Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Inaugureele oratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Inaugureele oratie.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 16 Maart 1900.

De inaugureele oratie van Dr. H. H. Kuyper, bij zijn optreden als gewoon hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, is thans in druk verschenen, en ook ons ter recensie aangeboden.

De bijzondere beteekenis van deze redevoering voor de Vrije Utiiversiteit springt in het oog. Het was toch de eerste maal, dat in de Theologische faculteit een harer eigen kweekelingen in het hoogleeraarsambt optrad, en daarbij mag het voor haar een voldoening zijn, dat, zoo binnen als buiten onzen kring, algemeen in dezen titularis de wetenschappelijke gerechtigdheid tot zulk een ambt erkend is. Dr. H. H. Kuyper had én door zijn academisch proefschrift, én door zijn omvangrijk werk over de Postacta, naar aller oordeel zijn sporen op wetenschappelijk gebied verdiend. Dat, in niet te breeden kring, bij zulke benoemingen gevaar voor Nepotisme kan bestaan, valt niet te ontkennen; en juist daarom geeft het te hooger bevrediging, indien zulk verwijt zelfs niet gefluisterd wordt, waar de bijkomstige gegevens niet ontbraken om het uit te lokken.

Doch ook afgezien van deze beteekenis voor de Vrije Universiteit is de gehouden oratie een stuk van blijvende waarde, dank zij het in die oratie behandelde onderwerp.

Onzer is een eigen leven, omdat we een eigen beginsel belijden. Niet, alsof dit beginsel alle verwantschap miste met het beginsel waaruit andere Christelijke groepen leven. Maar, ook al zou het een besliste fout zijn, voor die verwantschap het oog te sluiten, evenzeer zouden we toch de zenuw onzer kracht doorsnijden, indien we het eigendommelijk karakter van het Gereformeerde leven, en dus ook van het Gereformeerde bewustzijn, uit het oog verloren.

Intusschen was het ondenkbaar, dat de eerste hoogleeraren der Vrije Universiteit reeds terstond, bij hun eerste optreden, genoegzaam helder inzicht zouden gehad hebben, om voor elk onderdeel der wetenschap het juiste standpunt, dat door hun beginsel geëischt werd, methodologisch af te bakenen.

Dit kon eerst gaandeweg resultaat van latere en nadere studie worden. Niet in de eerste, maar in de tweede generatie kon hierop worden gehoopt.

Die verwachting nu is niet teleurgesteld.

De eerste maal toch, dat iemand uit de tweede generatie onder ons optrad, is thans voor één dier vakken, t. w. voor dat der kerkhistorie, de levenswijze van dat vak, met rijpe bewustheid, uit het door ons beleden beginsel afgeleid, en met volledige kennis van zaken aangetoond, welke critiek onzerzijds gold ten opzichte van anderer door ons gewraakte methode.

Moge het onderwerp van zulk een critiek voor het breeder publiek al weinig aantrekkelijkheid hebben, voor den kenner klimt ze juist door dat methodologisch karakter in beteekenis. Ze zet bakens uit, die duurzaam dienste doen, en die ook voor de afbakening van het terrein voor andere vakken besteklijnen geven.

Vindt ze in dit opzicht navolging, en geven straks andere inaugureele of ook rectorale oraties ons soortgelijke bestekteekening voor andere vakken, en wordt zoo ten slotte de cyclus geheel uitgewerkt, dan zal de wetenschappelijke positie van het gereformeerde leven steeds meer geconsolideerd worden, en helderheid van inzicht, klaarheid van bewustzijn, en hiermede verhooging van denkkracht, onder onze geestverwanten de vrucht kunnen zijn.

Dat ook deze oratie tegen den stroom oproeit, en in principieel conflict kom.t met de methode aan onze Rijksuniversiteiten op historisch gebied gevolgd, spreekt vanzelf. Dat is juist haar verdienste. Te meer, waar we, om licht te gissen reden, sober in ons oordeel, toch geen oogenblik aarzelen te getuigen, dat ze beide èn in haar critiek op wat ze verwerpt én in haar waarmaking van wat ze stelt, alleszins gelukkig geslaagd is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Inaugureele oratie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's