het volk te treden. Jezus zelf spreekt in en buiten zijn gelijkenissen, bijna als regel in zinbeeldige taal. Ónze Heiland stelde voor de kerk aller eeuwen de zinbeeldige teekens van zijn Sacramenten in. En ook als op Pathmos het vergezicht in de eeuwigheid zich ontsluit, is het in zinnebeeld na zinnebeeld dat de heerlijkheid des hemels zich voor ons teekent. Het zinnebeeld komt niet bij het Woord Gods bij, maar is er een deel van. Ook in die zinnebeelden spreekt de Heere.

Toen in de ure der schepping het woord uitging, ontstonden er niet begrippen, maar ^«^^/z, en in die dingen lag een sprake Gods, wijl God er zijn gedachten in had uitgesproken. Er was een sprake der hemelen aan het firmament. De bliksem heet in Ps. 2 : 9 zelf „de stemme des Heeren". En Psalm 19 zegt ons, dat de hemelen Gods eer vertellen en het uitspansel zijner handen werk. Dag aan dag stort overvloediglijk sprake uit, en nacht aan nacht verkondigt wetenschap.

Heel de Schepping is één zinnebeeld, één machtige vertooning van de gedachten des Heeren. Vandaar, dat heel de wereld symbolische beduidenis heeft. Het huwelijk als beeld van wat de Bruid der Kerk aan den hemelschen Bruidegom verbindt, de wijnstok als beeld van wat Jezus voor zijn geloovigen is, de herder als be; ld van de zorge Gods voor zijn creatuur, het zuurdeesem, het licht, de fontein, het zijn al te maal beelden van het heilige, en brengen dit heilige ons naderbij.

Vandaar, dat Jezus zoo hoogst zelden in begrippen redeneert, maar bijna altoos in symbolische taal de mysteriën van het Koninkrijk der hemelen voor ons teekent.

De dichters leven uit het zinnebeeld. Wie welsprekend is en harten roert, laat vanzelf de begrippen los, en gaat in beeldspraak over.

De volkstaal ontleent aan het zinnebeeld haar rijkdom. Bij al wat plechtig is en indrukwekkend zal zijn, wordt het symbool te hulp geroepen.

Het beeld grijpt de zinnen aan. Voor uw zinnen roept het een levensbeeld op. En in dat levensbeeld spreekt als in een spiegel u het geestelijk wezen toe.

Ge ziet, ge grijpt het, en het maakt zich van u meester, veel machtiger dan het scherpst belijnde, het fijnst ontleede begrip dit kan.

Is het dan wonder, dat ook het heiligste drama, dat deze wereld ooit aanschouwd heeft, dat het lijden en sterven van den Zone Gods, zinnebeeldig is ingeleid, dat het gewijd werd door de heilige zalving?

Die vrouw wist niet wat ze deed. Ze verstond niet, dat ze instrument Gods was, om het ter slachting gaan van het Lam Gods zijn plechtigen aanvang te geven. Zij handelde uit de aandrift eener heilige toewijding. Jezus was haar dierbaar geworden. Heel het mysterie van Jezus' persoon had haar aangegrepen. Jezus had haar ziel vermeesterd. En zonder zich te verklaren hoe, had ze in dien wonderen Rabbi van Nazareth eeuwigen vrede gevonden. En nu wilde ze voor Jezus iets doen. Ze wilde haar Jezus eeren. Voor hem moest het beste, het eelste, het rijkste uit haar huis zijn. Een flesch, een alebasterkruik met onvervalschten nardus. Voor die dagen een schat. Een kapitaal, zouden wij zeggen. En zoo als de gedachte in haar opkomt, staat tegelijk haar besluit vast. Die nardus is hém gewijd. Met die alebasterkruik spoedt ze zich naar het huis, waar ze weet dat Jezus is. En ijlings op hem toegeloopen, breekt ze de kruik open, en ledigt den kostelijken inhoud, dien uitgietende over het voorwerp harer heilige liefde. Die keurige, geurige olie vervluchtigde zich onder het uitgieten. Ze baadde Jezus als in één hem omwasemende sfeer van weiriekenden ether. Die geurige dampen verspreiden zich door heel de zaal waar Jezus aanzit. Ieder der aanzittenden drinkt die edele geuren in. En terwijl heel het aanzittend gezelschap zich voelde aangegrepen, is Jezus van die uitstralende, die uitwasemende geuren het middenpunt. En de vrouw, die met de ledige kruik er bij staat, geniet. Ze heeft haar Jezus verheerlijkt.

Of ze vermoeden had van Jezus einde? Niets duidt het aan. Eerst Jezus eigen woord: „Zij heeft dit gedaan tot een voorbereiding van mijne begrafenis", brengt deze zalving met het lijden des Heeren in verband.

Ook al handelde ze onder een voorgevoel, stellig heeft ze ter helfte de diepte van haar daad niet begrepen. Het was God de Heere die haar die daad in het harte gaf, het was de drang des Geestes die haar die daad volvoeren deed. En het was niet die vrouw, maar het was God de Heere die door die vrouw aldus zinnebeeldig het lijden en sterven van Christus inleidde.

Jezus verstond het, wat die zinnebeeldige zalving beteekende. Jezus zag er de heilige, de indrukwekkende beduidenis van. Voor hem was het de wijding van het heilig Godalam ten offerande.

Zooals hij bij die zalving een oogenblik als verborgen werd in de welriekende dampen, zoo zou straks de aarde hem in haar schoot verbergen, met de heerlijkheid der Opstanding als profetie.

„Zij heeft een goed werk aan mij volbracht" sprak Jezus, onder de heftige gewaarwordingen die hem moesten aangrijpen. Die zalving wijdt uw Heiland voor het graf.

Van het graf en van het verrijzen lag in die ééne zalving het dubbele zinnebeeld. Dat overgieten het zinnebeeld des stervens. Dat opstijgen der v/elriekende geuren het zinnebeeld van een nieuw, een heerlijk leven.

o, Als Jezus nu nog in Bethanië was, uit alle streken zouden ze willen toevloeien, , die tienen tienmaal meer ten koste zouden willen leggen, om een ecre als die der zalving aan Jezus toe te brengen. Van verre laat het zich niet gissen, wat schat uit alle volk en natie zou worden saamgebracht, om zoo plechtige daad aan den Heiland der wereld te volbrengen.

Maar thans zou het die waarde niet hebben. Voor Jezus uit te komen, Jezus eere te bieden, nu „de arbeid zijner ziele" achter hem ligt, nu hij door den Vader „uitermate zeer verhoogd is", en engelenlied en menschenzang om strijd zijn lof in aanbidding doen opklimmen, daarin viert de kunst der heilige liefde haar triomf niet. Maar dien kostelijken nardus voor Jezus te plengen, toen Judas broedde op zijn verraad, toen de discipelen gingen twijfelen, en de macht der wereld zich opmaakte, om hem in het stof des doods te leggen, dat was der liefde heerlijke virtuositeit, dat voor wie het volbrengen mocht zaligheid op aarde indrinken, en voor Jezus zielsverkwikking.

Waarom dat aan die anders vergeten vrouw beschoren was, en niet aan u ? Hier is de vrij macht des Vaders. Hier is de verkiezende genade. Maria verkoren, om haar Heiland in haar schoot te dragen, Johannes verkoren om in den schoot van Jezus aan te liggen, en deze vrouw verkoren, om Jezus te zalven voor zijne begrafenis.

Dat alles laat zich niet herhalen. Het zijn heilige privilegiën slechts aan één enkele gegund. En Gode alleen verbleef hier de beschikking.

Maar de eere van het te mogen doen, het voorrecht er toe verwaardigd te worden, was boven alle schatting uitnemend. Jezus zelf sprak het uit, dat van de daad, van het heerlijk voorrecht van die vrouw, de heele wereld door zou gesproken worden.

En toch, als ge het haar benijden mocht, ge zoudt het haar benijden, niet om uw roem de wereld te zien doordragen, neen, maar om zoo heerlijke daad, in zulk een oogenblik, aan uw Jezus te hebben mogen volbrengen.

Dat is voor die vrouwe de heerlijkheid geweest.

En daarom jubelt ze nog, jubelt ze eeuwiglijk: „Ik heb mijn Heiland mogen zalven voor zijn dood.”

Doch let nu op wat Judas, de verrader, sprak: Ook dat droeg zich toe onder hooger bestel.

Hij sprak van de armen. Niet om die armen, maar omdat die eere, aan Jezus bewezen, hem vlijmde in zijn ontrust geweten, ontrust door zijn broeden op verraad.

Maar dit blijft dan toch, dat Jezus zijn woord opnam, en het den zijnen door alle eeuwen toeroept: De armen hebt ge altoos met u.

En ook dat woord heeft Jezus' kerk verstaan.

Nu ze niet als die begenadigde vrouw Jezus kon zalven, heeft ze, met iets van de aandrift van haar liefde in het hart, voor Jezus in zijn armen haar gaven geofferd.

Christelijke armenverpleging is met geestdrift zijn kostelijken nardus te gelde maken om ezus wil.

Gij dan, die die vrouw benijden kondt, vergeet de armen van uw Heiland niet. Ga ze niet voorbij, die hij u achterliet.

Sprak hij niet: Voorzooveel gij dit aan één mijner minste broederen gedaan hebt, zoo hebt ge dit mij gedaan?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Cot eene voorbereiding van mijne begrafenis.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's